In Brainwash Talks van HUMAN buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer rechtshistoricus Madeleijn van den Nieuwenhuizen over de werkende vrouw.


Mijn oma kocht naast melk en eieren en schuursponsjes ook haar vrijheid bij de Albert Heijn. Met bijna religieuze toewijding spaarde ze boodschappenzegels die ze in een boekje plakte. Vandaag de dag kun je die inruilen voor pannen of een messenset, maar toen was het anders. Als je een boekje vol had met 490 zegels kreeg je 52 contante guldens aan de kassa.

Ze droeg het geld in een apart portemonneetje en kon het vrijelijk besteden, zonder toestemming te hoeven vragen aan mijn opa. Die ging, als man, namelijk over het 'gewone' geld en kon nogal kritisch zijn op de uitgaven. Maar omdat hij nooit de boodschappen deed, had hij geen idee dat mijn oma met de gespaarde AH-guldens de dingen betaalde die hij maar onzin vond. Zoals thee en taart op zaterdag bij de HEMA, waar ze kletste met haar dochter.

Ze konden goed opschieten, mijn opa en oma, maar er was een duidelijke taak- en machtsverdeling – en die was voor een groot deel bepaald door hun sekse. Ik kan het daar niet meer met hen over hebben, ze zijn een paar jaar geleden beiden overleden. Ik ken de verhalen alleen via mijn vader.

Het feit dat mijn oma geen eigen inkomen had, was geen toeval, maar wettelijk bepaald. Zij werd geboren in 1913. Ze volgde de secretaresse-opleiding bij Schoevers en ging aan de slag in overheidsdienst. De dag dat ze trouwde werd zij, wat ze noemden, 'eervol' ontslagen. Dat was een eufemisme voor gedwongen ontslag als je in overheidsdienst werkte en in het huwelijksbootje stapte, opdat je je taak als zorger voor kinderen en huis op je nam.

Je kunt dat noemen 'zakelijk leiderschap over het huishouden', je kunt smalend zeggen 'het enige recht van een vrouw is het aanrecht'. Maar met rechten had het niet veel te maken. Wat je het in elk geval kan noemen, is een door de staat afgedwongen levenskeuze. Zo ging dat nou eenmaal.

Als kers op de taart bepaalde het Burgerlijk Wetboek dat de getrouwde vrouw 'handelingsonbekwaam' was – net als kinderen en wat ze noemden zwakzinnigen. Het betekende dat je wettelijk onmondig was. Laat dit even bezinken – terwijl je aan alle vrouwen in je leven denkt.

Wat hield dat in, handelingsonbekwaamheid? Nou, dat je geen bankrekening kon openen, geen hypotheek of verzekering kon afsluiten, en voor sommige medische operaties een handtekening van manlief nodig had. En, dat je wel een arbeidscontract kon afsluiten, maar – wederom – alleen met toestemming van je echtgenoot. En als je werkte, droeg je je loon technisch gezien ook aan hem af, want hij was automatisch de baas over de gemeenschap van goederen.

Bij een scheiding – wat überhaupt amper voorkwam – gingen de kinderen automatisch naar de man. In de jaren vijftig trouwde gemiddeld 95% van de vrouwen, met andere woorden, bijna de helft van de Nederlandse bevolking was in die tijd voor de wet handelingsonbekwaam. Deze wetten en regels bestonden tot in de late jaren 50, tot 1956 om precies te zijn.

Ik weet dat veel mensen – met name jongere generaties – dit waarschijnlijk verbluffend vinden. Velen weten dit niet. En over die vergetelheid wil ik het hebben. Ik leerde namelijk zelf pas vrij recent over deze praktijken, twee jaar geleden.

Ik las het boek ​Buitengewone Vrouwen van historicus Alies Pegtel. Daarin las ik over Corry Tendeloo. Zij was een PvdA-politica die in de jaren 1940-50 in een vrijwel geheel mannelijke Tweede Kamer vocht voor vrouwenrechten en emancipatie. Tendeloo was verantwoordelijk voor de succesvolle motie die ervoor zorgde dat vrouwelijke ambtenaars – zoals mijn oma – niet langer ontslagen werden de dag van hun trouwen. Ook lobbyde Tendeloo jarenlang als een leeuwin tegen die zogenaamde handelingsonbekwaamheid. Geïnspireerd door feministen vóór haar, zoals Betsy Bakker Nort, en met de hulp van Minister Juriaan van Oven – een man – waren in 1956 beide regelingen geschiedenis. Leuk feit: vrouwen over de gehele politieke linie, wat ongebruikelijk was, kwamen samen om vóór afschaffing te stemmen.

