In Brainwash Talks van HUMAN buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer filosoof en Braziliaanse jiujitsu-beoefenaar Pablo M. Lamberti.


In de aankondiging van deze Brainwash Talk staat dat ik een filosoof ben. Maar zelf noem ik mij niet zo. Zelf volg ik het advies van de stoïcijn Epictetus, die zegt dat je jezelf nooit een filosoof moet noemen. In plaats van je zo te noemen, doe je er beter aan om ernaar te handelen.

Het is net als met tafelmanieren: tijdens een diner ga je toch niet verkondigen hoe goed je op de hoogte bent van de etiquette? Je eet gewoon zoals het hoort. Epictetus vergelijkt het ook met schapen: die brengen hun voer toch ook niet naar de herder om te laten zien hoeveel ze hebben gegeten? Eerst verteren zij het voer, om daarna zichtbaar wol en melk voort te brengen. Over deze invulling van de filosofie ga ik het vandaag hebben.

Om je leven te verbeteren moet je je opstellen als een krijger: als je niet aan het vechten bent, dan ben je aan het trainen in de voorbereiding op een gevecht.

Stel dat je je voor je werk buigt over de vraag hoe een mens goed kan leven – dit is, simpel gezegd, wat een hoogleraar ethiek doet. Zou je dan ook verwachten dat dit een effect heeft op het morele gedrag van die hoogleraar? Deze vraag werd recentelijk gesteld door onderzoekers in een Duitse studie.

De onderzoekers werkten met twee groepen: hoogleraren ethiek en hoogleraren met andere specialiteiten. Ze bevroegen beide groepen over hun ethische standpunten, variërend van thema's als eerlijkheid en vrijgevigheid tot responstijd bij e-mails, en hoe regelmatig je je moeder hoort te bellen. Daarna werd de deelnemers verzocht te reflecteren over hun gedrag rondom deze thema's.

De resultaten zijn opvallend. Met betrekking tot de standpunten waren er meerdere verschillen tussen beide groepen. Zo vonden de hoogleraren ethiek ten opzichte van hun collega's dat er gemiddeld meer gedoneerd zou moeten worden aan goede doelen. Daartegenover stond dat ze het niet nodig vonden om je moeder al te vaak te bellen.

Maar in termen van gedrag was er nauwelijks verschil. De onderzoekers konden alleen een verschil waarnemen in relatie tot vegetarisme: hoogleraren ethiek eten minder vlees dan andere hoogleraren. Maar op alle andere gemeten thema's, was er in termen van gedrag nauwelijks verschil. Ook niet in relatie tot de thema's waarin ze verschilden van opvatting dus.

De onderzoekers concludeerden dat de professionele reflectie van een ethicus niet noodzakelijk leidt tot moreel verheven gedrag. Hoogleraren ethiek doen ongetwijfeld belangrijk werk, maar ze produceren niet zichtbaar wol en melk.

De resultaten van dit onderzoek verbazen mij niet. Als je filosofie gaat studeren dan word je aan de meeste universiteiten opgeleid tot kritische denker, oftewel, theoreticus.

De Deense filosoof Kierkegaard, zei het zo: filosofen bouwen grote paleizen. Maar in plaats van in die paleizen te gaan wonen, gaan zij in het tuinhuis ernaast zitten om hun creaties van een veilig afstandje te kunnen bekijken. Dat doen ze ook met de creaties van filosofen uit de oudheid. Vanuit hun tuinhuis bewonderen ze de schoonheid van teksten van schrijvers als Plato en Seneca. Ze proberen er systemen in te ontwaren en discussiëren met anderen over de structuur en opbouw van de tekst, of over de betekenis van de gebruikte argumenten en begrippen.

Maar waar ze aan voorbij gaan is dat Plato en Seneca niet schreven om bewonderd te worden. Zij schreven niet om kritisch geanalyseerd te worden. Zij schreven om hun publiek aan te sporen hun levens te verbeteren. Zij bouwden paleizen om te bewonen. Dit is het grote verschil tussen hedendaagse filosofie en filosofie uit de oudheid.

Pablo M. Lamberti in Brainwash Talks

Een thema dat ik vaak ben tegengekomen in werken uit de oudheid is het thema van strijd als metafoor voor het goede leven. Om je leven te verbeteren moet je je opstellen als een krijger: als je niet aan het vechten bent, dan ben je aan het trainen in de voorbereiding op een gevecht. Je moet een gevecht aanbinden met datgene dat tussen jou en de wijsheid instaat.

Strijd helpt je de grenzen van je kunnen te verleggen. Zo is het met alle vormen van meesterschap. Ga maar na: iemand kan wel aanleg hebben voor iets, maar je wordt niet geboren als topmusicus, als vooraanstaand wetenschapper, of met een zwarte band jiujitsu.

En zo is het ook met filosofie; wijsheid is een vorm van meesterschap waarvoor je moet vechten. Je moet vechten om geen dwaas te zijn, je moet vechten om je driften en begeerten niet na te jagen, je moet vechten om niet laf en onrechtvaardig te zijn, en je moet vechten om bereid te zijn om te sterven en alles los te laten wat je lief is, als het moment gekomen is om het tijdelijke voor het eeuwige te verruilen.

