Laten we eens kijken naar alle besluiten die in een democratie genomen kunnen worden. Wat valt daaraan op? Dat ze herroepelijk zijn. Het kenmerk van democratie is dus dat je niet alleen besluiten neemt, maar ook besluiten terug kunt draaien. Maar er is één besluit dat je niet kan herroepen, en dat is het besluit om de democratie op te heffen. Daarom mag de democratie dat besluit uitsluiten. Je mag anti-democratische partijen dus verbieden, maar niet zomaar: het is alleen toegestaan om het zelfcorrigerende vermogen van de democratie te beschermen.
2. Partijen mag je pas verbieden als je alle andere verdedigingslinies hebt uitgeput
De weerbare democratie moet zo strak mogelijk in het harnas zitten, zodat maatregelen niet te snel, en op onjuiste gronden worden ingezet. Je mag een partij alleen verbieden in het meest uitzonderlijke geval. Democratie moet in eerste instantie in het democratische debat worden beschermd. Als er voorstellen worden gedaan die grondwetten aantasten, moet dat eerst in het openbare debat worden verdedigd. Dat is de plek waar je mensen kunt overtuigen dat dit een slecht idee is.
Dan is er nog een andere manier waarop een democratie zichzelf kan verdedigen. Dit is de tweede verdedigingslinie, van de rechtsstatelijke bescherming. Grondrechten zijn moeilijk aan te passen. Je hebt een tweederdemeerderheid nodig om de grondwet aan te passen, en er zijn zelfs twee lezingen voor nodig. Pas als deze verdediging ook is gesneuveld, maak je gebruik van de laatste, ultieme verdedigingslinie: het verbod op partijen die besluiten willen doorvoeren die niet herroepen kunnen worden. Deze democratische verdedigingslinie garandeert dat wij verkeerde besluiten kunnen aanpassen als we tot inkeer komen.
3. Zo kun je zien of het zelfcorrectiemechanisme van democratie in gevaar komt
Anti-democratische partijen zijn niet altijd meteen te herkennen. Over het algemeen kondigen partijen die je als anti-democratisch zou moeten zien niet expliciet aan dat zij wetgeving willen doorvoeren waarmee ze de democratie afschaffen. De Braziliaanse president Jaïr Bolsonaro heeft voorafgaand aan zijn verkiezing bijvoorbeeld aangekondigd dat hij de verkiezingsuitslag niet zou accepteren als hij niet de winnaar zou worden, dus uitzonderingen zijn niet ondenkbaar. Maar veel vaker zijn de bedoelingen van deze partijen verhuld, en moet je de rechtvaardiging om in te grijpen tegen anti-democraten uitwerken in beginselen, zodat je kunt zien wanneer je dat mag doen.
Daar zijn drie principes voor. Het eerste prinicipe is evaluatie: je moet het beleid en degene die het hebben bedacht kunnen evalueren. Wij doen dat via verkiezingen, maar dat kan ook een andere vorm hebben. Het tweede is politieke concurrentie: je moet tegenstanders naast je dulden, en degenen die het beleid bedacht hebben moeten kunnen worden vervangen door anderen. En tot slot vrijheid van meningsuiting: kritiek op het beleid moet je vrij kunnen uiten. Deze drie elementen zijn een minimale ondergrens om besluiten te kunnen terugdraaien. Voor een florerende democratie heb je meer nodig, maar dit vormt de minimale basis om te kijken naar wat een partij wil, om te zien of ze anti-democratisch zijn.