'Toen ik Lelystad ontvlucht was, ging ik op kamers in Utrecht, in een van die zelfmoordflats, zoals ze wel genoemd worden. Het waren sombere flats waar wel eens iemand vanaf viel. Een soort Lelystad eigenlijk, maar dan verticaal.'
Rauw, allesverterend isolement komt hij tegen, en mensen die letterlijk ziek worden van de eenzaamheid: schrijver Joris van Casteren. In zijn werk als coördinator voor De Eenzame Uitvaart brengt hij overledenen zonder familie een laatste groet met een verhaal of gedicht. In zijn boek Eenzaamheid belicht hij de eenzaamheid, die van zichzelf onzichtbaar is, niet waarneembaar voor de buitenwereld. Van Casteren schrijft voor de Volkskrant, en is tevens auteur van onder andere Moeders Lichaam, Het Been in de IJssel en de dichtbundel De Grote Atomen. Zijn bekendste boek is Lelystad. Aan de hand van muziek spreekt hij erover met Floortje Smit in het HUMAN-programma Brainwash Zomerradio (abonneer je via Apple, Spotify, of RSS-feed).
In je boek Eenzaamheid beschrijf je hoe je jarenlang in een studentenflat woonde zonder contact te maken met je medebewoners.
Des te meer reden om contact te maken met je medebewoners, om het nog een beetje gezellig te maken…
'Ik ging voor het uitzicht, dat was voor mij veel belangrijker. In Lelystad was alles heel laag, dus ik vond het fantastisch om hoog te wonen. Je moest hospiteren voor een kamer en eerst kwam ik terecht op de eerste verdieping. Dat vond ik niet hoog genoeg, dus ging ik me contactgestoord gedragen. Toen ik naar een hogere verdieping mocht, ging ik juist heel aardig doen. Ik was niet zo sociaal toen.'
Je had de verrekijker van je vader bij je, waarmee je mensen bekeek.
'Ja, dat is het pijnlijkste onderdeel van het boek, ik schaam me er nu een beetje voor. Ik dacht toen veel na over het solipsisme, het idee dat er zonder jouw bewustzijn geen werkelijkheid is. Dat is natuurlijk onzin, maar het is wel een geruststellende gedachte. Zolang ik observeer, is er een werkelijkheid. Dat was voor mij verbonden met die verrekijker, waarmee ik andere flatbewoners observeerde − ik kon zo'n beetje heel Utrecht Overvecht zien. Ik zag wat allemaal deden: er waren mensen die elke dag The Bold and The Beautiful keken, anderen waren aan het bidden. Ik zocht de naambordjes van die mensen op, waardoor ze een soort vrienden van me werden.'
Deed je het ook uit een romantisch idee, van de eenzame gekwelde ziel op een kamertje?
'Ja, ik ben ook als dichter gedebuteerd. Nu ben ik veel bezig met hoeveel mensen mijn verhalen lezen en hoe goed mijn boek verkocht wordt, maar toen ging het daar helemaal niet om. Ik wilde gewoon iets moois maken en kon een hele avond bezig zijn met één dichtregel. Ik plaatste me een beetje buiten de werkelijkheid.'
Heb je die eenzaamheid nodig om te kunnen schrijven?
'Eerder isolement dan eenzaamheid. Als ik aan het schrijven ben kan ik tegen geen enkel geluid. Maar uiteindelijk schrijf je om weer in contact te komen. Echte eenzaamheid kan een mens niet verdragen. Als je de band met anderen helemaal doorknipt, word je echt gek.'
Wanneer gaat alleen zijn over in eenzaamheid?
'Dat heeft te maken met je eigen beleving. Als ik te lang binnen ben, dan heb ik er weleens last van. Dan merk ik dat er een drempel ontstaat om bijvoorbeeld naar de supermarkt te gaan. Dat komt omdat ik dan heel geconcentreerd bezig ben geweest met een verhaal, als in een cocon. Maar het heeft ook met deze tijd te maken, waarin je mensen als drager van ziekte ziet en de buitenwereld als een bedreiging. Daardoor heb je de neiging om je af te zonderen. Maar ik moet niet klagen hoor, ik heb twee kinderen en genoeg contacten als ik wil. Dat is heel anders voor de mensen over wie ik verhalen schrijf. Die hebben op een gegeven moment niemand meer, behalve misschien de huisarts of een thuiszorgmedewerker die hun steunkousen aantrekt.'
Misschien is eenzaamheid wel dat je niks meer hebt om je toe te verhouden, om jezelf aan te toetsen?
