Toen Koen Leurs, mediawetenschapper aan de Universiteit Utrecht, begon met zijn onderzoek naar migratie en digitale technologieën was hij optimistisch. Voor mensen op de vlucht is een smartphone een eerste levensbehoefte, zag hij. Ze gebruikten hem om informatie te delen en over grenzen verbonden te blijven met hun familie en geliefden. Maar de afgelopen jaren is hij pessimistischer geworden. De surveillance op de data van vluchtelingen is sterk toegenomen en mensen op de vlucht worden gebruikt als proefkonijnen in experimenten met nieuwe technologieën. “We moeten ons gaan afvragen hoe dit mogelijk is de in EU, waar we zeggen voorlopers te zijn op het gebied van privacybescherming en regulering van digitalisering. Die rechten gelden zeker niet voor iedereen.”
Om de relatie tussen digitale technologie en migratie te begrijpen, gebruikt Leurs, onder verwijzing naar de Franse filosoof Bernard Stiegler, de term pharmakon. “Dat betekent dat technologie tegelijkertijd zowel een vergif (een probleem) kan zijn, als een remedie (een oplossing voor een probleem) en een zondebok (als technologie de schuld krijgt van een breder proces). Het is belangrijk om die kluwen te ontrafelen.” Want over technologie wordt vaak een eenzijdig verhaal verteld, over de voordelen van technologieën om migratiestromen efficiënt in te richten bijvoorbeeld. Terwijl het hele verhaal vele malen complexer is.