De opa van Sunny Bergman was een nazi. Hij verkrachtte haar oma en keek niet om naar zijn zoon Richard, Sunny’s vader. Hoe zat het nou precies met die opa, vraagt Bergman zich af. En welke invloed heeft haar familiegeschiedenis op haar eigen leven gehad? Die vragen onderzoekt ze in haar boek 'Mijn nazi opa', een zoektocht naar intergenerationeel trauma.

Opeens was Richard invalide. Zonder dat de artsen er een goede verklaring voor konden vinden, raakte de vader van documentairemaker Sunny Bergman verlamd, een dwarslaesie. En dus staat Bergman de billen van haar vader af te vegen, “ook mijn kloten”, instrueert hij zuchtend. Toen haar rol veranderde en ze meer tijd met haar vader doorbracht, leek de tijd rijp om samen met haar vader haar familiegeschiedenis in te duiken, vertelt ze. Ze wist al langer dat ze een ‘nazi-opa’ had: Richards moeder werd verkracht door de Duitse burgemeester bij wie ze tijdens de oorlog in de huishouding werkte. Hij gaf haar een oprotpremie en keek nooit naar zijn zoontje om. Maar hoe zat dat nou precies? Hoe nazistisch was hij? Waarom liet zijn moeder Richard bij terugkomst achter bij zijn straatarme Twentse grootouders? Hoe is Richard beïnvloed door zijn verleden en hoe gaf hij dat verleden door aan zijn eigen kinderen, aan Sunny?

Mijn nazi opa, een persoonlijk onderzoek naar intergenerationeel trauma is het verslag van een zesjarige zoektocht, die Bergman onder meer naar het Duitse stadje Rahden brengt, waar ze ontdekt dat haar opa als burgermeester iemand opvolgde die niet streng genoeg was voor de Joodse bevolking. Maar het boek is ook een reis naar binnen, een onderzoek naar hoe de geschiedenis van haar familie Bergmans eigen leven heeft beïnvloed. Langzaam ontwart ze de “complexe wisselwerking van emotionele patronen” binnen haar gezin en ziet ze haar eigen relatieproblemen onder ogen.

Je boek is een persoonlijk onderzoek naar intergenerationeel trauma. Wat is dat precies?

“Dat is best ingewikkeld, want de term trauma is aan inflatie onderhevig en er zijn verschillende opvattingen over. Over het algemeen is trauma iets wat leidt tot PTSS en dat is wat betreft het naziverleden van mijn opa bij mij niet het geval. Maar als je het hebt over intergenerationeel trauma, dan gaat het over hoe heftige gebeurtenissen in het verleden generaties later nog door kunnen werken, in de vorm van patronen die doorgegeven worden. Ik heb bij mezelf ontdekt dat daar sprake van is. Niet het nazisme van mijn grootvader heeft daar de meeste impact op gehad, maar vooral het feit dat mijn oma verkracht is en mijn vader uiteindelijk zonder biologische ouders is opgegroeid.”

Je merkt bijvoorbeeld dat je veel partners hebt gehad met een vergelijkbaar trauma als dat van je vader, omdat ze door hun ouder zijn achtergelaten, en dat jij voor hen zorgt. Ook David, je partner en vader van je kinderen, is door zijn moeder in de steek gelaten. Na veel reflectie op de problemen in je relatie en de dynamiek tussen jullie, besluit je van hem scheiden. Hoe heeft de zoektocht naar je opa dat proces beïnvloed?

“Alles kwam op scherp te staan en ik werd me bewust van bepaalde patronen. Door het op te schrijven – het is raar hoe dat werkt – krijgen herinneringen ook meer gewicht. Ik heb bijvoorbeeld geschreven over onze laatste vakantie als gezin. Aan het einde van die vakantie bezochten we het graf van mijn grootvader en dat was ook het moment waarop ik grote wanhoop voelde over mijn relatie. Doordat ik dat heb opgeschreven is het nog meer met elkaar in verband komen te staan, zijn mijn gevoelens veel gewichtiger geworden en moest ik er ook gevolg uit trekken.”

Je gaat langs bij heel uiteenlopende mensen om over intergenerationeel trauma te praten, van een wintipriesteres tot een neurowetenschapper. Waren er overeenkomsten tussen al die verschillende benaderingen?

“Tijdens mijn boekpresentatie had ik vier van die mensen uitgenodigd, neurowetenschapper Bart Rutten, die hoogleraar is op het gebied van de epigenetica (de wetenschap waarin onderzocht wordt wat de invloed van trauma’s op onze genen is en hoe die doorgegeven worden aan volgende generaties), wintipriesteres mevrouw Markelo, psychiater Glenn Helberg en schrijver Maurits de Bruijn, die zelf een intergenerationeel trauma heeft (zijn moeder zat als klein kind tijdens de oorlog ondergedoken en hij kreeg last van heftige angsten). We hadden een gesprek over intergenerationeel trauma en iedereen was het met elkaar eens, vanuit psychiatrisch, persoonlijk en wetenschappelijk perspectief. Dat vond ik heel mooi.”

"Intergenerationeel trauma gaat over hoe heftige gebeurtenissen in het verleden generaties later nog door kunnen werken, in de vorm van patronen die doorgegeven worden. Ik heb bij mezelf ontdekt dat daar sprake van is."

