In Brainwash Talks van HUMAN buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer humoronderzoeker Dick Zijp over het effect van humor.


Een tijdje geleden raakte een van Nederlands bekendste komieken in opspraak omdat hij het woord 'pisnicht' gebruikte. Pisnicht, zei hij, is 'gewoon een woordje'. Toen ik zestien was en zelf nog cabaretier wilde worden, was deze komiek één van mijn grote voorbeelden. We hebben het natuurlijk over Youp van 't Hek. Wat de pisnichtaffaire laat zien is dat humor op dit moment een ontzettend gepolitiseerd en gepolariseerd onderwerp is. Aan de ene kant wordt er geroepen dat harde humor zoals die van Youp van 't Hek of Theo Maassen seksistisch, racistisch en homofoob is. Aan de andere kant wordt geroepen dat het gevaarlijk is om komieken ter verantwoording te roepen – dat is censuur, een bedreiging van de vrijheid van meningsuiting!

Volgens mij moeten we een stap terug doen en de vraag stellen: hoe werkt harde humor eigenlijk, en wat voor consequenties heeft die? Dat gesprekken over humor tot zoveel emoties leiden, komt doordat humor over veel méér gaat dan 'lekker lachen'. Humor is verbonden met allerlei grotere maatschappelijke en politieke kwesties, zoals de vrijheid van meningsuiting en de manier waarop macht verdeeld is. Het is heel moeilijk om over humor te praten zonder al die grotere kwesties erbij te betrekken. Humor is niet onschuldig.

Laat ik er meteen bij zeggen dat ik daarmee niet bedoel dat humor 'slecht' is. Het interessante aan humor is juist de dubbelzinnigheid ervan: humor kan de macht uitdagen, maar ook normen bevestigen; humor kan ons met elkaar verbinden, maar kan ook mensen buitensluiten. Bovenal maakt humor ons aan het lachen. En juist daarom is het heel moeilijk om er kritisch naar te kijken – het is lastig om te accepteren dat iets wat ons zoveel plezier geeft niet alléén maar positieve kanten heeft.

De humorwetenschap kan helpen om inzicht te krijgen in de donkere kant en de complexe werking van humor. Toen ik de ambitie om cabaretier te worden aan de wilgen had gehangen, besloot ik namelijk om humorwetenschapper te worden. Want ja, dat bestaat echt, en het is op zichzelf een grappig gegeven dat je serieus onderzoek kunt doen naar humor. Het bestaat dus echt, en er is zelfs een International Society for Humor Studies, met allemaal gestudeerde mensen die elk jaar bij elkaar komen om de stand van de humor door te nemen.

Nog even terug naar Youp van 't Hek en pisnicht: 'het is maar een woordje'. Misschien heb je het zelf ook wel eens gezegd als iemand aanstoot nam aan een grapje dat je maakte: 'Het is maar een grapje!' Dat klinkt logisch, maar er ligt een onterecht idee aan ten grondslag: het idee dat humor geen effect heeft. De gerenommeerde humoronderzoeker Christie Davies heeft eens gezegd: humor is misschien een thermometer, maar zeker geen thermostaat. Je kunt de temperatuur van een samenleving peilen door na te gaan waar mensen om lachen, maar je kunt die temperatuur niet bijstellen. Maar wat als humor toch als thermostaat werkt, als humor wel degelijk invloed heeft?

Humoronderzoeker Dick Zijp in Brainwash Talks

De Amerikaanse sociaal psycholoog Thomas Ford heeft met zijn team onderzoek gedaan naar de vraag of humor ons van mening doet veranderen. Daar konden ze geen bewijs voor vinden; maar wat ze wel ontdekten, is dat humor de norm kan veranderen. Kort gezegd: als je tegen racisme bent, en je hoort een racistische grap, zul je daar niet racistisch van gaan denken (althans, dat is niet bewezen). Maar als je al racistische denkbeelden hebt, en je hoort een racistische grap, zul je je daarna wel vrijer voelen om dat racisme te uiten. Dat geldt niet alleen voor rabiate racisten: dit soort grappen hebben een effect op iedereen die zichzelf wel eens op een negatief stereotype betrapt heeft. Humor kan negatieve stereotypen acceptabeler maken.

