Als er heel groot 'PhD' op de voorkant staat, weet je dat je te maken hebt met een zelfhulpboek. Om de verkoop te stimuleren en eigen autoriteit te benadrukken, vermeldt de auteur zijn doctorsgraad. Zo ook met Tell me what you want, een boek waarvan de ondertitel belooft dat de wetenschap van het seksueel verlangen jouw seksleven kan verbeteren.

Ik zie weinig in die claim. Ik schrijf al een aantal jaar columns over seks, doorgaans gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Ik ben nog geen enkele maal een studie tegengekomen waarvan seks beter wordt. Ook Justin Lehmiller, achter wiens naam de PhD staat, kan dat niet waarmaken. Zijn boek is gebaseerd op één studie, die weliswaar omvangrijk maar niet eens representatief is. Hij legde 4175 Amerikanen een survey voor met 350 vragen over hun verlangens.

Dat levert aardige weetjes op: groepseks is de meest voorkomende fantasie (89% van zijn respondenten fantaseert wel eens over trio's, 74% over orgies en 61% over gangbangs). BDSM-fantasieën komen onder 65% voor, waarbij vrouwen vaker dan mannen fantaseren over pijn ontvangen. Amerikanen fantaseren veel vaker over hun huidige partner (51%) dan over een beroemdheid (7%). Republikeinen, conservatiever dan Democraten, fantaseren meer over seksuele praktijken die doorgaans als taboe worden beschouwd, zoals ontrouw en voyeurisme. En hoe meer porno vrouwen kijken, hoe groter de penissen waarover zij fantaseren.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Wordcloud van de meest genoemde fantasieën in de studie.

Wat kunnen we nou met die kennis? Lehmiller spreekt de hoop uit dat zijn lezers hun verbeterde begrip van seksueel verlangen zullen toepassen in hun sekslevens. De gebrekkige seksuele voorlichting waar Amerika bij ons om bekend staat hangt samen met slechte seksuele communicatieskills. Dat lijkt mij een empirische claim die te testen is (internationaal vergelijkend onderzoek is niet heel ingewikkeld), maar bovenal een dooddoener. Praten over seks helpt sowieso, is het credo van Dokter Corrie, en daar heeft ze gelijk in.

We zijn nu pas aan het einde van de inleiding van het boek. De daadwerkelijke inhoud, 234 pagina's, moet dan nog komen. Daarin wordt de lezer een hart onder de riem gestoken: waarschijnlijk heeft hij of zij ook wel eens een fantasie gehad die past binnen de zeven meest voorkomende Amerikaanse seksuele fantasieën. Dat is logisch, want het zijn generieke clusters waar zo'n beetje alles onder kan vallen (nummer 3 is novelty, adventure, and variety, nummer 6 passion and romance). Als je het zo aanpakt is inderdaad alles normaal.

En dat lijkt Lehmillers belangrijkste boodschap te zijn: hoe gek je fantasie je ook overkomt, jij bent normaal. Onderdruk je verlangen niet, maar uit het. Hij heeft tips over hoe je zo'n gesprek kunt beginnen. Daarmee loopt hij in de val waarvoor filosoof Michel Foucault waarschuwt in zijn beroemde Geschiedenis van de seksualiteit: de (misplaatste) gedachte dat als we alles opbiechten over seks, onze seks beter wordt.

Lehmiller besteedt in het laatste hoofdstuk enkele pagina's aan het prijzen van de Nederlandse seksuele voorlichting. Ja, we hebben een systeem dat beter is dan de meeste andere landen, maar ook hier klagen jongeren dat ze te weinig correcte informatie krijgen, ook hier vinden leraren en ouders het lastig om over seks te praten. En zij die dat wel kunnen, hebben niet altijd perfecte sekslevens. Ook hier zijn mensen seksueel ongelukkig.

De seks waarover we dromen is betekenisvol. Lehmiller laat zien hoe seksuele fantasieën samenhangen met demografische kenmerken en benadrukt daarbij dat fantasieën met de tijd veranderen. Waar onze fantasieën vandaan komen blijft onbekend, en dat is maar goed ook. De seks waarover we dromen staat los van de kwaliteit van ons seksleven. Fantasieën verdwijnen niet als je ze in de praktijk brengt. Kennis over seks is fijn, en het is leuk en geil om te lezen waarover andere mensen dromen. Dat is misschien de belangrijkste zelfhulp uit dit boek: het stimuleert je eigen fantasie, en masturbatie is (wetenschappelijk bewezen!) goed voor je.