In Brainwash Zomerradio van Human interviewt presentator Floortje Smit denkers aan de hand van muziek. Hierboven terug te luisteren. Welke nummers zijn vormend geweest voor hun identiteit en denken? Deze lessen kunnen we leren van jurist en rechtsfilosoof Bastiaan Rijpkema (een samenvatting door redactie Brainwash).

1. Een democratie mag anti-democratische partijen verbieden

Onze democratie draagt de ingrediënten voor haar eigen vernietiging in zich. Sommige partijen die democratisch aan de macht komen, willen de democratie die ze in het zadel heeft geholpen afschaffen. Denk aan de NSDAP in Nazi-Duitsland in de jaren 30, die zich openlijk tegen de democratie verzette en aangaf dat ze in het parlement kwam om dat parlement af te schaffen, en zo de democratie om zeep te helpen. Maar ook tegen partijen die minder expliciet zijn over hun anti-democratische bedoelingen hoeven we niet aardig te zijn.

Democratie en rechtsstaat kunnen met elkaar in conflict komen: als de rechter ingrijpt om een anti-democratische politieke partij te verbieden, die tot stand is gekomen binnen het democratisch bestel. Dan moet je je afvragen wat er gebeurt als een rechter een partij gaat verbieden. Wanneer mag dat, en waarom mag dat? In feite wil je dus weten of je een partij mag verbieden als die de democratische rechtsstaat in gevaar brengt. Het wordt vaak als ondemocratisch gezien als je het besluit van de meerderheid niet respecteert. Maar sommige uitkomsten kunnen we niet tolereren in een democratie. Aan een weerbare democratie moet je grenzen stellen.

Onze democratie draagt de ingrediënten voor haar eigen vernietiging in zich. Er zijn partijen die de democratie die hen in het zadel heeft geholpen willen opheffen.

Laten we eens kijken naar alle besluiten die in een democratie genomen kunnen worden. Wat valt daaraan op? Dat ze herroepelijk zijn. Het kenmerk van democratie is dus dat je niet alleen besluiten neemt, maar ook besluiten terug kunt draaien. Maar er is één besluit dat je niet kan herroepen, en dat is het besluit om de democratie op te heffen. Daarom mag de democratie dat besluit uitsluiten. Je mag anti-democratische partijen dus verbieden, maar niet zomaar: het is alleen toegestaan om het zelfcorrigerende vermogen van de democratie te beschermen.

2. Partijen mag je pas verbieden als je alle andere verdedigingslinies hebt uitgeput

De weerbare democratie moet zo strak mogelijk in het harnas zitten, zodat maatregelen niet te snel, en op onjuiste gronden worden ingezet. Je mag een partij alleen verbieden in het meest uitzonderlijke geval. Democratie moet in eerste instantie in het democratische debat worden beschermd. Als er voorstellen worden gedaan die grondwetten aantasten, moet dat eerst in het openbare debat worden verdedigd. Dat is de plek waar je mensen kunt overtuigen dat dit een slecht idee is.

Dan is er nog een andere manier waarop een democratie zichzelf kan verdedigen. Dit is de tweede verdedigingslinie, van de rechtsstatelijke bescherming. Grondrechten zijn moeilijk aan te passen. Je hebt een tweederdemeerderheid nodig om de grondwet aan te passen, en er zijn zelfs twee lezingen voor nodig. Pas als deze verdediging ook is gesneuveld, maak je gebruik van de laatste, ultieme verdedigingslinie: het verbod op partijen die besluiten willen doorvoeren die niet herroepen kunnen worden. Deze democratische verdedigingslinie garandeert dat wij verkeerde besluiten kunnen aanpassen als we tot inkeer komen.

3. Zo kun je zien of het zelfcorrectiemechanisme van democratie in gevaar komt

Anti-democratische partijen zijn niet altijd meteen te herkennen. Over het algemeen kondigen partijen die je als anti-democratisch zou moeten zien niet expliciet aan dat zij wetgeving willen doorvoeren waarmee ze de democratie afschaffen. De Braziliaanse president Jaïr Bolsonaro heeft voorafgaand aan zijn verkiezing bijvoorbeeld aangekondigd dat hij de verkiezingsuitslag niet zou accepteren als hij niet de winnaar zou worden, dus uitzonderingen zijn niet ondenkbaar. Maar veel vaker zijn de bedoelingen van deze partijen verhuld, en moet je de rechtvaardiging om in te grijpen tegen anti-democraten uitwerken in beginselen, zodat je kunt zien wanneer je dat mag doen.