'Dat is waar, en die verhouding tot anderen heb je nodig om te kunnen creëren. Maar voor mensen die dat doel niet hebben, ligt dat anders, zoals de mensen waar ik, postuum, mee te maken krijg bij De Eenzame Uitvaart. Zij worden in niemand meer weerspiegeld en communiceren met niemand meer. Alleen met zichzelf, in hun hoofd. Dat is vreselijk.'
'Dat soort mensen komt eigenlijk buiten de werkelijkheid te staan en dat vind ik fascinerend. In mijn boek Moeders Lichaam schrijf ik bijvoorbeeld over Pieter van der Molen, die zijn dode moeder in huis hield. Dat soort verhalen spelen zich in het geheim af, je hoort er pas later van. Juist door vanuit het perspectief van die mensen naar de wereld te kijken – waar wij deel van uit maken en die wij heel normaal vinden – zie je hoe raar die wereld eigenlijk is. Eenzaamheid is vanuit evolutionair en psychologisch perspectief heel naar, maar voor mij zijn buitenstaanders heel interessant. Ze groeien als een vreemd gewas tussen het bos van onze samenleving. Om de maatschappij een spiegel voor te houden, heb je dat soort mensen nodig.'
Het eerste nummers dat Van Casteren koos voor Brainwash Zomerradio is Mrs. Robinson van Simon & Garfunkel. 'Dit nummer roept bij mij de mid century op, de jaren 50 en 60 in Amerika, een periode van esthetische perfectie die je bijvoorbeeld in Mad Men ziet. Het was natuurlijk ook het begin van het consumentisme, waar uiteindelijk de wereld aan kapot zou gaan, maar tegelijkertijd was het, denk ik, de beste tijd om in te leven: zonder zorgen en in schoonheid tot in de kleinste details. Alles klopte.'
In je boek over eenzaamheid schrijf je dat als baby in een couveuse lag.
'Ja. De uitgever vroeg of ik een boek wilde maken naar aanleiding van mijn stukken in de Volkrant over De Eenzame Uitvaart, dat ook persoonlijk moest worden. Waarom komt dit nu juist op mijn pad? Toen ben ik na gaan denken over waarom eenzaamheid een terugkerend thema is in mijn werk. Dat ik als baby in een couveuse heb gelegen vond ik, als schrijver, wel goed uitkomen. Want hoe eenzaam is dat! Ook voor ouders is het verschrikkelijk om hun kind achter te moeten laten in het ziekenhuis. Mijn ouders zagen mij van meters afstand achter een glazen wand. Als baby mis je fysiek contact en dat is vast niet goed voor de binding met je moeder. Tegelijkertijd is het wel goed gekomen met mij, hoor. Ik heb allemaal rare trekjes, maar ik weet niet of dat door de couveuse komt. Door Lelystad, denk ik. Ik geef altijd Lelystad de schuld.'
Hoe kies jij je verhalen?
Meestal dringen die zich aan me op. Zoals bijvoorbeeld dat been in de IJssel. Ik zag het in Opsporing Verzocht, wat heel absurd was. Meestal worden er in zo'n geval meerdere lichaamsdelen gevonden, maar nu was het alleen een been. Op televisie liep er een agent langs de IJssel die zei: 'Er is een been gevonden, maar verder niks, kent u iemand in uw omgeving…', of zoiets. Toen dacht ik, bingo! Los van de gruwelijkheid is het kunst, wat de werkelijkheid ons hier flikt. Want dat been gaat alles in de war schoppen. Omdat het officieel geen lijk is, mag je het niet begraven. Bij een hoofd of een romp mag dat wel. Uiteindelijk werd het been toch in een kinderkistje begraven, maar dat bleef ingewikkeld. Want op welke begraafplaats moet je het begraven als je niet weet of het een katholiek of een islamitisch been is?'
'Absurd was ook dat deze persoon, de eigenaar van dat been, in theorie nog kon leven. En wat zouden ze met het been gaan doen? Ik wist dat het een gouden vondst was en een boek moest worden, ik ben er uiteindelijk zeven jaar mee bezig geweest. Eerst ga je van alles verzinnen over de eigenaar van dit been – misschien zat 'ie wel op voetbal. Dat is wat een fictieschrijver doet. Maar het is nog veel fascinerender als het lukt om erachter te komen hoe het echt gegaan is, wie die persoon echt was. Het is net als Michelangelo zei over zijn beeldhouwwerk: hij zag het beeld al, hij moest alleen het marmer nog even wegbikken. Dit been stak als het ware al uit een stuk marmer en met de feiten bikte ik de rest van het leven tevoorschijn. Dat is voor mij literatuur. De werkelijkheid kan een poëtische kracht hebben.'