'Ik wil dichter zijn, dichter bij mezelf, maar ook dichter bij jou', klinken de poëtische woorden van Gershwin Bonevacia, de stadsdichter van Amsterdam. Zijn stormachtige opkomst ging door zijn dyslexie niet vanzelf, maar het worstelen met woorden maakte hem tot vindingrijke woordkunstenaar. Dit jaar komt zijn nieuwe dichtbundel Toen ik klein was, was ik niet bang uit. Aan de hand van muziek spreekt hij met Johan Fretz in de HUMAN-podcast Brainwash (abonneer je via Apple, Spotify, of RSS-feed).

Hoe heeft jouw levenspad je tot de poëzie gebracht?

'De basis is dat ik dyslectisch ben, denk ik. Ik kwam er op vrij late leeftijd achter, toen ik elf of twaalf was. Daardoor werd ik op best wel jonge leeftijd gedwongen bij stil te staan dat ik anders denk en functioneer, en dat dingen niet vanzelfsprekend zijn voor mij die voor anderen wel vanzelfsprekend zijn. Bijvoorbeeld in het onderwijs. Dat zorgde ervoor dat ik vanaf de middelbare school al best wel filosofisch vormde.'

Omdat je er buiten stond?

'Nee, omdat ik op die leeftijd al door had dat mensen anders zijn. Dat iemand anders kan zijn door zijn achtergrond, en dat dat impact heeft op hoe je je nu gedraagt. Dat mensen anders kunnen zijn, maar dat niet betekent dat de een beter is dan de ander. Dat zijn thema's waar ik toen ik twaalf was al over nadacht, omdat ik ermee geconfronteerd werd dat ik anders ben.'

Was het ook een bevrijding dat het dyslexie was?

'Ja, want heel lang dacht ik dat ik dom was. Het allerergste is niet dat ik weleens een spelfout maak, of dat ik niet weet hoe ik 'enthousiasme' moet schrijven, maar het gebrek aan zelfvertrouwen waarmee je opgroeit in zo'n cruciale fase van je leven. Vaak denk je dat je niet met het gemiddelde mee kan, met schrijven en lezen, of Engels.'

Vanaf dat moment reflecteerde je daar dus al filosofisch op. Werd dat al omgezet in eigen woorden, of zongen die rond in je hoofd?

'Die zongen een beetje rond in mijn hoofd. Ik wist nog niet wat het precies betekende en hoe ik dat moest gaan vormgeven. Gaandeweg de middelbare school, zo rond mijn vijftiende, ben ik onbewust dingetjes gaan schrijven. Maar je weet nog niet helemaal wat dat is. Ik kom uit Rotterdam-Zuid, ik ben zwart, dan ben je met rap een beetje bezig. Als ik nu mijn notitieboekje zie...'

Zit er wel wat bij als je het nu terugziet, dat je denkt: het talent was er al wel?

'In mijn eerste dichtbundel staan een aantal gedichten die ik schreef toen ik vijftien, zestien, was. Door spoken word en slam poetry festivals ben ik gekomen bij wat ik nu doe. Vanaf mijn zestiende ben ik begonnen met literatuurfestivals en jongerenfestival de Kunstbende.'

En toch ben je eerst economie gaan studeren. Je dacht niet: ik ga meteen richting filosofie of taal?

'Dat is die onzekerheid die ik toch nog had. Dat ik dacht: ik vind het wel leuk om te doen, maar hoe kan ik als dyslect ooit een dichter worden? Dat is onmogelijk. En vanuit de druk van je ouders: ga wat studeren waar je geld mee kan verdienen. Ik ben laag ingestroomd op het mbo en ik heb economie gedaan, maar toen ik eenmaal op het hbo zat, wist ik wel zeker dat het niet was wat ik wilde gaan doen. Rond mijn 23e was ik ervan overtuigd dat ik fulltime schrijver wilde worden. Nu ben ik 27.'

Het is als een komeet gegaan. Je poëziedebuut Ik heb een fiets gekocht gaf je in 2017 in eigen beheer uit, en maakte je eigenhandig tot underground classic door 5000 exemplaren uit je koffer te verkopen. Een leuk verhaal, waar wel veel vertrouwen uit spreekt.

'In eerste instantie ben ik uitgevers gaan benaderen, maar niemand was echt geïnteresseerd. Ik ben ook een beetje rebels, niet echt een klassieke schrijver, omdat ik het literaire veld vanuit een heel andere kant in ben gekomen. Ik ben niet vanuit de standaard literaire tijdschriften en poëziefestivals gekomen. Als jij niet nooit iets hebt gepubliceerd in een poëzietijdschrift als Awater, dan wordt het op 23-jarige leeftijd best lastig om een serieuze uitgever te strikken.'

Klinkt jouw pad door in je werk?

'Als ik kijk naar de grote winnaars van literatuurprijzen, dan merk ik wel dat ik een heel andere stijl heb. Het is meer urban, en meer filosofisch. Het is stedelijk van deze tijd: ik gebruik straattaal, zoals kifesh of hajek, of de boys uit de buurt. Wat heel erg van nu is. Ik ben geen schrijver die speelt met humor en sarcasme, en dat vind je veel terug in Nederlandse poëzie. Cynisme is niet echt mijn stijl, ik hou van schrijven met een bepaalde noodzaak.'

