In Brainwash Zomerradio van Human interviewt presentator Floortje Smit denkers aan de hand van muziek. Hierboven terug te luisteren. Welke nummers zijn vormend geweest voor hun identiteit en denken? Deze keer psychoanalyticus Paul Verhaeghe over identiteit.

De kindertijd is wezenlijk voor de ontwikkeling van identiteit. Identificatie is daarbij een basisproces. Als je geboren wordt, heb je niet echt een psychologische identiteit. Je bent een organisme dat functioneert: een baby is als een spons die alle indrukken opneemt. De beelden of ideeën die een kind voorgehouden krijgt, vertellen het kind wie het is, wat het voelt, en hoe het daarmee om moet gaan. De omgeving fungeert als een spiegel. Zo word je van kleins af aan meegenomen in een verhaal, het verhaal van de familie waar je zelf een plaats in krijgt, of het dorp waarin je opgroeit. Dat zijn allemaal verhalen waarmee je je identificeert. Deze identificatie is het eerste proces in de ontwikkeling van je identiteit.

Maar je neemt niet alles over. We weten op grond van onderzoek dat kinderen al van jongs af aan – baby's doen dat al – keuzes maken over wat ze wel en niet overnemen. Bepaalde dingen duwen we weg, willen we niet hebben. Als kinderen een jaar of twee zijn, treedt het 'nee' heel nadrukkelijk naar voren. Het eigen 'ik' gaat dan zichtbaar een rol spelen. Maar vergis je niet: dat is vanaf het begin aanwezig. Dat is het tweede proces van identiteitsvorming, wat we 'separatie' noemen.

Wat betekent dat voor identiteitsontwikkeling? Dat wij onze identiteit sowieso moeten baseren op datgene wat ons aangeboden wordt. Want datgene wat ons niet aangeboden wordt, daar kunnen we ons simpelweg niet mee identificeren. Dat verklaart ook waarom identiteiten zo lang stabiel gebleven zijn: omdat de maatschappij stabiel en star was. Er was niet zo spectaculair veel verschil tussen de levens van ouders, grootouders en overgrootouders. Generaties leken op elkaar. Je kon met recht spreken van zoiets als 'de Zeeuw', of 'de Vlaming', omdat die identiteiten lokaal verankerd waren. De afgelopen decennia is dat veranderd, doordat de maatschappij in een versnelling gekomen.

Nieuwe indrukken komen daardoor op versnelde manier bij ons binnen. Dit kwam tot stand door de opkomst van televisie en radio, en doordat we begonnen met reizen en beter onderwijs kregen. Sociale mobiliteit betekende dat je met nieuwe dingen in aanraking kwam. Je had ineens veel meer keuzemogelijkheden. Zo ontstond meer diversiteit op alle mogelijke vlakken. Mensen gingen zich anders kleden, gingen reizen, en ontdekten dat man-vrouwverhoudingen veel te binair zijn, dat er ook andere genderverhoudingen bestaan. Dat is in een tijd van 15 jaar gebeurd. Er kwamen meer dingen bij ons binnen, en we traden zelf meer naar buiten. Als je daarop terugblikt, is die ontwikkeling in zo'n korte tijd ronduit spectaculair.

Wat we de afgelopen tien jaar echter zien, is dat identiteit helaas voor een deel door het consumentisme wordt ingevuld.

De gevolgen van uitwaaierende identiteit zijn in eerste instantie positief. We hebben nog nooit zoveel vrijheid gehad om onze identiteit vorm te geven. Voorheen zaten we vast in klasse, huidskleur, gender, de regio waarin je geboren was: dat determineerde ons sterk. Voor ons in het Westen is dat weggevallen: we kunnen het nu zelf invullen. Dat heeft weliswaar ook minder aangename kanten, zoals keuzestress, maar dat weegt niet op tegen de voordelen. Wat we de afgelopen tien jaar echter zien, is dat identiteit helaas voor een deel door het consumentisme wordt ingevuld. De vrije markteconomie, die uit is op winstmaximalisatie, gebruikt veel psychologie. En die speelt in op onze angsten, zoals de angst rondom identiteit. Personal branding en kleding reiken een kapstok aan voor mensen om zich mee te identificeren, vooral voor de mensen die mislukken in de ratrace. Dat is pijnlijk.

Daarnaast zien we dat de politieke wereld inspeelt op zorgen over de afname van vastomlijnde identiteiten: opkomende ultra-rechtse bewegingen geven lofredes op de ware Nederlander, de echte Fin of de echte Brit, om daarmee mensen die in onze maatschappij aan het verliezen zijn een waardegevoel te geven. Maar dat is een misplaatst waardegevoel. De enorme vrijheid die we hebben in het invullen van onze identiteit wordt vertaald naar het maakbaarheidsidee. Tot op zekere hoogte is dat waar, want dankzij onze vrijheid zijn we vele malen maakbaarder dan ooit tevoren. Maar het idee van maakbaarheid heeft zich jammer genoeg snel vertaald naar het streven naar materieel en professioneel succes. Het streven is om het zelfstandige individu te zijn die het helemaal in zijn eentje heeft gemaakt. Dat je daar niemand voor nodig hebt, is een illusie.

Die illusie is voornamelijk schadelijk voor de groep mensen die het niet heeft gemaakt en het gevoel hebben dat ze mislukken. Als je die groep iets aanreikt van buitenaf waarmee zij zich als groep kunnen identificeren, dan geeft dat hen een gevoel van waarde terug. Een groepsgevoel maakt dat sterker. Als je jezelf kan profileren als 'de echte Nederlander', waarmee je je kan afzetten tegen 'allen die dreigen binnen te komen' en die 'onze normen en waarden komen verstieren', betekent dat even kunnen ontsnappen aan het gevoel van niets waard te zijn. Zo creëren we een nieuw groepsgevoel. Maar daar hoeft de nadruk niet op te liggen. De grote kracht van identiteitsvorming in onze tijd is dat wij nu zelf kunnen kiezen tot welke groep we willen horen, en tussen identiteiten kunnen bewegen.