Daar zijn drie principes voor. Het eerste prinicipe is evaluatie: je moet het beleid en degene die het hebben bedacht kunnen evalueren. Wij doen dat via verkiezingen, maar dat kan ook een andere vorm hebben. Het tweede is politieke concurrentie: je moet tegenstanders naast je dulden, en degenen die het beleid bedacht hebben moeten kunnen worden vervangen door anderen. En tot slot vrijheid van meningsuiting: kritiek op het beleid moet je vrij kunnen uiten. Deze drie elementen zijn een minimale ondergrens om besluiten te kunnen terugdraaien. Voor een florerende democratie heb je meer nodig, maar dit vormt de minimale basis om te kijken naar wat een partij wil, om te zien of ze anti-democratisch zijn.

Mogen op grond van deze principes racistische partijen worden verboden? Niet zomaar, en dat is ook niet meteen nodig. Allereerst beschermt het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 uit de grondwet tegen racisme, wat onderdeel is van de rechtsstatelijke verdedigingslinie. Als je een partij wil verbieden, moet de ultieme, democratische verdedigingslinie in gevaar komen. Je kunt je voorstellen dat een partij die racistische ideeën heeft, zegt dat kiesrecht alleen voorbehouden is aan een kleine groep in de samenleving. Dat zou betekenen dat een grote groep het beleid niet langer kan evalueren, of dat zij zich niet langer kandidaat kunnen stellen, wat de principes van evaluatie en politieke concurrentie in gevaar brengt. Op grond daarvan zou een partij in aanmerking kunnen komen van een verbod.

4. Forum voor Democratie is niet anti-rechtsstatelijk, PVV wel

Mensen vragen zich vaak af of de PVV en Forum voor Democratie de grenzen van een weerbare democratie overschrijden. Als je het conceptprogramma van PVV bekijkt – het is merkwaardigerwijs altijd een concept van één A4'tje gebleven – dan zie je daar elementen in die overduidelijk anti-rechtsstatelijk zijn. Alle moskeeën en islamitische scholen moesten sluiten en de koran zou verboden worden. Voor een bepaalde groep in de samenleving – islamitische Nederlanders – werden grondrechten feitelijk ingeperkt. De PVV wil cruciale elementen van de rechtsstaat, vastgelegd in de grondwet, aantasten, en is dus een anti-rechtsstatelijke partij.

Maar is er bij de PVV dan ook al sprake van een anti-democratische partij? Dat is een andere vraag, die eventueel een verbod op de partij zou legitimeren. Nog niet, maar ze schurken er wel tegenaan. Een voorbeeld daarvan is het voorstel van Wilders om mensen met een dubbele nationaliteit het kiesrecht af te nemen. Dat betekent voor Marrokkaanse Nederlanders feitelijk dat zij niet meer kunnen stemmen. Het is voor hen namelijk niet mogelijk om afstand te doen van hun Marokkaanse nationaliteit. Daarmee wordt een deel van de samenleving dus een grondrecht ontnomen: hun recht op evaluatie van het beleid komt in gevaar. Wilders weet dat, maar zegt dat dit iets is dat Marokko moet oplossen. Als je daar willens en wetens mee doorgaat, schurk je tegen het anti-democratische aan.

Wat Forum voor Democratie concreet voorstelt, komt niet in de buurt van de anti-rechtsstatelijke tendensen van de PVV. FVD wordt gemakkelijk in een hokje geplaatst met PVV, maar als je het partijprogramma concreet bekijkt, zitten ze dichterbij de opvattingen van de VVD. Ze hebben weliswaar stevigere standpunten op de Europese Unie en migratie dan VVD, maar het is een ander beeld dan het klip en klare anti-rechtsstatelijke programma van de PVV. Het is dus belangrijk om de discipline in acht te nemen als je partijen met elkaar vergelijkt en aan de democratische beginselen toetst.