Ongeveer twee jaar geleden was ik in Siberië om research te doen voor mijn boek: De terugkeer van de Mammoet. Ik was onder meer in de stad Jakoetsk, wat 's winters de koudste stad op aarde schijnt te zijn.

Ik was er 's zomers, wanneer het er soms wel boven de dertig graden is. Maar de bodem is altijd bevroren, omdat het zo noordelijk ligt, midden op de toendra. Mensen graven daar al vele eeuwen tunnels en kuilen in die bodem om hun levensmiddelen koel te houden. Een soort ingebouwde vrieskast met een temperatuur van zeven tot negen graden onder nul. In Jakoetsk hebben ze er ook nog eens een toeristische attractie van gemaakt. Ze hebben een netwerk van lange tunnels in de bevroren bodem aangelegd en die met ijssculpturen en veelkleurige verlichting uitgedost. Op de achtergrond klinkt lichte klassieke muziek. Je kunt er rondwandelen en shotjes wodka in glaasjes van ijs drinken. Erg kitscherig en erg leuk.

Toen ik er was, kwam er een gids naar me toe. Zijn Engels was niet zo goed. Hij zei: 'Kom mee, we gaan hier naar binnen.' We kwamen in een soort doolhof van gangetjes terecht. Ik kende de weg niet in die ijstunnels en het Engels van die mij onbekende gids hielp ook niet echt, maar ik had iets van: ik volg je wel. Wat kan er nou misgaan, toch?

Op een gegeven moment kwamen we bij een ruimte, bij een deur in de ijswand. Hij deed de deur open, ik betrad de ruimte, en toen zag ik daar de kop van een mammoet liggen. De complete kop van een volwassen mammoet. Het was een gigantisch groot geval, zo'n beetje net zo groot als ik. De kop had enorme slagtanden, langer dan de spanwijdte van mijn armen. Hij had geen slurf meer, maar nog wel gewoon haar op z'n kop, en je kon zijn huid nog zien en de plooien bij zijn ogen en zijn oren. Echt fantastisch.

Tekst loopt door onder de foto.

Origineel mammoetskelet (Foto: ANP / Remko de Waal)

In die ruimte hing de muffe geur die je ook kent van kelders of zolders en oude boeken. Een heel aparte geur, maar zeker niet onaangenaam. Best lekker, eigenlijk. Ik stond gefascineerd naar die mammoetkop te kijken. En alleen door de geur die daar hing, was ik me ervan bewust dat dit dier al twintigduizend jaar geleden was overleden. Het zag eruit alsof het net een week of hooguit een maand dood was, maar het was al twintigduizend jaar dood. Op dat moment snapte ik waarom mensen zo door mammoeten gefascineerd zijn.

Het zijn bijna mythische beesten die enorm tot de verbeelding spreken. We vinden ze ontzettend fascinerend. Dat is volgens mij een van de redenen dat de pogingen om de mammoet weer tot leven te wekken op zoveel publiciteit kunnen rekenen. Toen ik de kop van die mammoet daar voor me zag kreeg ik heel sterk het gevoel dat dit niet verloren mocht gaan. Het zag er zo levensecht uit dat ik dacht: dit kan niet uitgestorven zijn. Het kan niet zo zijn dat we dit kwijt zijn.

En juist dankzij vondsten zoals deze van uiterst goed geconserveerde en ingevroren lichamen en met name botten hebben onderzoekers toegang gekregen tot DNA-materiaal, waaruit ze allerlei informatie hebben onttrokken. Met die informatie is men inmiddels aan de slag gegaan om de genen te vinden die de mammoet uniek maakten. De genen voor de vetlaag onder zijn huid, voor zijn vacht, en voor z'n enorme slagtanden.

Een onderzoeker van Harvard maakt synthetische kopieën van zulke genen. Als hij een gen vindt waarvan hij vermoedt dat het voor haargroei is, maakt hij daar een synthetische kopie van, en die brengt hij in olifantencellen in. Hij probeert zo olifantencellen van mammoetkenmerken te voorzien. Tot nu toe is het bij cellen in een petrischaal gebleven, maar hij heeft goede hoop dat het hem zal lukken, en dat er binnenkort weer mammoeten op aarde zullen ronddartelen.

Het zijn nu nog cellen in een petrischaal, maar levende olifantencellen met mammoetkenmerken... Alleen dát is al ontzettend indrukwekkend. Een voorproefje van wat er in de toekomst eventueel mogelijk is. En er lopen momenteel nog meer onderzoeksprojecten om uitgestorven soorten weer tot leven te wekken.

Wereldwijd zijn dat er een stuk of tien, voor verschillende planten en dieren. Ik ben bijvoorbeeld ook in San Diego geweest. Daar heb ik Nola gezien. Zij was een van de laatste vier overgebleven exemplaren van de noordelijke witte neushoorn. Ze verbleef in het wildpark daar. Een paar maanden nadat ik daar was, is ze overleden. Er zijn nu nog maar drie exemplaren van dit dier over, alle drie in Kenia.