Sunny Bergman

“Mevrouw Markelo vertelde over haar religie, winti, waarin voorouders een belangrijke rol spelen en waarin wordt gesteld dat daden van voorouders voor negatieve effecten kunnen zorgen in het heden, als daar niet op een goede manier mee wordt omgegaan. Dat Glenn Helberg daarvoor open zou staan had ik wel verwacht, want hij probeert in zijn werk westerse en niet-westerse perspectieven te verenigen. Maar na afloop van haar vlammende betoog vroegen we aan neurowetenschapper Bart Rutten wat hij van die benadering vond. Toen zei hij alleen maar, ik ben het ermee eens. Dat vond ik erg leuk en verfrissend, want veel wetenschappers doen alsof zij de waarheid in pacht hebben en alsof spirituele tradities geen waarde hebben.”

Je bent ook te rade gegaan bij anderen, die inderdaad weinig wetenschappelijk zijn, zoals fotolezer Onno, die op basis van foto’s van je opa en oma een analyse maakte van hun karakter.

“Daar heb ik heel verschillende reacties op gekregen van lezers. Sommigen vonden het echt belachelijk, anderen zeiden: wauw, hoe wist hij al die dingen. Ik vond het bijzonder dat hij dingen zei die hij moeilijk kon weten, zoals dat mijn opa een overheidsfunctie had, of dat mijn oma een ‘oprotpremie’ had gekregen.”

Sunny Bergman (1972) is documentairemaker, regisseur, schrijver en activist. In haar persoonlijke films onderzoekt ze grote maatschappelijke vraagstukken. Ze maakte onder andere de films Sletvrees (2013) en Wit is ook een kleur (2016), waar ze ook columns en boeken bij schreef, en Man Made (2019). In 2023 verscheen haar boek Mijn nazi opa.

Je vader heeft niet zo veel op met die alternatieve methoden. Als je samen met hem een voorouderritueel wil doen, waarbij jullie kaarsjes aansteken en bedenken waar jullie je voorouders dankbaar voor zijn, is hij sceptisch. Toch is hij wel geïnteresseerd in de zoektocht. Wat heeft die hem uiteindelijk opgeleverd?

“Mijn vader is anders gaan nadenken over zijn eigen geschiedenis, bijvoorbeeld door het gesprek dat we met zijn zusje hebben gehad. Hij dacht altijd dat zijn stiefvader hem er niet bij wilde hebben en zijn moeder hem daarom bij zijn grootouders had achtergelaten. Maar zijn zusje zei dat het misschien ook wel een praktische overweging was, omdat ze geen woonruimte hadden. Dat heeft voor hem wel iets veranderd. Ook is onze band hechter geworden. Dat voorouderritueel, waar hij zegt niet voor open te staan, is toch iets wat we delen, waar we grapjes over kunnen maken en ons dichter bij elkaar heeft gebracht.”

Compassie tonen met voorouders is een terugkerend thema in je boek. Dat is best lastig als je voorouder een nazi blijkt te zijn, waarom zou je daar compassie voor willen tonen?

“Ik ben er ambivalent over, ook omdat het me niet goed gelukt is om veel te voelen voor mijn grootvader. Ik denk dat wanneer je compassie op kunt brengen voor mensen die slechte dingen doen, je uiteindelijk minder verbolgen zult zijn en mensen met een open hart tegemoet kunt treden. Maar dat is natuurlijk heel veel gevraagd. Het grootste voorbeeld daarvan is Edith Eger, die Auschwitz heeft overleefd en boeken heeft geschreven over hoe zij het verleden kon loslaten door de daders van de Holocaust te vergeven. Dat vraag wel een soort bovenmenselijke niveau van bewustzijn. Aan de andere kant kan woede over onrecht juist ook een productieve emotie zijn, omdat je van daaruit de situatie kunt proberen te veranderen. Het kan naast elkaar bestaan.”

Hoe kijk je vanuit dat perspectief naar de Dodenherdenking?

“Ik denk niet dat we op 4 mei massaal compassie moeten hebben met de daders, dat is heel veel stappen te ver. Bovendien is antisemitisme nog steeds een groot probleem, dus daar moeten we bij stilstaan. Maar we moeten er wel op beducht zijn dat mensen die slachtoffer zijn geweest ook gruwelijke praktijken kunnen gaan herhalen, zoals bijvoorbeeld het kaalscheren van zogenaamde ‘moffenhoeren’, dat was natuurlijk verschrikkelijk. Dat lot is mijn oma gelukkig bespaard gebleven, omdat ze langer in Duitsland is gebleven. Ik vind het wel belangrijk om altijd de menselijkheid te blijven zien als we nadenken over daderschap.”

Heeft de zoektocht naar je nazi-opa je beleving van 4 mei veranderd?

“Voordat ik aan dit onderzoek begon had ik misschien de illusie dat antisemitisme niet meer zo’n groot probleem is, maar ik ben me gaan realiseren hoe veel het nog voorkomt – in die alternatieve hoek is de opkomst van complottheorieën en bijbehorend antisemitisme schrikbarend – en dat het hartstikke gevaarlijk is. Ik maak me ook zorgen over de opkomst van fascistische en dictatoriale regimes. En bijvoorbeeld over hoe we praten over vluchtelingen. Niet zo lang geleden antwoordde een politicus op de vraag of ongedocumenteerden mensenrechten hebben: ‘Dat weet ik niet, dat moet ik nazoeken in de jurisprudentie.’ Er gaat geld vanuit de EU naar de Libische grenswacht, die mensen terugstuurt en martelt. Wij zijn als Europa dus mensen aan het dehumaniseren en aan het laten creperen. Ik maakte me daar altijd al zorgen over, maar doordat mijn eigen grootvader vatbaar is gebleken voor een fascistische doctrine, ben ik me er bewust van geworden dat het gemakkelijk kan gebeuren.”