Meestal moet een literaire debutant vechten om aandacht, maar Simone Atangana Bekono werd onmiddellijk in de schijnwerpers gekatapulteerd. Haar dichtbundel Hoe de vonken zichtbaar waren werd bekroond en ze werd door de Volkskrant uitgeroepen tot literair talent. Haar debuutroman Confrontaties stond op de shortlist voor de Libris Literatuur Prijs. Aan de hand van muziek spreekt zij erover met Johan Fretz in de HUMAN-podcast Brainwash (abonneer je via Apple, Spotify, of RSS-feed).

Confrontaties is een schitterend en beklemmend boek over de zestienjarige Salomé, die vastzit in een jeugddetentiecentrum voor het mishandelen van twee klasgenoten. Hoe is dat zo gekomen?

'Salomé zit vast omdat ze een geweldsdelict heeft gepleegd, na een hoop pesterijen en persoonlijke dingen die thuis misgingen. Dat stapelde zich op, tot zij niet meer weet waar ze het moet laten. Op een middag gaat dat erg mis.'

Zie je het als een opwelling of als een doelbewuste actie?

'Nee, het is echt een opwelling. Wat ik interessant vond aan zoiets als wat er in het boek gebeurt, is dat je van buitenaf weet dat als dingen zich zo opstapelen, het een keer mis moet gaan. En zo gaat het vaak ook. Als schrijver is het dan zaak om te laten zien hoe die dingen zich vermenigvuldigen, in elkaar haken en hoe dat langzaam tot een soort breekpunt komt. En dan barst de bom.'

Zwarte kunstenaars moeten vechten tegen een soort perceptie van wie zij zijn. En tegelijkertijd is er ook die drang om te zeggen: zo ziet mijn leven er uit, en er is ook pijn.

Maar in de persoon zelf telt dat zich niet zo bewust op?

'Nee, juist omdat Salomé iemand is die zo haar emoties wegdrukt, is zij zich er niet van bewust dat het haar steeds verder de duisternis in duwt.'

Nog voordat je wist wie Salomé was, hoorde je in je hoofd al flarden van een stem en een bepaald ritme. Hoe ontstaat dat?

'Ik had een dichtbundel gemaakt en dat was organisch gegaan, dus ik kan niet goed zeggen wat daar mijn proces was. Toen dat af was en ik afgestudeerd was van de kunstacademie, had ik een heftige angst dat ik nooit meer zou schrijven. Want hoe doe je dat buiten een context waarin je moet? Dus ik ging die druk op mezelf leggen, en schreef toen veel. Het was autobiografisch, dus ik schreef over thema's waar ik mee bezig was. Er waren thema's uit de bundel waar ik nog niet klaar mee was, zoals identiteit.'

Waarom was je daar nog niet klaar mee?

'Ik denk dat het vooral te maken had met dat mijn moeder ging verhuizen. Weg uit het Brabantse dorp Dongen, waar ik geboren ben en waar ik mijn hele jeugd heb gewoond. Toen we daar alles weg gingen halen, heb ik veel foto's gemaakt van het dorp. Eerder had ik niet door hoe sterk mijn herinneringen aan het dorp waren, en hoe vormend die tijd is geweest. Ik ben na gaan denken op welke manier dat dan was. Toen kwamen er stukken: fictief, proza, dagboekfragmenten, en ook korte scènes van plekken. Ik had ineens een stem te pakken, maar ik begreep er geen reet van wat dat was. Het was vreemd. Ik had geen idee wie het was, en waar het precies over ging, maar het was overduidelijk een stem die zich heel erg vast voelde zitten. Waar een grote beklemming uit sprak. En hoewel ik wel met een bepaalde nostalgie terugkijk naar die jeugd, was dat ook onderdeel van hoe ik dat dorp heb ervaren. Zo is Salomé ontstaan. In een dorp met twee kanten: waar de sociale controle vrij groot is, en waar je duidelijk ergens wel of niet bij kan horen.'

Je boek speelt zich af in een jeugddetentiecentrum, en daarvoor heb je ook jonge delinquenten gesproken. Dat lijkt me een intieme aangelegenheid.

'Ja, ik vond dat ook heel spannend, maar ik vond dat ik dat moest doen. Je hebt het over een groep jongeren die vrij kwetsbaar is en op een bepaalde manier in de media komt. Ik heb daarom gesproken met mensen die er al uit waren. Zij hoefden me niet te vertellen waarvoor ze vast zaten als ze dat niet wilden, en ik vroeg vooral naar dagelijkse bezigheden binnen. Hoe ziet je dag eruit? Hoe ziet je cel eruit? Hoe gaat dat met eten, en ga je daarna samen afwassen? Praktische informatie, zodat ik die kennis kon gebruiken voor het leven dat Salomé binnen leidde. De jongens waren heel openhartig. Over hoe je in een soort slaapstand terecht kan komen als je naar binnen gaat, omdat je net uit een heel hectisch proces komt met politie en Jeugdzorg. Dan zit je daar, en mag je niks. Dat lokt soms apathie uit, en soms heftige rebellie. Dat kan ik me allebei heel goed voorstellen.'

Een van de nummers die je voor Brainwash koos, is Fun! van Vince Staples.

'Voor mij staat dit nummer voor een attitude in het boek. Het klinkt in eerste instantie als catchy rapmuziek, het gaat over gangs, geweren en hiphopcultuur, maar als je kijkt naar wat hij zegt, gaat het veel dieper. Het is kritisch, zowel op de eigen omgeving, als op de perceptie op die omgeving.'

