Nog een laatste ronde, en dan klaar, dan is 'ie weg. Momenteel werkt cabaretier Youp van 't Hek aan zijn allerlaatste voorstelling, waarmee hij in 2024 de theaterwereld vaarwel zegt. Een terugblik op die carrière wordt het niet, verwacht niet dat hij voor de zoveelste keer Flappie zal zingen. Om met van 't Hek zelf te spreken: het liefst moet het een beetje spraakmakend zijn, waarbij mensen het niet met mij eens hoeven te zijn. Aan de hand van muziek spreekt hij erover met Johan Fretz in de HUMAN-podcast Brainwash (abonneer je via Apple, Spotify, of RSS-feed).

In 2024 eindigt het tourleven.

'Ik speel vijftig jaar, dan. En in de loop van mijn leven heb ik bedacht dat het dan klaar is. Ik ben dan zeventig jaar oud en mijn publiek wordt ouder. Veertig jaar geleden zaten de studenten bij mij in de zaal en die hebben nu hun eigen Youp van 't Hek, in de vorm van Peter Pannekoek, Daniël Arends, Pieter Derks. Er zijn nieuwe Youps opgestaan en terecht. Ik heb inmiddels een hartoperatie gehad, ik heb heel zwaar corona gehad. Stel dat ik 84 jaar oud word, dan heb ik nog 14 jaar om van het leven te genieten, te kijken of ik dat geld op kan krijgen en een paar reizen te maken. Ik heb met heel veel plezier in heel veel files naar allerlei theaterzalen in het land gestaan. En met heel veel plezier ga ik dat allerlaatste programma maken.'

Een grap moet een zekere intelligentie hebben, het moet voor beide partijen aanvaardbaar en leuk zijn. Dat vooral: het moet leuk zijn.

Je bent bekend geworden met schoppen tegen de kleinburgerlijkheid en toch werk je tot je zeventigste.

'Ik werk niet. Dat is het grote verschil, ik heb mijn werk nooit als werk gezien. Ik heb altijd gezegd tegen mijn vrouw en de kinderen: 'Dan moet ik spelen, dan moet ik een stukje schrijven.' Ik heb het woord werken nooit gebruikt. Ik heb er nooit tegenop gezien, ben nooit sloffend naar boven gegaan omdat ik nog een stukje voor NRC moest schrijven. Integendeel, ik kan heel graag een feestje afzeggen omdat ik moet spelen of schrijven. Ik doe het allemaal met ontzettend veel plezier. Mijn werk is een onderdeel van mijn leven.'

Ben je niet bang dat je dat kwijtraakt?

'Nee hoor, want ik ben met allerlei andere dingen bezig. Met een raar boek, een soort kinderboek voor volwassenen dat ik samen met Marije Tolman maak. Een Zee van Tijd gaat het heten, en het gaat over de treurige man die met pensioen gaat. Het wordt een onbedaarlijk somber makend boek, maar wel erg om te lachen. Van het elektrische fietsen tot het golfen en kitesurfen, het komt allemaal aan bod. En ook het museumbezoek, want je hebt allemaal van die mompelende zestigers die met hun vrouw, waarvan je denkt dat het hun broer is, door musea schuifelen. Dat je denkt: sodemieter op. De bedoeling is dat iedereen die met pensioen gaat, dat boek krijgt van zijn vrienden. Zo van: sterkte, lees dit maar.'

Maar het touren, daar heb je genoeg van?

'Net als een pak melk heeft alles een houdbaarheidsdatum. Ook komieken. Ik ken een aantal oude komieken die dat ontkennen, maar laat ik het zo zeggen: ik ben dat niet met ze eens. Iedereen moet dat natuurlijk zelf weten. Ze mogen tot het gaatje gaan, maar ik heb voor mezelf besloten dat het bij mijn op mijn zeventigste klaar is. Ik wil alle tijd, om het zo maar te zeggen, voor nog een hartkwaal. Dat hoeft me niet nogmaals op het toneel te gebeuren. Er is een eind aan iets. Ik kan makkelijk op mijn zeventigste nog twee jaar door. En dan nog een keer twee jaar, maar het is mooi geweest. We hebben het onbedaarlijk leuk gehad.'

Een van de nummers die Van 't Hek heeft uitgekozen voor de podcast, is Sound of the Screaming Day van Golden Earring. De rockband maakte onlangs bekend te stoppen, omdat gitarist en mede-oprichter George Kooymans aan de ziekte ALS lijdt. 'Ik ben gek op dat nummer. Ik heb het ooit nog de single gekocht. Ik bewonder de Golden Earring heel erg, omdat ze altijd dat Haags bandje zijn gebleven, hoe groot de zalen waarin ze speelden ook waren. Ze zijn op een treurige manier geëindigd, door de ziekte van George, maar ik vind het zo bewonderenswaardig dat ze dan zeggen: dan stoppen we er allemaal mee.'

Heeft het artiestenbestaan altijd gelonkt?