Corry Tendeloo ontbreekt nog in vrijwel alle middelbare school geschiedenisboeken, terwijl een standbeeld van haar in het politieke hart van Den Haag zou niet misstaan. Hoe kan dit? Haar verhaal, en de geschiedenis van handelingsombekwaamheid, zijn stelselmatig onderbelicht geweest, afwezig in de verhalen die we elkaar vertellen.

Madeleijn van den Nieuwenhuizen in Brainwash Talks

Ikzelf koop havermelk en maaltijdsalades bij de Albert Heijn zonder zegels te hoeven plakken voor mijn vrijheid. Ik ben wat mijn moeder soms met een brok in haar keel noemt 'een zelfstandige vrouw' – die ontroering heb ik lang niet begrepen.

Onlangs verscheen de documentaire Waarom werken vrouwen niet? van journalist Liesbeth Staats. De hoofdvraag daarvan luidt waarom vrouwen in Nederland het deeltijdmodel zo omarmen en verdedigen, en relatief zo weinig betaald werk doen.

Een paar statistieken. Van de werkzame mannen werkt 72 procent voltijd. Van de betaald werkzame vrouwen werkt 26 procent voltijd. Een kwart. De rest, 70 procent, werkt in deeltijd, ongeveer 4 procent verricht geen betaalde arbeid. Dus met andere woorden: driekwart van de mannen werkt voltijd, driekwart van de vrouwen werkt in deeltijd.

Wat betekent dit nou in de praktijk? Het heeft – onder andere – als gevolg dat in Nederland 40 procent van de vrouwen niet financieel onafhankelijk is. Bij de mannen is dat maar 20 procent.

En nu denk je misschien dat vrouwen zoveel deeltijd werken, omdat er kinderen in het spel komen. De statistieken vertellen echter net een ander verhaal. Van de vrouwen tussen de 18 en 25 zonder kinderen werkt maar liefst al tweederde in deeltijd. Dus kinderen of niet, vrouwen in Nederland lijken een sterke voorkeur te hebben voor deeltijd werken.

Dit is op individueel niveau uiteraard niet erg – ieder mag tenslotte voor zichzelf bepalen hoe ze hun leven willen inrichten. Collectief heeft het, voor vrouwenemancipatie, echter wel degelijk gevolgen. Vrouwen zijn bijvoorbeeld nog altijd ondergerepresenteerd in hoge politieke functies én in het bedrijfsleven. Er zijn in Nederland – en dit is een van mijn favoriete statistieken – meer CEO's die Peter heten dan vrouw zijn.

Daarnaast zijn veel vrouwen in de praktijk dus financieel afhankelijk van hun partner – een vervelend gegeven om mee te laten wegen als je bijvoorbeeld nadenkt over een scheiding.

Voor de wet zijn we inmiddels gelukkig gelijk, dat is een mega belangrijke stap geweest. Maar daar zit ook een lastige kant aan: namelijk dat je niet meer simpelweg naar een discriminerende wet kan wijzen en kan zeggen: dáár zit het probleem!

In zekere zin vereist wettelijke gelijkheid een alertere blik: je moet namelijk onderzoeken op wat voor manier je omgangsnormen van vroeger hebt geïnternaliseerd. Een voorbeeldje: volgens het CBS meent vandaag de dag nog één derde van de Nederlanders dat vrouwen 'veel beter' zijn in verzorging van de kinderen. Terwijl wetenschappelijk onderzoek laat zien dat er niets inherent in de vrouw is wat haar tot een betere zorger maakt.

Tot in de late jaren 50 waren vrouwen in Nederland handelingsonbekwaam. Het betekende dat je wettelijk onmondig was.

