Mijn verhaal gaat over de Argentijnse film El Clan van Pablo Trapero, en de blinde liefde die mensen kunnen hebben voor een dictator.

Van die laatste groep lopen er nogal wat rond in onze wereld, in verschillende gradaties. Kijk maar naar Recep Tayyip Erdogan. Maar ook naar Vladimir Poetin en Kim Jong-un. En kijk ook naar hun populariteit. Het is alsof de onderdanen een soort hartstocht hebben voor de 'Grote Leider'. Voor ons lijkt dat onbegrijpelijk, maar de film El Clan laat nu juist zien dat het verontrustend makkelijk is om van een dictator te houden.

Het verhaal in de film is waar gebeurd. Het speelt zich af in Argentinië, begin jaren tachtig, vlak na de democratische verkiezingen die de militaire junta ten val brachten. Het gezin Puccio - vader, moeder, drie zonen, twee dochters - leidt een normaal middenstandsbestaan in een voorstad van Buenos Aires.

Hun trots is zoon Alejandro die rugby speelt voor het nationale team van Argentinië. De aantrekkelijke Alejandro is een plaatselijke celebrity: hij opent een sportwinkel waar mensen, vooral jonge vrouwen, graag naar toe gaan. Maar schijn bedriegt — de Puccio's leven eigenlijk boven hun stand. Hoe ze aan geld komen, blijkt heel terloops, wanneer duidelijk wordt dat Vader Puccio een kidnapper is. En dat Alejandro meehelpt. En dat de kidnappings in zeker drie gevallen eindigen in moord.

Tekst loopt door onder de video.

Wat vader Puccio precies deed in het tijdperk voorafgaand aan de film wordt niet verteld, maar het lijkt erop dat hij tijdens de militaire dictatuur een soort freelance kidnapper voor de geheime dienst was. En dat hij na de democratische verkiezingen van 1983 simpelweg doorging met mensen ontvoeren, nu voor eigen gewin.

Het idee van de banaliteit van het kwaad komt in het spel. Dat zie je in een fantastische scène: de camera volgt Puccio van dichtbij terwijl hij door zijn huis loopt, door de keuken waar zijn vrouw avondeten aan het koken is, langs de eettafel waar zijn kinderen huiswerk maken en voorbij de televisie waar Alejandro naar zit te kijken, naar beneden de kelder in, waar het nieuwste slachtoffer in een speciaal kamertje vastgebonden aan een ketting zit te schreeuwen.

Om het geluid te dempen staat er muziek aan, maar het is duidelijk dat iedereen die in dit huis woont precies weet wat er aan de hand is. De vraag waarom ze niets doen, waarom ze het normaal vinden wat vader uitspookt, wordt aan ons overgelaten. Het zijn gewone mensen die met het kwaad in aanraking komen. En het kwaad, dat is papa Puccio.

Ook wij worden met deze banaliteit geconfronteerd. De kidnappings zijn flitsend in beeld gebracht — om de absurditeit ervan te accentueren.

En, Alejandro. Die rugbyspeler. Hij is zo'n innemend persoon dat je niet anders kunt dan je met hem identificeren. Het is duidelijk dat hij met tegenzin helpt met de kidnappings, maar gaat er toch mee door. De vraag is natuurlijk: waarom?

De suggestie in de film is dat de verdwijningen en de moorden in Argentinië een way of life zijn geworden. Je doet het zoals je een kruidenierswinkel runt. Dat is misschien ook de reden waarom de buurtgenoten 'geschokt' reageren wanneer de Puccio's worden gearresteerd. 'We wisten van niets', zeggen ze.

Maar… dat is nog maar de vraag.

Het grote verhaal - gewone mensen, moeder, dochters, zonen, die met het kwaad in aanraking komen en daarvan gaan houden - wordt tot de kern teruggebracht in de relatie tussen vader en zoon. Alejandro vertrouwt zijn vader blind. Misschien wel daardoor kan zijn het kwaad - dat zijn vader ook is - onderdrukken.

Wanneer hij het licht ziet, is het te laat. Alejandro ziet zijn vader voor wat hij is: een moordenaar, een dictator. Maar, ook zijn vader. Het verraad is verschrikkelijk. In de gevangenis slaat hij zijn vader in elkaar. Uit woede. Uit teleurstelling. Maar vooral uit liefde.

meer weten?

Bovenstaande tekst werd eerder uitgesproken door Gawie Keyser in Brainwash Radio, de verhalende nieuwsanalyse van Brainwash op NPO Radio 1. Elke laatste maandag van de maand, 20:30 tot 21:30 uur. Ook beschikbaar als podcast.

De junta of militaire dictatuur in Argentinië was er tussen 1976 en 1983. Een tijd van gedwongen verdwijningen en illegale arrestaties. Nadat Argentinië in 1983 de Falklandoorlog verliest van Groot-Brittannië, volgen democratische verkiezingen.

De banaliteit van het kwaad is een begrip dat filosoof Hannah Arendt uitwerkt in haar boek Eichmann in Jerusalem: A Report on the Banality of Evil (1963, in 1969 in het Nederlands uitgegeven). Arendt beschrijft het proces tegen Adolf Eichmann, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog. Ze verwacht een monster te zien, maar treft in de rechtbank een tweederangs, alledaags persoon. Het kwaad, zo stelt Arendt, krijgt daarmee iets banaals, iets raadselachtigs.