'Er is een 8mm-filmpje dat mijn vader gemaakt heeft bij ons op de hoek van de straat in Naarden. Je ziet alle kinderen hockeyen. Eén jongetje staat bij het hek een beetje te dromen. Dat geeft mijn positie in het gezin redelijk goed weer. Ik kom uit een hele leuke familie, ik was ook niet het buitenbeentje, maar iedereen sportte heel fanatiek en ik deed dat niet. Toen ik een jaar of twaalf was, had mijn vader kaartjes voor Toon Hermans, maar niet voor alle kinderen. Ik mocht mee. Daar is het zaadje wel geplant. Ik zag hem opkomen met ballonnen, ik keek om me heen in Carré en dacht: dit wil ik ook. Maar er zijn natuurlijk heel veel jongetjes die in het voetbalstadion denken: ik word Johan Cruijff. En zo zullen er ook wel meer in Carré hebben gezeten die Hermans wilden worden.'

Je bent van de lange adem geweest.

'Ik ben begonnen op mijn zeventiende, dat zijn geen dingen die je terug moet horen. Vanaf mijn vijfentwintigste ging het lopen, in de kleine theaters. In 1984, toen ik dertig was, kwam de doorbraak bij het grote publiek, met Lenen, lenen, betalen, betalen. Ik had ontzettend veel geluk dat het werd uitgezonden op het moment dat Gerard Reve ruzie had met Boudewijn Büch. Waarschijnlijk moet je nu aan mensen uitleggen wie dat zijn. Je kunt het vergelijken met de ruzie tussen Johan Derksen en Akwasi, zo'n rel was het.'

'Büch zou Reve tijdens een interview zaken in de mond hebben gelegd en dat kwamen ze uitpraten in de Alles is Anders Show. Ik was het stukje entertainment, en ik merkte dat heel veel mensen mij gezien hadden. De volgende dag was om twaalf uur ineens mijn hele tour uitverkocht, alleen door dat nummer. Ik was stomverbaasd en zo ben ik een aantal keer in mijn carrière verbaasd. Ook met Buckler. Dat was gewoon een grapje, ik had geen idee dat dat zo'n invloed zou hebben.'

Is dat dan omdat je de tijdsgeest raakt?

'Ik denk het. Ik krijg vaker brieven van mensen over een paar regels uit een programma uit 1993, of 2003, of 2013, waarmee ik ze geraakt heb. Dan heeft iemand net zijn broer verloren, zijn kind zien trouwen, of een kleinkind gekregen.'

Je bent altijd degene die de norm bestreed, misschien ben je nu wel de norm die wordt uitgedaagd. Wat vind je daarvan?

'Dat vind ik grappig. Ik houd mijn woord, letterlijk. Ik zeg wat ik wil zeggen. Onlangs las ik in de krant dat een Amerikaanse hoogleraar werd bedreigd met ontslag omdat ze het over 'zwangere vrouwen' had en niet over 'zwangere mensen', omdat het niet alleen vrouwen zijn die zwanger kunnen worden. Dan krijg ik onbedaarlijk de slappe lach en denk ik: dat ga ik gebruiken in mijn nieuwe programma.'

Maar er wordt nu anders gekeken naar grof taalgebruik dan tien, twintig jaar geleden.

'Dat gaat wel weer over. Er komt wel weer een generatie die ziet dat iets ironie is.'

Heeft de nieuwe generatie niet ook een punt?

'Ik denk dat ze ook wel gelijk hebben. Mijn dochter is 33 jaar oud en die zegt ook wel: 'Maar papa, dat kun je ook niet meer zeggen.' Dan denk ik: flikker op. Zij weet dat ik bijna alles wat ik zeg bedoel met een knipoog en dat er een zekere ironie in zit. Ze zegt dat dat door heel veel mensen niet wordt begrepen. Dan zeg ik dat mensen harder moeten nadenken. Ik denk dat je dingen wel moet kunnen zeggen, maar dat het afhangt van de toon waarop. Iedereen is mede gevallen over het woord 'pisnicht', omdat ik het opgeschreven had. Dat is een groot verschil. Ik ben me ook meer bewust van hoe dingen overkomen die ik opschrijf in mijn columns.'

Is ironie niet iets anders zeggen dan je bedoelt?

'Ironie is ook dat er een knipoog in je ogen zit. De opmerking van Johan Derksen over Akwasi, of René van der Gijp die een pruik opzette naar aanleiding van een Belgische meneer die vrouw wilde worden, ik heb daar niet zoveel kwaads in gezien. Ik denk dan ook: jij laat je met veel bombarie ombouwen op televisie en daar maakt iemand anders dan een niet zo'n goede grap over. En er worden heel veel niet zulke goede grappen gemaakt, ik weet daar alles van.'

Maar je ziet nu dat gemarginaliseerde groepen voor zichzelf opkomen in het publieke debat.

'Dat vind ik heel goed en dat er een discussie ontstaat ook. Er is een goede grens. Als je nu op Twitter kijkt zie je al die slechte grappen – het zijn niet eens grappen – van al die zolderkamerterroristen die donkere mensen beledigen. Het moet een zekere intelligentie hebben, een grap, het moet voor beide partijen aanvaardbaar en leuk zijn. Dat vooral: het moet leuk zijn.'