Die worden daar permanent bewaakt door gewapende bewakers vanwege alle stropers die het op hen voorzien hebben. Zij hebben ervoor gezorgd dat het dier vrijwel uitgestorven is. De overgebleven neushoorns kunnen geen van drieën nageslacht krijgen. Dat betekent dat deze diersoort ten dode is opgeschreven. De noordelijke witte neushoorn zal nooit meer op natuurlijke wijze nageslacht krijgen. Dat is uitgesloten, in ieder geval op wat wij als natuurlijke wijze zien. Het laatste mannetje wilde zich maar niet voortplanten en de laatste twee vrouwtjes zijn te zwak om een zwangerschap te doorstaan.

De San Diego Zoo heeft echter ook een zogenaamde frozen zoo. Daar bewaart men bevroren cellen van bedreigde soorten uit alle windstreken, waaronder ook twaalf monsters van de noordelijke witte neushoorn. Het gaat om de cellen van twaalf dieren die geen nauwe familieband hadden. Hiermee zouden we desgewenst deze diersoort weer tot leven kunnen wekken, door bijvoorbeeld een nieuwe generatie mee te klonen die zich verder kan voortplanten.

Ik vind dat een heel goed voorbeeld van de mogelijkheid die genetische technologie ons in potentie biedt om planten- en diersoorten weer tot leven te wekken. Gentechnologie verschaft ons op z'n minst de hoop op een nieuwe gereedschapskist waarmee we bedreigde en bijna uitgestorven soorten kunnen redden.

Er zijn ook onderzoekers die zich richten op de opgezette dieren in musea wereldwijd om te zien of hun genetische materiaal gebruikt kan worden om bestaande diersoorten te helpen die last hebben van inteelt, of die geplaagd worden door nieuwe ziektes. Dit zijn allemaal indicaties dat gentechnologie ons op deze terreinen mogelijk van nut kan zijn.

Een van de vragen die mij het meest wordt gesteld, is wat voor waarde een herboren mammoet heeft en wat voor zin het heeft om een uitgestorven soort tot leven te wekken. Moeten we ons niet richten op het in stand houden van bestaande soorten? Op zich wel en als de keuze zou zijn: hetzij een soort weer tot leven wekken, hetzij een bestaande soort behouden, dan zou ik zonder enige twijfel of voorbehoud altijd voor het laatste kiezen. Maar het terugbrengen van een mammoet of een andere uitgestorven soort heeft een ander soort waarde. Die ligt voor een deel in iets dat minder concreet is dan een nieuw geneesmiddel of iets dergelijks.

Ik vergelijk het met de maanlandingen. We zijn destijds naar de maan gereisd, zonder dat er daar iets voor ons te halen viel, zonder dat er een concrete reden was. Er werd geen patiënt beter van, er werd geen oudere mee geholpen, en niemand leed minder honger doordat we naar de maan gingen. We werden gedreven door onze nieuwsgierigheid, door onze drang om nieuwe dingen te ontdekken. Inmiddels weten we dat de maanlandingen zich ruimschoots hebben terugverdiend, via alle wetenschappelijke ontdekkingen en doorbraken die ze hebben opgeleverd. Maar dat wisten we toen niet. We werden puur gedreven door nieuwsgierigheid en de drang om onbekende plekken te verkennen.

We leven in een tijd waarin het er in veel opzichten somber voorstaat. Er zijn heel veel dier- en plantensoorten die bedreigd worden, maar ook soorten die niet met uitsterven bedreigd worden, hebben te kampen met het wegvallen van populaties en leefomgevingen. De wereld biedt niet bepaald een vrolijke aanblik. Soms voelt het alsof het enige wat je kunt doen passief toekijken is hoe alles om je heen verloren gaat.

Het is natuurlijk wel zo dat een weer tot leven gewekte soort nooit in staat zal zijn iets wat verloren is gegaan volledig te vervangen. Het zal nooit hetzelfde zijn. Het zal niet eenvoudig zijn, en zeker niet goedkoop. Het zal ook nooit een alternatief kunnen zijn voor soorten die nu met uitsterven bedreigd worden. Toch denk ik dat 'de-extinctie' waardevol kan zijn, net als alle andere mogelijkheden die gentechnologie ons in potentie biedt wat betreft het redden van soorten die bedreigd worden, en het tot leven wekken van soorten die positief aan het ecosysteem bijdragen.

Het is alleen al waardevol door het optimisme en de hoop die het ons biedt dat we mogelijk iets voor op z'n minst een deel van die soorten kunnen doen. Het is ook waardevol vanwege de vragen die het oproept. Dat zijn namelijk lastige vragen, want je kunt niet zomaar stellen dat het een goed of juist een vreselijk idee is. Maar het is waardevol om onszelf dit soort superlastige vragen voor te leggen.

Wat voor samenleving willen we maken? In wat voor natuur willen we leven? Wat voor natuur willen we maken? Hoe willen we onze omgeving vormgeven? En welke stappen zijn we hiervoor bereid te zetten?