De documentaire van Staats is goed en ik raad hem iedereen aan. Wat bijvoorbeeld goed aan bod komt is hoe ouderschapsverlof oneerlijk verdeeld is, en hoe duur kinderopvang in Nederland is in vergelijking met andere Europese landen. Maar, wat er volledig in ontbreekt is die geschiedenis van handelingsonbekwaamheid. En hetzelfde geldt eigenlijk voor heel veel huidige debatten over de positie van de vrouw in Nederland – of het nou discussies zijn over quota, representatie, stereotypering of corrigerend beleid – de gesprekken zijn vaak gespeend van historische context. En dat verarmt het gesprek – je moet niet alleen met pleisters in de weer gaan, met beleid – maar ook de wond onderzoeken.

Te snel wordt het anders een schuld-kwestie. Ik heb columnisten horen zeggen dat Nederlandse vrouwen Netflixende deeltijdprinsesjes zijn, ze vragen zich brommend af of die vrouwen (of liefkozend: onze vrouwen) niet gewoon lui en ambitieloos zijn. (Zoals ik al zei, zeer liefkozend.)

Goed. Naast goedkopere kinderopvang en uitgebreider vaderschapsverlof – maatregelen in het hier en nu – betoog ik dat we niet moeten vergeten waar we vandaan komen waar het genderongelijkheid betreft.

Als we niet bij de geschiedenis stilstaan, kúnnen we namelijk weleens gaan denken dat het werkelijk volledig vrije wil is die ons ertoe beweegt om massaal te gaan part-timen.

En begrijp me niet verkeerd, ik snap de redenen om deeltijd te gaan werken – het is helemaal niet gek dat iemand zich graag op de zorg van kinderen wil richten en het is ook helemaal niet gek dat als één van de partners meer verdient dan de ander, het voor de hand ligt wie dat dan gaat doen. Al die individuele redenen begrijp ik heel goed en veroordeel ik dus ook niet.

Daarnaast denk ik dat deeltijdwerken juist ook heel gezond kan zijn – over het algemeen betekent het minder stress, meer tijd voor betrokken sociale relaties. Ik wens in principe iedereen toe dat ze deeltijd kunnen werken wanneer ze dat willen, vrouw én man. Maar daar zit het hem nou juist in: in het grotere plaatje zie je dat het overweldigend vrouwen zijn die gaan parttimen. En dat zegt iets.

Over die vrije wil: je kan als vrouw én zelf die keuze hebben gemaakt voor deeltijd, én het kan zijn dat die behoefte het product is van een lange geschiedenis, van georven verwachtingen en gecultiveerde patronen. Het product van een geschiedenis waarin wij als groep in de samenleving jaar na jaar, generatie op generatie economisch vleugellam en juridisch onmondig werden gemaakt op de dag van ons ja-woord.

Ik weet dat het ongemakkelijk is – of zelfs betuttelend kan voelen – dat iemand zegt: 'handel jij wel uit vrije wil meisje?' maar ik bedoel het niet betuttelend en ik bedoel ook niet per definitie dat je nu je leven moet omgooien. Maar ik bedoel het wel aanmoedigend – voor zowel vrouwen als mannen – om te onderzoeken wat ons motiveert in onze arbeidskeuzes, welke voorzieningen we zouden kunnen eisen van onze overheid om ons te helpen meer gelijkheid te bewerkstelligen.

Even terug naar die handelingsonbekwaamheid. Als je het mij vraagt is dat een sleutel tot het beter begrijpen van de arbeidspositie en -behoeften van de vrouw en man anno nu. En hoewel er juridische verhandelingen en korte paragrafen aan gewijd zijn, is dit het waard om er dieper in te duiken. En bijvoorbeeld ook te praten met de mensen die het werkelijk aanging. Die zijn namelijk amper aan het woord gekomen, zoals dat vaker gaat bij geschiedschrijving. Het zijn de 80-plussers van vandaag, een generatie die helaas niet meer lang zal leven – mijn eigen opa en oma kan ik het al niet meer vragen. Hoe is dat hen vergaan, hoe hebben vrouwen én mannen dat ervaren, welke druk of verlichting bracht het met zich mee, welk effect had het op de opvoeding die zij hun kinderen gaven, hoe kijken ze erop terug?

Ik doe zelf momenteel onderzoek naar die verhalen. Als je mee wilt helpen, verhalen wilt aandragen, is dat erg welkom, dan kan je dat hier doen. Deze geschiedenis is te belangrijk voor de vergetelheid, want bewustwording kan ons helpen om het heden rechter te trekken.