In Brainwash Zomerradio van Human interviewt presentator Floortje Smit denkers aan de hand van muziek. Hierboven terug te luisteren. Welke nummers zijn vormend geweest voor hun identiteit en denken? Deze keer psychoanalyticus Paul Verhaeghe over autoriteit.

In onze tijd gaat er van alles mis met autoriteit. Je zou kunnen stellen dat we ons in een gezagscrisis bevinden. De klassieke autoriteiten van religie en politiek zijn hun geloofwaardigheid verloren. Maar als autoriteit ontbreekt, blijft alleen macht over, en macht is geweld.

De jaren 60 richtten zich sterk tegen de traditionele, patriarchale autoriteit. Johnny Cash is daar bij uitstek een voorbeeld van. Hij zong in de staatsgevangenis van California, San Quentin, voor een publiek van gevangenen, over de gevangenis en het falen van het systeem.

Cash keert zich tegen het systeem. Een systeem waar niemand echt gelukkig mee was, vermoedelijk tot aan de bewakers toe. Op dat vlak van systeemverandering hebben wij ook maatschappelijk gezien een enorme transitie doorgemaakt, die nog altijd bezig is.

Vanaf die tijd kregen we de seksuele revolutie en anti-autoritaire opvoeding: bewegingen die gericht waren tegen de autoriteit. Daarop terugblikkend moeten we daar een belangrijk element aan toevoegen: dit was gericht tegen een patriarchale autoriteit. Dat was een piramidaal model, dat top-down werkte, en bovendien aan één bepaald gender gekoppeld was, namelijk mannen. Het patriarchaat heeft pakweg 6000 jaar het maatschappelijke geregeerd, zowel letterlijk en figuurlijk. Daarbij viel minstens de helft van de bevolking, de vrouwen, buiten de boot, maar eigenlijk veel meer, omdat het een piramidaal model was met beperkte ruimte aan de top. Vanaf de jaren 60 wilden we dat niet meer. Dat is niet alleen de verdienste van die generatie, want historisch bekeken is dat van start gegaan vanaf 1500, en gaandeweg tot een climax gekomen.

Nu maken we een overgang door, waarbij we een andere vorm van autoriteit aan het installeren zijn. Want een maatschappij heeft autoriteit nodig, we kunnen niet zonder. De mens is een sociaal wezen en een hiërarchisch dier, dus er moet een regeling zijn die opgelegd wordt. De vraag is alleen hoe die opgericht wordt. En het probleem dat we nu zien is dat we pogingen doen om oude vormen van autoriteit te herstellen, wat mislukt, en uitloopt op pure machtsuitoefening.

Macht gaat over het recht van de sterkste of de rijkste. De een kan de ander onderwerpen, en te verplichten tot zaken waar hij of zij geen zin in heeft.

Autoriteit is niet hetzelfde als macht. Macht gaat over het recht van de sterkste, en dat is in onze samenleving vaak de rijkste. Macht doet zich voor tussen twee personen of instanties, waarbij een van de twee in de positie is om de ander te onderwerpen, en te verplichten tot zaken waar hij of zij geen zin in heeft. De machtige en machteloze kunnen altijd van positie veranderen, maar zelfs als ze omwisselen is er in de structuur van de relatie weinig veranderd. Dat is gevaarlijk, omdat zo buitensporig veel macht in handen komt van een bijzonder kleine groep mensen, die hun zin kunnen doordrukken.

Autoriteit is iets anders, en gaat over moreel gezag. Het betekent dat een groep mensen zich vrijwillig onderwerpt aan een aantal regels, afspraken of normen en waarden, omdat ze iets erkennen dat buiten hen ligt. Autoriteit berust dus altijd op een externe grond of bron, waar geloof aan gehecht wordt. Waar macht blinde gehoorzaamheid eist, is er bij autoriteit juist ruimte voor autonomie en het maken van je eigen keuzes. Bij autoriteit geloven we in een bepaald verhaal, dat ervoor zorgt dat we ons er uit eigen beweging aan onderwerpen. Het klassieke verhaal is een patriarchaal verhaal geweest waarin mannen het gezag droegen, wat je al bij de Grieken en Romeinen vond, en wat wij hebben vermengd met religie, zodat het een patriarchaal-christelijk verhaal werd. Dat heeft lange tijd gefunctioneerd, maar het uitoefenen van die vorm van autoriteit is vanuit ons perspectief onethisch, omdat de helft van de bevolking, namelijk vrouwen, buiten spel werd gezet.

Nu zijn we aan het omschakelen naar een horizontaal model, waarbij autoriteit berust op datgene wat door een groep naar voren geschoven wordt. Dat kennen we als het ideaal van de democratie. We denken altijd dat democratie teruggaat op het ideaal van Griekenland, maar dat kende destijds 40.000 slaven en 6.000 burgers in Athene, en de vrouwen hadden ook niets te zeggen. Democratie gaat eigenlijk pas van start in de 19e eeuw, en het duurt nog tot de 20e eeuw voordat we algemeen stemrecht krijgen. Het gaat met vallen en opstaan. Op dit ogenblik hebben Nederland en België geen democratie, maar een particratie: het zijn partijen die regeren. En je ziet dat de bevolking dat niet meer accepteert. Het zijn niet vertegenwoordigers van het volk die beslissingen nemen, maar partijbureaus. De grond waarop zij beslissen is economisch gericht, en je ziet dat een deel van de bevolking afhaakt en niet meer gaat stemmen, of extremer gaat stemmen.

Dat verlies van autoriteit lijkt op het eerste gezicht misschien niet verenigbaar met het feit dat we zien dat mensen op krachtige mannen stemmen. Maar de verandering die ik zojuist beschreef moet je ruimer beschouwen, over een tijdsspanne van vijf eeuwen. Het patriarchaat is een aantal millennia oud. We zitten nu in transitie. Dat zorgt voor veel angst. Dan heb je altijd mensen die teruggrijpen op oudere oplossingen. Dat doen we allemaal: als we voor een probleem komen te staan, kijken we hoe we het vroeger opgelost hebben, en gaan we dat weer proberen. Mensen kiezen voor Trump, Erdoğan en Poetin, terwijl dit machtsfiguren zijn, en geen autoriteitsfiguren. Als autoriteit wegvalt, hou je macht over, en dat leidt tot machtsmisbruik. Als machtsfiguren de macht krijgen, is het eerste wat ze doen de democratie afschaffen.

We zitten nu middenin een periode waarin macht botst met autoriteit. En de kunst is om nieuwe vormen van autoriteit tot stand te brengen, zodat we ons niet laten beperken door ongebreidelde macht.