Is het directer bij het gevoel, dat je minder de distantie van ironie gebruikt?

'Ik gebruik het minder, maar ik ben me wel gaan verdiepen in welke spelregels er gelden als we het over Nederlandse poëzie hebben. In de basis heeft poëzie niet echt een definitie, maar waar hebben we het over als we het hebben over poëzie in Nederland? Dat heeft er voor gezorgd dat mijn stijl een klein beetje is aangepast.'

Heel lang dacht ik gewoon dat ik dom was. Het allerergste is niet dat ik weleens een spelfout maak, maar het gebrek aan zelfvertrouwen waarmee je opgroeit in zo'n cruciale fase van je leven.

Een voorbeeld voor jou was rapper Winne. Waarom was dat?

'Hij was voor mij een groot voorbeeld omdat hij echt een filosoof is. Een straatfilosoof zou je kunnen zeggen, een ervaringsdeskundige. Iemand die in zijn teksten veel universele thema's op een mooie, poëtische manier kon weergeven. Door middel van hiphopmuziek, maar haal dat weg, en je hebt prachtige inzichten en levenslessen. Hij inspireerde mij. Hij lijkt op mij, qua uiterlijk, dat is de representatie die ik niet overal terugzag bij filosofen die aan talkshowtafels aanschoven. Bij Winne had ik dat wel, waardoor er een extra connectie ontstond. Toen ik opgroeide in Rotterdam was hij echt een voorbeeld voor mij. Ik dacht: als ik straks dertig ben en ook maar een beetje op Winne lijk, heb ik het goed gedaan in het leven.'

Voor de podcast koos Bonevacia het nummer Lotgenoot van Winne. Voor Bonevacia is Winne een voorbeeldfiguur, iemand die broederschap symboliseert. De vrienden die Bonevacia om zich heen verzamelt zijn belangrijk voor hem, om samen te kunnen huilen en lachen.

Winne en jij hebben elkaar ontmoet, inmiddels.

'Ja, we hebben elkaar een paar keer ontmoet. En op zijn laatste plaat met een goede-doelen-achtig idee, So So Lobi, waarbij hij met verschillende artiesten samenwerkt, heb ik een soort introotje op gemaakt.'

Je bent stadsdichter van Amsterdam, maar dit nummer is Rotterdam ten voeten uit. Ben je meer Amsterdammer of Rotterdammer?

'Inmiddels voel ik me meer Amsterdammer, maar ik heb op hele cruciale periodes in mijn leven in Rotterdam gewoond, wat me heel erg gevormd heeft. Ik woonde in IJsselmonde. Winne rapt: 'We waren vijftien of zestien / jong, zwart en losgeslagen.' Hij had het toen over mij.'

Was je losgeslagen?

'Ja. Niet in criminaliteit of whatsoever, maar wel rebels qua gedachtegang, gedragingen en kattenkwaad. Ontslag nemen bij Albert Heijn en nooit meer komen.'

Op zich wel netjes dat je eerst ontslag hebt genomen.

'Ja. En dan: fuck jullie, ik kom niet meer. Dat soort dingen zaten er echt wel in toen ik zestien was. Vervolgens gaat het ook over broederschap, dat is iets waar ik veel waarde aan hecht: de mensen die ik om me heen heb. Dat maakt dat ik deze plaat grijs kan draaien.'

Winne zegt: 'jong, zwart en losgeslagen'. Wat betekent het voor jou om zwart te zijn in een witte wereld, terwijl je ook in een zwarte wereld hebt geleefd?

'Je wordt er dagelijks mee geconfronteerd: soms subtiel, soms duidelijk. Elke dag ben ik me er bewust van dat mensen naar mij kijken, en mijn huidskleur meenemen in wat zij van mij vinden.'

Het is voor jou op dagelijkse basis iets waar je expliciet mee geconfronteerd wordt, of in ieder geval impliciet?

'Beide. Je hebt de dagelijkse micro-agressies. Maar gister liep ik achter een vrouw en ik wilde de hoek om, en zij zag mij, en verstijfde helemaal. En ik liep gewoon over straat, en zij verstijfde helemaal omdat er een zwarte man achter haar liep of zoiets. Ik kan me niet voorstellen dat ze dat had gedaan als er een witte man achter haar liep.'

Hoe zorg je ervoor dat it doesn't knock you down?

'In een van mijn gedichten zeg ik: 'In de loop der jaren zijn onze veren geëvolueerd tot schubben.' Op een gegeven moment bouw je een defense system, een soort mechanisme waardoor dat soort dingen je niet zo snel meer raken. Maar dat is moeilijk. Dat is iets waar je dagelijks of wekelijks van bewust gemaakt wordt. Ik ben iemand die dat heel snel van zich af kan schudden, maar sommige mensen hebben daar meer moeite mee.'

Hoe komt het dat jij dat goed kan?

'Ik denk dat een van de redenen is dat ik een omgeving heb gecreëerd waarin ik helemaal mezelf kan zijn. Ik moet er niet aan denken dat ik na mijn commerciële economiestudie elke dag tegen grapjes op kantoor aan zou lopen waar je helemaal gek van wordt. Ik probeer een omgeving te creëren waarin ik weet dat als iemand mij beoordeelt, ze me eerder beoordelen als mens dan als zwarte man, of als Curaçaoënaar, of als Amsterdammer.'