Vechten voor je land: een ver-van-je-bed-show, of wordt het misschien ooit realiteit? Na de Russische inval in Oekraïne is die vraag opnieuw relevant. De NAVO breidt flink uit en met Poetin als gemeenschappelijke vijand wordt er weer geïnvesteerd in defensie. Wakkeren de ontwikkelingen een nieuw gevoel van patriottisme aan? En hoe bereidwillig zijn we eigenlijk om te vechten?

"Pang Pang," riepen militairen tijdens schietoefeningen in 2015 bij gebrek aan munitie. Jarenlang worstelde defensie met bezuinigingsbeleid en dat heeft zijn weerslag. Gebrek aan materieel, achterstallig onderhoud, lage salarissen en te weinig mensen. Maar daar lijkt nu verandering in te komen. Jaarlijks komt er 5 miljard euro bij, de grootste investering sinds het einde van de Koude Oorlog. De NAVO-norm, 2 procent van het bruto binnenlandsproduct, komt na lang gesteggel eindelijk in zicht. Er lijkt sprake van een definitief keerpunt, maar hoe verhouden we ons cultureel gezien tot het leger? 

Tine Molendijk is cultureel antropoloog en universitair docent aan de Nederlandse Defensie Academie. Ze geeft onder andere les aan cadetten over ethiek, sociologie en de psychologie van geweld. "In de VS zeggen ze nog: this is the land of the free because of the brave, maar in Nederland zouden we dat een gekke uitspraak vinden." In Nederland zijn we niet zo patriottistisch, vertelt Molendijk. 

Uit een onderzoek uit 2014 blijkt dat 15 procent van de Nederlanders bereid is om te vechten ten tijde van oorlog. Van de 60 onderzochte landen bungelde Nederland bijna onderaan. Alleen Japan stond nog onder ons. Na de invasie in Oekraïne is de vraag opnieuw gesteld, maar veel meer animo leverde dat niet op. Het percentage steeg met 1 procent. Molendijk: "Toch vindt de meerderheid van de Nederlanders de krijgsmacht nodig en waardevol."

"Uit onderzoek blijkt dat 15 procent van de Nederlanders bereid is om te vechten ten tijde van oorlog. Sinds de Russische invasie in Oekraïne is dat gestegen naar 16 procent."

Tine Molendijk
Waarom willen we niet vechten?

"Beschaving en vechten gaan bij ons niet samen, dat is bij ons veel meer taboe. We zien onszelf ook als een vredelievend, humanitair land dat niet aan vechten doet. Maar dat is ook een beetje een mythisch zelfbeeld. De meeste mensen zien defensie als een noodzakelijk kwaad, maar tegelijkertijd willen we dan ook niet dat er te veel gevochten wordt."

Hoe komt dat?

"We zijn het land van de dominee en de koopman. We proberen een kosmopolitische handelsgeest en morele stelligheid te combineren. In Nederlands-Indië zagen we onszelf al als de goede kolonisator, niet de gewelddadige. Maar het is deels een mythe. Want de Nederlandse krijgsmacht heeft zeker in Nederlands-Indië en ook in Afghanistan geweld toegepast. En die Dutch approach, zoals we dat noemen, daarmee bedoelen we: geweldloosheid en winning hearts and minds. Het zegt wel iets over het extra ongemak dat we bij geweld hebben."

Er lijkt nu wel iets veranderd na de inval van Oekraïne?

"Nu is er absoluut een omslag, maar ik zie niet zomaar de houding naar defensie toe blijvend veranderen. Er is nu een herwaardering voor defensie, maar we hebben ook te maken met een culturele houding. Een persoonlijk voorbeeld: als antropoloog heb ik aan de Universiteit van Amsterdam gestudeerd, een wereld van pacifisten. Ik was eigenlijk de 'onreine antropoloog' toen ik bij defensie ging werken. Ik werd gezien als de meest oorlogszuchtige."

Waarom eigenlijk?

"Dat ik überhaupt voor defensie ging werken, werd gezien als iets wat je niet hoort te doen. Iets dat niet oké is. Maar ik heb niet iets tegen defensie. Ik heb wel vraagtekens bij sommige missies, maar daarom ga ik er graag voor werken in plaats van aan de zijlijn staan. Nu merk ik alleen dat ík opeens een vredesduif ben geworden. Ik schrik namelijk toch best van de oorlogstaal die ik om me heen hoor. Ook al ben ik daar niet helemaal verbaasd over. 

Veel mensen hebben een onrealistisch beeld over wat militair optreden en militair geweld inhoudt. En dan kun je soms krijgen dat er gemakzuchtig wordt gezegd: nee, ja, ik houd niet van oorlog, dus laten we er maar niks aan doen. Laten we bezuinigen op defensie. En als er dan iets aan de hand is, opeens zeggen: we moeten ingrijpen! Maar er vervolgens niet bij stilstaan wat het betekent om in te grijpen. En wat voor dood en verderf en onmogelijke situaties dat kan creëren. En wat voor escalatie dat kan veroorzaken.