Een voorbeeld: Theo Maassen, die bekendstaat om zijn harde, beetje lompe humor. In zijn laatste voorstelling Situatie gewijzigd maakt hij de volgende grap: 'Wisten jullie dat mensen met een lichte huidskleur exact evenveel pigment hebben als mensen met een donkere huidskleur? Alleen de cellen van mensen met een donkere huidskleur produceren meer pigment, die werken harder, zou je kunnen zeggen…' Op dit punt begint het publiek al te lachen, want deze uitspraak roept onmiddellijk associaties op met het stereotype van de luie zwarte. Maassen reageert daarop door het publiek gerust te stellen: 'Nee, nee, ik bedoel juist dat we dat hele flauwe cliché van de luie Afrikaan overboord kunnen gooien, want die mensen zijn alleen al op celniveau continu keihard aan het werk.' Dan volgt de punchline, waarin het foute vooroordeel toch nog bevestigd wordt: 'Alleen zou ik tegen de Afrikaanse vluchtelingen in Nederland willen zeggen: Van harte welkom in ons kouwe kikkerlandje, maar doe maar effe rustig aan met die pigmentproductie, en probeer die energie effe in andere dingen te steken…'

Wat Maassen tot zo'n slimme cabaretier maakt, is dat hij precies weet hoe ver hij kan gaan en hoe hij een grap moet brengen. Theo Maassen wéét natuurlijk dat hij negatieve stereotypen aan het bevestigen is, en daarom maakt hij in zijn spel – de toon van zijn stem, zijn mimiek, de aarzeling waarmee hij het vertelt – duidelijk dat hij ironisch is. Door het vooroordeel zelf te benoemen, laat hij bovendien zien dat hij zich er bewust van is dat dit een fout vooroordeel is. Maassen gelooft waarschijnlijk niet echt dat zwarte mensen lui zijn.

Maar deze grap van Maassen kan wel de norm verschuiven. De grap kan óók racistisch geïnterpreteerd worden, los van Maassens intenties. We noemen dat ook wel het 'Archie Bunker-effect'. Archie Bunker is het hoofdpersonage uit de sitcom All in the Family uit de jaren zeventig. Archie Bunker was een witte arbeider die allerlei racistische en seksistische denkbeelden had. Humoronderzoekers hebben televisiekijkers destijds de vraag voorgelegd hoe zij over Archie Bunker dachten. Wat bleek nou, progressieve kijkers lachten Archie Bunker uit; conservatieve kijkers daarentegen zagen Archie Bunker als een held. Beide groepen moesten lachen, maar ze lachten om heel andere dingen. De humor van Theo Maassen kan datzelfde Archie Bunker-effect hebben: als je racistische denkbeelden hebt, kan een voorstelling vol harde grappen over zwarte mensen (ook als ze ironisch gebracht worden) een aanmoediging zijn om dat racisme vrijer te uiten.

Als iemand aanstoot neemt aan een grapje, hoor je vaak: 'Het is maar een grapje!' Dat klinkt logisch, maar er ligt een onterecht idee aan ten grondslag: het idee dat humor geen effect heeft.

Dit is niet alleen iets van nu, het speelt al veel langer. Nog een voorbeeld, van de cabaretier met wie ik mijn verhaal begon: Youp van 't Hek. Maar dan dertig jaar eerder, toen Van 't Hek bekendstond als progressieve cabaretier die de rijke kakkers uit 't Gooi belachelijk maakte. In zijn oudejaarsconference van 1989 leverde hij kritiek op Buckler, het alcoholvrije bier van Heineken. Hij dreef de spot met de 'Buckler-lul', de man die naast hem in het café staat, met de autosleutels nog in de hand, terwijl Van 't Hek zich probeert te bezatten. Youps Buckler-conference wordt algemeen beschouwd als rebels, een linkse kritiek op de macht van de commercie: Van 't Hek zou er zelfs eigenhandig in geslaagd zijn om Buckler van de markt te krijgen. Hij verzet zich hier ook tegen de burgerlijkheid: de Buckler-drinker staat symbool voor de getrouwde man, die geen alcohol wil drinken omdat hij nog naar huis moet rijden.