'Als je naar de videoclip van dit nummer kijkt, dan ga je als een soort Google Maps Street View door zijn buurt in Long Beach, waar Staples is opgegroeid. Dan zie je allerlei dagelijkse gebeurtenissen die heel 'ghetto' zijn: mensen die op straat vechten, overvallen worden, dansende kinderen, crappy huizen. Maar aan het eind van de video wordt er uitgezoomd, en blijkt dat er eigenlijk een wit jongetje vanachter zijn laptop door Google Maps in die wijk heeft zitten klikken. Voor mij is het een treffende vertaling van een fenomeen van rapmuziek waarvan Staples zich bewust is dat het door een wit publiek geconsumeerd wordt. Maar ook dat rappers zelf meedoen aan het verkopen van eigen leed en stereotypes, en het ongemak dat daarbij hoort. Zwarte kunstenaars moeten aan de ene kant altijd vechten tegen een soort perceptie van wie zij zijn. En tegelijkertijd is er ook die drang om te zeggen: zo ziet mijn leven er uit, en er is ook pijn. Maar je wil niet gereduceerd worden tot slechts dat aspect van je leven.'

'Staples zegt in het nummer en met de video eigenlijk: 'We just want to have fun.' En tegelijk is het ook een simpele kritiek waarbij hij zegt: maar wat verkoop jij zelf als artiest? Verkoop jij alleen de blije zwarte kunstenaar die catchy nummers maakt en er grappig uitziet, of juist alleen die superduistere en toch ook wel bloederige kant van wat het betekent om een zwarte kunstenaar te zijn? Dat laat hij in het midden, dat vind ik zo mooi aan zijn werk. Ik voel zelf ook niet de behoefte om de ambiguïteit op te heffen, om van die verschillende kanten maar één ding te maken. Ik geloof daar sterk in, dat de menselijke ervaring veelzijdig is.'

Hoe verhoud jij je daartoe in je eigen werk?

'Stapels durft daar hard in te zijn, en dat is iets waar ik bij het schrijven van het boek ook naar op zoek was. Je zit in het hoofd van een personage dat heftige dingen heeft meegemaakt, en erge dingen heeft gedaan. Maar uiteindelijk ben je toch op zoek naar een soort menselijkheid in die vertelling, die ook voorbijgaat aan: 'Ik ga nu een verdrietig verhaal vertellen over dat racisme zo vervelend is.' Het gaat ook over een leven. Ik voel me verwant met het nummer, ook wat de vertelstijl betreft, omdat ik mijn boek ritmisch en staccato heb geschreven. De lezer moet vooruit worden geduwd om het tot zich te kunnen nemen, en vervolgens is de vraag wat er dan blijft hangen. Het is pakkend en heeft een duidelijk plot, maar onderweg gebeuren dingen waar je je misschien niet van bewust bent, of die je gaandeweg pas oppikt. Zo gaat dat in het echte leven ook vaak.'

En hoe doe je dat in een tijd waarin het over racisme gaat en het publiek uit witte lezers bestaat?

'Ik vind dat moeilijk. Als ik dat ook nog in mijn achterhoofd hou tijdens het schrijven, wordt het lastig de benodigde vrijheid te vinden. Maar achteraf, in gesprekken als deze over het boek, komt het ongemak. En daar doe je wat mee in je werk. Sommige stemmen hou ik zo ver mogelijk weg, andere sleur ik mee het werk in en probeer ik om te draaien. Dan hoop ik ze onschadelijk te maken.'

Een pijnlijk voorbeeld is dat toen de shortlist bekend werd voor de Libris Literatuurprijs, er stemmen klonken die zeiden dat 'de zwarte vrouw wel weer zou gaan winnen'. Hoe verhoud je je daartoe?

'Met veel frustratie. Dat is een van de redenen dat ik probeer om niet te veel online te zijn, want daar speelt het zich af en hoor je die stemmen. Ik sta daar helemaal niet boven, ik ben niet Maya Angelou of Tony Morrison. Ik ben niet van het stempel: when they go low, you go high. Ik heb daar geen energie voor, ik word daar superkwaad van. Dan moet ik daar wat mee, en verwerk je het weer. Het verschrikkelijkste is dat je statistisch gezien helemaal niet tot een groep mensen behoort die zo bevoorrecht of gerepresenteerd zijn in de letteren. Dan denk ik: ik mag best trots zijn op mezelf. Maar die mensen gaan wel in je hoofd zitten. Als ik om vier uur 's nachts wakker lig, denk ik een moment: of ben ik inderdaad daarom op dat lijstje gezet? Ik weet dat het niet zo is, en ik ben zelf ook trots op mijn boek, maar die gedachte nestelt zich in je hoofd. Daar ben ik nog het meest gefrustreerd over: niet dat mensen het vinden, maar dat het in mij gaat zitten. Het is hard werken om te doen alsof het je niets doet.'

Het boek gaat over beklemming, maar ook over bevrijding. Is het voor jou ook een bevrijding geweest?

'Ik ben er als schrijver anders over na gaan denken, alleen al omdat ik – zoals alle schrijvers – worstelde met het einde van het boek. Sommige mensen lezen er iets hoopvols in, en anderen vragen zich af waarom het daar eindigt. Er zit voor mij iets krachtigs in dat einde, wat ik zelf heb ervaren. Het voelt als mijn levenstaak voor mijzelf, om je los te maken van de dingen die je klein houden. Dat is de enige manier om te leven.'