Er zijn voldoende argumenten te bedenken waarom, en hoe, het internet zou kunnen bijdragen aan een gezonde democratie. Zo kunnen mensen via het internet participeren in het publieke debat, kunnen kiezers door de vrijheid van informatie beter overwogen besluiten nemen, en kan het electoraat middels vergaande transparantie verantwoordelijkheid bij politici afdwingen.

Dit optimisme is echter gebaseerd op de twijfelachtige aanname dat kiezers het internet daadwerkelijk gebruiken om zichzelf te verrijken met nieuwe informatie, deel te nemen aan politieke discussies, lid te worden van online maatschappelijke bewegingen en kwalitatief nieuws te lezen dat hen blootstelt aan nieuwe ideeën.

Sommigen doen dat ook.

Anderen kijken naar filmpjes van katten, bingen Netflix, of posten de hele dag selfies op Instagram. Wat natuurlijk helemaal prima is, maar van dit grote scala aan afleiding kunnen bovengenoemde aspecten het nooit winnen – met ongezonde gevolgen voor de democratie. De cijfers liegen er niet om: een recente studie wijst uit dat slechts negen procent van de mensen het internet gebruikt voor politiek-maatschappelijke doeleinden. Deze groep is tevens het meest kritisch op de regering, terwijl de rest, de ruime meerderheid, steeds minder vraagtekens zet bij het gevoerde beleid van diens overheid.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Iemand vult een online enquete in over kilometerheffing (foto: ANP, Valerie Kuypers).

En hoe kan het ook anders? Het internet wordt gedomineerd door private, op winst gerichte ondernemingen die wedijveren om de aandacht van de gebruiker. Doorkijken en -klikken als verdienmodel zorgt ervoor dat het internet verandert in een door dopamine gedreven atmosfeer. Entertainment en sensatie doen het goed bij de gebruikers. Mark Zuckerberg, de oprichter en baas van Facebook, kondigde onlangs aan dat 'het aanpakken van de negatieve neveneffecten van Facebook' zijn missie voor 2018 zal zijn. Een nobel (en wellicht oprecht) streven, maar volgens critici zal dit resulteren in een pleistertje op een bloedende wond.

'It's the advertising-model, stupid!'schreef ondernemer John Battelle twee dagen na Zuckerbergs boodschap, doelend op het advertentie-gedreven verdienmodel van Facebook als reden waarom de structurele problemen rondom het platform nooit zullen worden opgelost. Volgens analisten gaat Facebook voor 2017 op een winst van ruim 16 miljard dollar (!) uitkomen. Denken dat aandeelhouders akkoord gaan met het omgooien van dit verdienmodel is, op z'n zachts gezegd, pure hybris.

Hier zit het probleem. Als het internet de kiezer grotendeels murw maakt met klikbaar entertainment kan het, in het ergste geval, dienen als een medium voor politieke uitbuiting. Landen als Rusland en China gebruiken het internet volop ter consolidatie van hun politieke macht, enerzijds door het injecteren van propaganda, anderzijds door het overmatig aanbieden van online entertainment. Gigantische winsten voor tech-giganten ondermijnen de prikkels voor structurele verandering, waardoor het reële gevaar van democratische erosie nooit voldoende in de kiem zal worden gesmoord.

Tekst loopt door onder de video.

Tristan Harris over de macht en invloed van grote techbedrijven.

Het is geen toeval dat ex-werknemers van tech-giganten (zoals Tristan Harris en Chamath Palihapitiya) steeds vaker aan de bel trekken, en pleiten voor 'ethisch internet'. Haalbare oplossingen zijn alleen mogelijk als het publieke en private domein samen ten eerste de problemen erkennen, daarbij erkennen dat de problemen over landsgrenzen heengaan en dus een internationale aanpak behoeven, en vervolgens een structurele aanpak verzinnen.

Online technologie leent zich perfect voor het versterken van de vezels van de democratie – het zou zonde zijn als deze potentie onbenut zou blijven vanwege zoiets twintigste-eeuws als winstmaximalisatie en aandeelhouderswaarde.