Afgelopen week ben ik afgereisd naar Chatel-Chéhéry, een piepklein dorpje tussen de golvende heuvels van de Franse Ardennen. Ik was daar met de Waterlandse Harmonie, een amateurorkest uit Amsterdam-Noord en leerlingen van het Hyperion Lyceum. Het concert in het salle de fêtes – het dorpshuis – was helemaal gewijd aan de Eerste Wereldoorlog. Over twee weken is het honderd jaar geleden dat het staak-het-vuren werd ondertekend en de gigantische slachtpartij die vier jaar duurde z'n einde vond.

Daarom draaide ons repertoire helemaal om de oorlog met stukken uit die tijd, maar ook om modern werk van Franse en Belgische componisten. Voor mij was het een beladen reis. De Eerste Wereldoorlog is de oer-catastrofe van de 20e eeuw, een ijkpunt van het Europa dat we nu kennen. De middag voor het concert trokken we met een lokale gids de bossen in. Daar sta je dan, op een heuvel in de Ardennen, uitkijkend over de hellingen, nat van de mist. Op dat moment overviel me lichte paniek.

Ik probeerde het me voor te stellen dat er achter het volgende bos Duitse of Amerikaanse tanks kwamen aangerold. Maar dat lukte niet. Ik rook geen kruit of verbrand mensenvlees, maar gezellige houtkachels. Het landschap maakt me rustig, niet bang. Ik kreeg zin in een glaasje rood. Het maakte me misselijk. Was onze missie gefaald? Moest ik me schamen omdat het niet lukte me in te leven in de horror van de loopgraven, hoe erg die verhalen ook zijn?

Later die avond traden wij op, in die kleine feestzaal. Met ingetogen, maar ook bewegende muziek. Mijn zoon van twaalf naast mij met zijn saxofoon; mijn jongere dochter in het publiek. En terwijl we daar speelden drong het tot me door: wat een klein wonder het is dat wij die gruwelen van die wereldoorlog samen kunnen herdenken. Dat we ze herdenken, nog honderd jaar later. Maar vooral: dat we het samen doen.

Dat ik als Duitser met een Nederlands orkest op het Franse platteland Vlaamse muziek speel. Iedereen samen, scholieren en Amsterdammers van boven de tachtig. En iedereen vindt het normaal. Hoe bijzonder: de herdenking van de Eerste Wereldoorlog is geen kwestie van mijn oorlog tegen jouw oorlog, van mijn herinnering tegen jouw herinnering. Het is onze collectieve Europese catastrofe.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

De klaproos is symbool van de Eerste Wereldoorlog (foto: Marten Bjork).

De Duitse historische schuld voor de oorlogen blijft natuurlijk. En toch: wij kijken terug op de oorlog als iets dat verbindt, niet als iets dat ons scheidt. We kunnen het lot en de ellende van de individuele soldaten los zien van de grote vragen naar historische schuld.

Dat lijkt vanzelfsprekend en een tikkie saai. Maar ik was deze zomer in China en Japan, landen die ook een bloedige geschiedenis van de twintigste eeuw hebben en daar is het ondenkbaar dat je dat herdenken samendoet. Op zoveel plekken van de wereld zou zo'n gezamenlijk herdenken onmogelijk zijn. Hier in Europa kan het. Plots was ik dankbaar en trots een Europeaan te zijn.

Op de terugweg luisterde ik in de auto naar de radio en ik besefte dat die grootse Europese overwinning over nationale verdeeldheid niet vanzelfsprekend meer is, als je dezer dagen om je heen kijkt. In veel landen is die historische erfenis in gevaar. De Alternative für Deutschland vroeg bijvoorbeeld om een 180 graden draai in de 'herinneringscultuur'. Weg van alleen schuld en ellende, op naar nationale trots.

Daarvan krijg ik wél het kippenvel dat ik miste tussen de Ardense bomen. Wat ik toen besefte: die Europese beschaving van respect en samenhorigheid is niet iets dat vanzelfsprekend is. Beschaving is als een reservoir dat je steeds moet bijvullen. Bij jezelf, bij jongeren, door contact met mensen uit andere windstreken. Als je denkt dat beschaving iets is dat je nooit meer kwijtraakt, dat je er niet steeds weer voor moet werken, verpietert zij.

Nog steeds betreuren veel mensen de stand van de Europese zaak, als een elitair, geld-gedreven, technocratisch project. Maar als ik naar Europa kijk dan zie ik iets heel anders, ik zie een beschaving die we moeten blijven voeden. Dat is de opdracht die ik uiteindelijk heb meegenomen uit de Ardennen. Dat is het wat we al die soldaten verschuldigd zijn die anders zo vaak zinloze doden hebben moeten sterven.