Hoe kan filosofie vandaag als strijdvaardige levenshouding worden beoefend? Ik heb daar niet hét antwoord op. Er is ook niet één antwoord op. Maar het begint in ieder geval door het niet te benaderen als een vrijblijvende denkactiviteit, maar als een wisselwerking tussen denken en doen. Als een doendenken, zoals Henk Oosterling het noemt. Laat me een voorbeeld geven.

Tijdens het schrijven van mijn boek raakte ik geïnspireerd om weer een vechtsport te gaan doen. In mijn jeugd heb ik judo, jiujitsu en kickboksen gedaan. Sinds een paar maanden ben ik via een vriend begonnen met Braziliaans jiujitsu, oftewel, BJJ.

BJJ inspireerde mij omdat het mij doet denken aan het worstelen wat men deed aan de Griekse gymnasia, waaronder ook de school van Plato en Aristoteles. Het grote verschil is alleen dat wij niet naakt trainen.

In onze BJJ-school hangt een bordje met de tekst: leave your ego at the door. Dit is een uitnodiging om misplaatste trots en arrogantie bij de deur te laten. Jezelf overschatten of je tegenstander onderschatten is vanuit de oosterse krijgskunsten als een ziekte waar je van moet genezen. Het is ook een uitnodiging om niet te veel met winnen en verliezen bezig te zijn, zeker niet in het begin. Het is geen Fight Club, zegt mijn leraar.

Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Doordat ik in mijn jeugd al wat ervaring had opgedaan met vechtsporten, merk ik dat mijn ego zich soms toch mee naar binnen weet te smokkelen. Laatst kwam iemand binnenlopen die ik nog niet kende. Hij oogde niet zo sterk en was ook niet al te zwaar. Het eerste dat – ongewild – door mijn hoofd schoot was: 'die moet ik wel kunnen hebben'.

Een typische ego-gedachte gericht op winnen en bevestigingsdrang. Maar het gevecht dat je moet leveren tijdens de training is niet tegen anderen, maar tegen jezelf, oftewel: je ego en datgene dat tussen jou en je leerproces in staat. Anderen zijn er om je daarbij te helpen, en jij bent er om anderen te helpen in hun ontwikkeling. In die zin is BJJ een teamsport.

Even later zag ik vanuit mijn ooghoeken dat die bewuste jongen een paarse band omdeed, wat een garantie was dat ik geen schijn van kans zou maken. Het was een ontnuchterende les.

Gevorderde beoefenaars zoals hij komen vaak bescheiden op mij over. Zij hebben het niet nodig om te praten over hun niveau; zij zoeken niet naar bevestiging van anderen. Zij laten op de mat wel zien wat ze waard zijn, zonder daar woorden aan vuil te hoeven maken. Zij produceren zichtbaar wol en melk.

Door je bewust te worden van de werking van je ego, kun je leren het ego steeds minder serieus te nemen. Dat helpt je een bescheiden, open en leergierige houding aan te nemen. Daar pluk je niet alleen tijdens de training de vruchten van, maar ook buiten de dojo.

Dit is ook de houding die je nodig hebt tijdens het filosoferen met anderen. Ook dan moet je jezelf niet te hoog inschatten, of anderen te laag. Filosofie is een teamsport in die zin, waarin je gezamenlijk op zoek gaat naar wijsheid. Je begeert (filo) de wijsheid (sophia) en dat betekent dat je haar niet al in pacht kunt hebben. Zou dat wel zo zijn, dan zou je haar niet zoeken. Je gaat niet zoeken naar iets wat je al hebt.

Ik pleit er nu niet voor dat iedereen die filosofisch wil leven BJJ zou moeten beoefenen. Het is maar een voorbeeld. Je kunt bijna alles filosofisch benaderen. Waar het om gaat is dat het pas een levenshouding wordt als je denken ook consequenties heeft voor je doen. En andersom: als je doen weer consequenties heeft voor je denken.

Filosofie als levenshouding vraagt om de manier waarop we naar de wereld kijken aan te passen, én de manier waarop we in de wereld 'zijn'. Alleen een cognitieve verandering is dus niet genoeg; het gaat om een verandering van je hele wezen.

Ik pleit er ook niet voor dat je nu al je boeken de deur uit moet doen. Als dat zo geweest zou zijn dan had ik net zo goed geen boek kunnen schrijven. Boeken en filosofische verhandelingen kunnen ons helpen de wereld anders te zien. Het zijn een soort wegwijzers: ze kunnen niet precies zeggen wat je moet doen, maar wijzen je wel in een richting waar je het kunt zoeken.

Maar je moet het dus wel doen. Anders zou het, in een boeddhistische analogie, zijn, alsof je met een vlot van de ene kant naar de andere kant van een rivier wordt gebracht, maar vervolgens weigert van het vlot te stappen, omdat de ware functie en betekenis van het vlot als vervoermiddel je is ontgaan.

Filosofen uit de oudheid hebben machtig mooie paleizen gebouwd. De poorten van die paleizen staan open voor iedereen die bereid is de nodige inspanning te leveren.

Op de weg naar voorspoed hebben de eeuwige goden het zweet gelegd, dichtte Hesiodus. Kiezen voor een strijdvaardige levenshouding is niet kiezen voor de makkelijkste weg, maar wel voor een weg die de moeite waard is om op te gaan.