De lelijkste samenvoeging op aarde bracht veel mensen die seksueel geweld hebben meegemaakt verlichting: #MeToo. Pas de laatste maanden ben ik me gaan ergeren aan de manier waarop de term in de media wordt gebruikt. Binnen de grenzen van Twitter heeft het nog wel iets poëtisch, bovendien heeft de hashtag daar nut. Toen Tarana Burke de term in 2006 tot leven riep, volgden er internationaal nog weinig reacties, het liep pas storm toen Alyssa Milano de kwestie opnieuw aan de orde stelde met dezelfde term, nu iets langer dan een jaar geleden.

Het werd een archief van duizenden, misschien wel miljoenen verhalen van mensen die machts- of seksueel misbruik hebben meegemaakt. Een beweging ontstond die ook doorzong buiten de grenzen van Twitter. Toch bleef de terminologie van dat medium behouden. #MeToo verwekte een hele bups aan nieuwe leenwoorden en samenstellingen of koppelingen. De een nog wanstaltiger dan de ander.

Laat me je meenemen langs een aantal koppen van het afgelopen jaar: 'CBS ontslaat NCIS-producent na #MeToo-klachten', kopte De Telegraaf. #MeToo-klachten, waar wordt dan precies op gedoeld? #MeToo is op zichzelf een aanklacht. Zijn het dus klachten over klachten? Nog een kop: 'Helft vrouwelijke festivalbezoekers maakt #MeToo mee' zette wederom De Telegraaf groot boven een stuk. Volgens die krant is #MeToo een zelfstandig naamwoord dat je kunt ervaren.

Volgens GeenStijl kun je het zelfs als het voltooid deelwoord van een werkwoord gebruiken: 'Nobelprijs voor Literatuur kapot-geMeToo'd.' Menig eindredacteur moet zich het hoofd over al deze spellingen hebben gebroken. Het Groene Boekje kent het woord nog niet, dus hier is geen redding te verwachten. De Volkskrant is nog creatiever dan GeenStijl en plakt de term aan een beroep vast: '#MeToo-dirigent brengt uitverkocht concert ten gehore in Utrecht', alsof het een soortnaam kan worden. NRC kopte: 'Is het tijd voor de comeback van #MeToo-daders?' Hier wordt het bijna een eufemisme, terwijl er toch heel duidelijke woorden voor die lui bestaan.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Een #MeToo-mars in Hollywood (foto: AFP/Mark Ralston).

De allerergste term die in het laatste jaar is ontstaan vind ik de #MeToo-discussie. Het is geen discussie. We hebben het over aanranding en verkrachting. De media wringen zich blijkbaar in tientallen bochten zolang ze maar niet de juiste woorden voor wat er aan de hand is, gebruiken. Je zou misschien kunnen beweren: verkrachting, aanranding, intimidatie, machtsmisbruik − een verzameling van vreselijkheden, die verdienen juist een gedrocht als woord. Of is het toch tijd om #MeToo op onze blote knieën te bedanken voor wat ze gebracht heeft, en de term zelf in de fik te steken?

Ik geloof dat we #MeToo moeten blijven gebruiken om machts- en seksueel misbruik aan te kaarten. Tegelijkertijd moeten we de juiste duidelijk terminologie gebruiken als het om verkrachting of aanranding gaat. De media zijn ook verantwoordelijk voor een precieze woordkeuze. Het lijkt wel of we doodsbenauwd zijn om die grote woorden te gebruiken. Het is makkelijker om te zeggen dat iets wel of niet een #MeToo-tje is. Ja dat ook: er is zelfs een verkleinwoord van de term gemaakt. Afschuwelijk overigens om over de kwantiteit of kwaliteit van misbruik te twisten.

Wanneer we het over aanranding of verkrachting hebben moeten we dat ook zo benoemen. #MeToo is niet bedoeld als werkwoord, ook niet als zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord. Het is een eufemisme geworden, een doekje over drek gedrapeerd, een pleister over een etterende wond, een geurverdrijver in een mortuarium. Ze heeft ons geholpen om iets te benoemen dat verscholen lag, maar nu schieten we opnieuw in dezelfde kramp als voorheen door loze termen te gebruiken. We zouden niet moeten vrezen voor het benoemen van wat werkelijk gebeurd is.