Het klinkt natuurlijk steviger om te zeggen dat ik tégen verbinding ben. Dan heb je meteen een helder statement. Zo trek je de aandacht, maar daar heb ik geen zin in, dat zou te simplistisch zijn: tégen de verbinding. Al net zo simplistisch als het woord verbinding zelf. Het is een woord dat ik niet meer kan horen. Waarom? Omdat het een marketing-term is geworden, een politieke dooddoener.

Het roepen van 'verbinding' impliceert dat we onze verschillen moeten overbruggen en dat daarin de oplossing ligt voor maatschappelijke spanningen. Het is vaak nobel bedoeld, maar kan ironisch genoeg juist averechts werken. 'We moeten minder polariseren, we moeten meer verbinden'. Grote kans dat vooral degenen die zich toch al verwant aan je voelden, het met je eens zullen zijn. Maar degenen die ver van je af staan, zullen vermoedelijk weinig zin hebben zich met je te verbinden.

Begrijp me niet verkeerd: momenten van verbroedering kunnen me diep raken. Zoals die keer dat de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan, doodziek aan bed gekluisterd in zijn ambtswoning, door honderden mensen liefdevol werd toegezongen op de aangelegen gracht. Op zulke momenten vallen onderlinge verschillen even weg: we vinden elkaar in de wetenschap dat we allemaal maar wat ploeteren op deze aardbol, om er wat van te maken, onze weg te vinden. Voor heel even vinden we elkaar en daarin hoop en troost.

Tekst loopt door onder de video.

Maar veel vaker, in de alledaagsheid, zijn er nu eenmaal wel hele grote verschillen, in hoe we over leven en samenleving denken, in wat we zien als goede politieke keuzes. Dat is helemaal niet erg en die verschillen hoeven dus ook helemaal niet te worden gladgestreken. Is het wel zo nodig, al dat verbinden waar politici om roepen? Is het wel zo oprecht? We hoeven toch niet allemaal nasi met elkaar te gaan eten in een Van der Valk restaurant en Hakuna Matata te zingen?

Laten we eens een stap daarvoor beginnen. Volgens mij zou het al heel wat zijn als we het vijanddenken kunnen afleggen, als we de ander en zijn perspectief, hoe ver hij ook van ons af staat, erkennen en hem niet ontmenselijken. Zouden we in plaats van naar verbinding streven naar een besef van gedeelde menselijkheid, dan zou dat denk ik al voor zoveel meer zuurstof en dus adem zorgen in onze samenleving.

Niet verbonden raken, maar elkaar erkennen. Je gunt elkaar ruimte en beseft dat je wel degelijk met elkaar verantwoordelijkheden deelt voor dezelfde samenleving, dat de ander vanuit zijn perspectief ook zoekt naar erkenning, liefde, vervulling. Ironisch genoeg vermoed ik dat je je juist dan nog wel eens verbonden zult voelen met een andersdenkende, veel meer dan wanneer je dat vanuit kretologie probeert af te dwingen.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Rutte op werkbezoek in Afrikanerbuurt in Rotterdam (foto: ANP/Bas Czerwinski).

Dit perspectief zal zeker voortkomen uit mijn eigen reis van de afgelopen jaren. Ik kon me nog al eens verliezen in grote woorden, platitudes en ontdekte dat die, hoewel uit oprechtheid geboren, hun doel voorbij kunnen schieten. Je moet ze invullen om ze betekenis te geven en je afvragen of het überhaupt de juiste woorden zijn. Uitgerekend in een voor mij zoekende fase, maakte ik een overweldigende reis naar het land van mijn moeder, Suriname, waar ik nog nooit was geweest.

Ik stapte het vliegtuig uit, er stond een zwarte piloot bij de uitgang, hij zei: 'Welkom thuis jongen!' Al gauw werd ik overvallen door het gevoel dat ik deze wereld, die ik zolang had weggeduwd, altijd al bij me had gedragen. De warmbloedigheid, de manier waarop de mensen spraken met hun handen, elkaar aankeken zonder ervan te schrikken. Maar wat me ook raakte was de manier waarop men daar naast elkaar leeft. Die leerde me hoe aards, tastbaar en simpel het soms kan zijn om met elkaar te leven.

Suriname is een samenleving met oneindig veel tegenstellingen, maar ondanks die tegenstellingen is het een land waar vele bevolkingsgroepen heel goed in staat lijken naast elkaar leven. Het is een van de meest geslaagde melting pots ter wereld, terwijl er tegelijkertijd ook veel eilandjes staan. Een prachtig symbool hiervan vind ik de synagoge die in Paramaribo pal naast de moskee staat. In mijn Surinameroman ontmoet de hoofdpersoon in de beroemde synagoge een Joodse man die hem een kop koffie aanbiedt. Alleen de koffie blijkt op. Daarom klopt de Joodse man aan bij zijn islamitische buurman in de moskee. Wat volgt is onderstaande scene, die ik ter afsluiting graag met jullie deel. Volgens mij een heel concreet voorbeeld van hoop en gedeelde menselijkheid.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Moskee en synagoge op Suriname (foto: Wikipedia/Brokopondo).

Fragment uit Onder de paramariboom:

Even later zitten we opnieuw aan de eikenhouten tafel in het bijhuisje van de synagoge, maar nu met zijn drieën. Een moslim, een Jood en een halve Surinamer. Het begin van een slechte mop. Op de tafel staan drie koppen koffie. In twee ervan zit een scheutje rum. In de derde niet, dat wil zeggen: Don Alberto ontkent dat in alle toonaarden.

'Maar ik proef het toch!', zegt Rashid.

'Jouw smaakpupillen zijn verpest, makker. Het is geen rum. Het is gewoon de smaak van het water hier, het komt door dat apparaat, ik zweer het je, Rashid!' Als Rashid niet kijkt, knipoogt Don Alberto naar mij. Wat niet weet, wat niet deert, zolang je-weet-wel-wie het maar gelooft. Ik vraag of het goed gaat, of zij hier naast elkaar kunnen leven en bidden, in vrede. Rashid kijkt me vol onbegrip aan. 'Natuurlijk in vrede. Hoe zou het anders moeten?'

'Geen idee', zeg ik en ik schaam me voor mijn vraag. Don Alberto neemt een flinke slok. 'Ze zouden ons eens naar het Midden-Oosten moeten sturen. Moet jij eens kijken hoe snel we dat zooitje daar hebben opgelost.'

'Wat is het geheim?', vraag ik. 'Parkeerplek,' zegt Don Alberto zonder blikken of blozen. Ik kijk hem verward aan. Hij en Rashid lachen me uit, of toe. 'Als zij een grote feestdag hebben, mogen ze bij ons parkeren. En andersom ook. Dat schept een band', zegt Rashid.

'Precies. Iedereen heeft het over een tweestatenoplossing, maar je moet gewoon beginnen met een broederlijk parkeerbeleid, noh.' Ze gieren het uit: Don Alberto slaat op de tafel, volgens mij is Rashid al aangeschoten.

meer weten?

Johan Fretz is schrijver, theatermaker en columnist van Het Parool. In 2012 debuteerde hij met de roman Fretz 2025. Momenteel staat hij in het theater met de voorstelling De zachtmoedige radicaal en deze maand verscheen zijn tweede roman, Onder de paramariboom.