Toch zijn de Buckler-grappen niet alleen een verzet tegen de burgerlijke norm. De grappen stellen ook een norm, die al even burgerlijk is: namelijk dat echte mannen alcohol drinken. Als je geen alcohol drinkt, zegt Van 't Hek impliciet, ben je verwijfd. Youp grapte ook dat Ria Lubbers – de vrouw van de toenmalige CDA-premier Ruud Lubbers – de hele bar aan de Buckler zou krijgen. Ria Lubbers, een vrouw met een eigen mening, werd door Van 't Hek neergezet zoals hij bijna alle vrouwen neerzet in zijn conferences: als een zeikwijf. Daarmee bevestigt hij negatieve stereotypen over vrouwen: vrouwen mogen niet onafhankelijk en uitgesproken zijn zoals mannen, ze moeten hun plaats kennen.

Maar gaat humor niet altijd over stereotypen? Er zijn ook cabaretiers die proberen aan die stereotypen over vrouwen of mensen van kleur voorbij te gaan. Een goed voorbeeld is Sara Kroos. Kroos heeft afgelopen jaren twee openhartige voorstellingen over haar depressie gemaakt. Dat was geen soft cabaret, integendeel. Kroos maakt harde grappen over haar zelfmoordgedachten: 'Vriendinnen hebben moeite met ouder worden,' zegt ze. 'Ik niet. Hoe ouder ik word, hoe dichter ik bij een natuurlijke doodsoorzaak kom.' Ze doorbreekt het taboe op depressie door het publiek een inkijkje te geven in haar meest duistere gedachten. Ook spreekt ze zich expliciet uit tegen grappen over minderheden. Haar grappen gaan zelden ten koste van anderen. Het kan dus ook anders.

Humor is een krachtig middel en daar zouden we ons sterker bewust van moeten worden. Wat betekent dat dan in praktijk? Ik begon mijn verhaal ermee dat humor een gevoelig onderwerp is, en dat merk ik ook aan de heftige reacties die ik krijg als ik met mensen in gesprek ga. Wat mensen vaak denken is dat ik bepaalde humor wil verbieden. Dat ik een scheidsrechter ben die zegt: deze grap mag wel, en deze grap mag niet. Ik denk dat de wereld niet zo zwart-wit is dat je morele wetten kunt opstellen over humor. Ik denk ook niet dat dat mijn taak is. 'Gij zult geen grappen maken over vrouwen.' Je zult het mij niet horen zeggen.

Ik denk niet dat we toe moeten naar een strenge moraal, maar naar het ontwikkelen van een ethos, een manier van denken en doen over humor die past bij onze eigen waarden en overtuigingen. Dat is een persoonlijke zoektocht: waar sta ik voor, en wat wil ik uitdragen? Ik merk dat dat ook is hoe ik het zelf doe: ik probeer me bewust te zijn van welke grappen ik maak, tegen wie, en wanneer, en wat ik daarmee doe of teweegbreng. Ik maak nog wel eens een seksistische grap, maar misschien eerder tegen mijn beste vriend dan in een openbare gelegenheid. Ik weet dat ik als witte man een betere positie heb dan mijn zwarte collega, en daarom zal ik eerder mezelf bespotten dan hem. Dit klinkt misschien nogal plechtstatig en serieus. Kun je eigenlijk nog wel lachen als je zo serieus met humor bezig bent? Ik heb mijn gevoel voor humor in elk geval niet verloren. Of, zoals een collega-humoronderzoeker een keer tegen me zei: 'Ik, geen gevoel voor humor? Ik heb vorig jaar nog gelachen.'