Na de invasie in Oekraïne zeggen sommige mensen: ik wil reservist worden. Ik wil me aanmelden." En van vredesduiven zijn sommigen een soort haviken geworden die zeggen: we moeten de Russen pakken, we moeten alle troepen sturen, we moeten bombarderen. Ik denk dat het twee kanten van dezelfde medaille zijn. Dus heel erg de afkeer of angst voor vechten en geweld of juist zonder enige aandacht te hebben voor het oorlogsrecht zeggen: we moeten ze pakken. Dat is vanuit een soort geweldsnaïviteit dat voortkomt uit het feit dat we geweld zo buiten de deur houden en het niet willen zien."

We hebben dus een probleem met de beeldvorming?

"Ja, sommige mensen zien militairen als schurken en anderen als een soort superheld die een land moet wederopbouwen nadat het bevrijd is, maar zonder een druppel bloed te vergieten. Wat ik heel belangrijk vind: we moeten ons realiseren dat het gaat om mensenlevens. Als we in karikaturen blijven denken over geweld, dus iets dat ofwel schurken doen, ofwel superhelden, krijg je de meest verwrongen besluitvorming rondom militaire missies. 

Het gesprek wat wij nu hebben, heb ik heel vaak met onze officieren in opleiding in de klas. Je zou anders denken, maar ook bij defensie wordt helemaal niet zoveel gesproken over geweld en vechten. Wel in tactische zin, dus dan gaat het meer over kinetisch optreden en dat betekent optreden met geweld. Of het neutraliseren ervan. Maar echt geweld, dus: bloed, verderf, afgerukte ledematen en de geur van verschroeid vlees, daar praten we maar weinig over en dat is iets wat ik heel expliciet doe. Laten we het maar gewoon benoemen voor wat het is."

Hoe komt het dat we het zo weinig hebben over geweld?

"Ik zeg wel eens: militairen zijn net als sekswerkers geworden. We vinden het heel fascinerend, er worden veel films over gemaakt. Maar eigenlijk vinden we het ook vies. Seks, maar ook geweld. En dat vinden we zeker bij de mensen die er ook hun werk van hebben gemaakt. Nederland heeft een soort trots voor een non-krijgersidentiteit en geweld houden we liever op afstand.

In West-Europa en zeker in Nederland hebben we geweld, lijden en de dood… al het 'vieze' eigenlijk, buiten de deur gehouden. We hebben het uitbesteed op een goede manier aan defensie en de politie. Zij hebben een geweldsmonopolie en dat is anders dan bijvoorbeeld in de VS, waar burgers ook wapens mogen hebben. Aan de ene kant is wat wij hebben heel goed en gezond en een teken van beschaving. Maar aan de andere kant maakt het ook dat we het niet meer willen zien."

Eigenlijk schuiven we het een beetje van ons af?

"Ja, heel erg! Het is echt van je afschuiven. Het is letterlijk de mogelijkheid hebben om je ogen ervoor te kunnen sluiten want we zien het niet meer. Ook bij de Franse en Amerikaanse versie, waarin wapensystemen en staaljagers worden geromantiseerd en waar je veel meer beelden ziet over hoe mooi dat is, zie je geen spatje bloed. Het is een soort schoongemaakt van het vieze ervan. We hebben er in het Westen een handje van om dat niet te willen zien en dat begrijp ik natuurlijk. Ik ben zelf ook een Nederlandse burger en ik heb het zelf ook."

Wat zegt het over onze relatie met lijden en opofferen?

"Westerse samenlevingen hebben een probleem gekregen met lijden, opofferen en de dood. Dat is toch omdat we een soort maakbare samenleving hebben gecreëerd waarin heel veel lijden is weggenomen. Lijden voor ons land is iets wat ons heel vreemd in de oren klinkt en daarnaast ervaren we het ook helemaal niet."

Hoe zal onze houding tegenover defensie zich in de toekomst ontwikkelen denk je?

"Tot nu toe moest onze regering altijd met humanitaire argumenten komen voor een missie om maatschappelijke draagvlak te krijgen: het is om mensen te helpen, om het land te stabiliseren, om bij te dragen aan wederopbouw. Het was not done om te zeggen: dit is om onze invloedsfeer in een gebied te vergroten. Ik denk dat mensen nu toch meer bereid zijn te zien dat het vergroten van de invloedsfeer niet per se westers imperialisme is maar ook nodig om de nationale veiligheid te waarborgen. Toch vraag ik me af of we nu echt veel genuanceerder over oorlog en defensie gaan denken of straks die thema’s toch weer ons blikveld uitduwen. Zoals ik zei: het is een bepaalde culturele houding om geweld buiten de deur te houden, en cultuur verander je niet zomaar."