In de televisieserie The Young Pope, waarin Jude Law een jonge, gewiekste conservatieve paus speelt, wijst een kardinaal erop dat de kerkinkomsten teruglopen, wat samenhangt met het aantal dalende gelovigen. Bovendien, waarschuwt de kardinaal, zouden katholieke splintergroepen steeds radicaler worden, zoals bij de islam. De paus kijkt hem indringend aan, wijst met zijn vinger naar de kardinaal en zegt dat de islam meer volgelingen heeft dan de Katholieke Kerk, waarmee hij impliceert dat het fundamentalisme de islam bepaald geen windeieren heeft gelegd.

Tekst loopt door onder de video.

Trailer The Young Pope (2016).

In de roman Onderworpen van Michel Houellebecq schetst de schrijver een toekomstige dystopie in Frankrijk waarin fundamentalistische moslims op democratische wijze de macht hebben overgenomen en zo de samenleving islamiseren. De islam is zelfverzekerder en vitaler dan de vermoeide en decadente Franse cultuur, en weet zo de bevolking voor zich te winnen.

Zomaar twee fictieve voorbeelden waarin de westerse, christelijke cultuur het moet afleggen tegen de islam. Het gaat hier niet zozeer om de islam, die slechts dient als een gevaar dat tot de verbeelding spreekt. Het gaat vooral om het zelfbeeld, het idee van een beschaving in verval, een cultuur ontdaan van religie en spiritualiteit en dus zonder betekenis. Heeft zo'n cultuur nog wel een toekomst?

De ontkerkelijking in de twintigste eeuw werd als een verworvenheid beschouwd, maar nu vragen mensen zich steeds vaker af of Europa het kind niet met het badwater heeft weggegooid. De onttovering van de wereld, zoals de Duitse socioloog Max Weber de ontwikkeling van de moderne samenleving noemde, heeft eigenlijk alleen in West-Europa plaatsgevonden; de rest van de wereld bleef vastklampen aan hun goden, engelen en geesten.

Is het een onomkeerbaar proces? In Nederland, waar de ontkerkelijking zich sinds de jaren zestig in rap tempo voltrok, lijkt religie (of in ieder geval de christelijke religie) een reliek uit het verleden te worden. Het CBS liet afgelopen jaar zien dat voor het eerst een meerderheid van de Nederlanders niet-gelovig is (50,7 procent), waarbij wel moet worden opgemerkt dat het om mensen gaat die zich niet tot een godsdienstige of levensbeschouwelijke groep rekenen. Ik moest daarbij denken aan een uitspraak van de Algerijnse schrijver Kamel Daoud, die religie een vorm van openbaar vervoer noemde die hij niet neemt. 'Ik houd ervan om naar God te gaan, maar te voet, niet met een georganiseerde reis.'

Je krijgt Nederlanders niet meer massaal de kerk in, en de vraag is of dat erg is. Religie in georganiseerde vorm is voor veel mensen verstikkend geweest, soms zelfs traumatisch, en voor hen is de verminderde invloed van geloof op de samenleving een bevrijding te noemen.

Maar er zijn mensen die er anders naar kijken. De individualisering van de maatschappij, met de daarbij gepaard gaande ontkerkelijking, heeft velen ook verweesd achtergelaten. Het is ergens ook een contradictio in terminis, de individuele samenleving; wat houdt ons nog bij elkaar? En met de aanwezigheid van migranten die nog wél in collectief verband leven, met religie vaak als gemene deler, wordt het verlies van geloof en kerk nog pijnlijker zichtbaar.

Conservatieve politici in Nederland proberen de afgelopen jaren in dat gat te springen, door de christelijke cultuur te herformuleren. Zij hebben heus door dat het christendom nooit meer een bepalende factor zal worden, maar het geloof blijkt als symbool verdomd handig in de rechtse politieke retoriek te passen. Want Nederland was toch wel degelijk een christelijke natie, en daar mag je toch weleens naar verwijzen? Nieuwkomers mogen toch best weten dat dit land gebouwd is op christelijke grondslagen, op christelijke normen en waarden? Waarom zou je daar als land niet trots op mogen zijn?

Dat neemt soms potsierlijke vormen aan. Zo beweerde CDA-leider Sybrand Buma vorig jaar tijdens een verkiezingsdebat dat in de christelijke cultuur vrouwen al duizend jaar gelijke rechten hebben als mannen. Thierry Baudet, die zichzelf cultuurchristen noemt, wees er niet zo lang geleden op dat christelijke naastenliefde letterlijk genomen dient te worden, en dus niet van toepassing is op mensen die niet op ons lijken. Ook Geert Wilders maakte zich onsterfelijk belachelijk door te verkondigen dat trots zijn op je eigen land een christelijke waarde is.

Nee, met religie en spiritualiteit heeft het niets te maken. De manier waarop de zogeheten (joods-)christelijke cultuur wordt ingezet in de politiek is om vooral duidelijk te maken dat die andere religie, de islam, er in ieder geval niet bijhoort. Saillant detail: voorheen hoorde je ze weleens spreken over de joods-christelijke-humanistische cultuur, maar kennelijk is het humanisme te universeel om op te noemen.

Is de christelijke cultuur ten dode opgeschreven? Ik denk van niet, maar de karikatuur die ervan gemaakt wordt zal in ieder geval niet de redding zijn.