In Brainwash Talks van HUMAN buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer criminoloog Jan Dirk de Jong over jeugdcriminaliteit.


Soms word je wakker met een krantenbericht over jeugdcriminaliteit waarbij het wel erg lastig wordt om gevoelens van medeleven te voelen voor de daders. Denk bijvoorbeeld aan de dodelijke steekpartij in Scheveningen afgelopen zomer, of recenter nog in Almere; excessief geweld dat deels voortkomt uit conflicten in de zogeheten drillrap-scene. Buurtruzies in de snelkookpan van Instagram en Tiktok. Of denk aan de schietpartijen met jonge slachtoffers de afgelopen jaren, alleen al in de hoofdstad. Soms betreft het rivaliteit tussen meer georganiseerde criminele netwerken, maar het gaat ook ruzies over een gestolen brommer of een verkeerde opmerking in het uitgaansleven.

Als we de ernstige jeugdcriminaliteit bij deze kleine, maar belangrijke groep jonge daders willen aanpakken, zullen we op een of andere manier meer medeleven moeten opwekken.

Als ik die berichten lees, en de beelden zie die betrokkenen maken van mishandelingen om op sociale media te plaatsen en complimenten aan elkaar te geven voor het geweld, soms zelfs met een puntensysteem, dan mis ik bij mezelf de compassie. Gevoelens die ik wel voelde in de jaren 80 voor Danny de Munk in zijn rol als straatjongen Ciske 'de Rat' Vrijmoeth. Ook hem zag ik in de bioscoop iets verschrikkelijks doen, zijn eigen moeder Marie neersteken. Maar bij Ciske, een straatjongen in de jaren dertig, zag ik een heel rotleven voor me. Met een afwezige vader, prostitutie en alcoholisme bij moeder, veel mishandeling thuis (in het kolenhok), ook geweld op straat en pesten in de klas, een omgeving van armoede en criminaliteit, afwijzing, onveiligheid en verwaarlozing. 'Had ik maar iemand om van te houden. Twee zachte armen om me heen.' Maar die zinnen resoneren niet zozeer in mijn hoofd bij die recente berichten over excessief geweld van de hedendaagse straatjongens.

In de media wordt ons ook nog verteld dat het gaat om een soort verharde jeugd. Ondanks de decennialange daling van de geregistreerde jeugdcriminaliteit, is er blijkbaar een soort subgroep van een 'generatie schijt aan alles', die alleen maar bezig is met gangster zijn, ook op sociale media, 'likes' najagen met een imago van geld, geweld, drugs en vrouwen bij de vleet. Cappen voor clout? is de sprekende titel van een genuanceerd rapport van collega's Roks en Van den Broek over drillrap. Met de titel vragen de onderzoekers zich af of het gedrag van jongeren binnen de straatcultuur moet worden gezien als 'cappen voor clout' – stoer doen voor aandacht – of dat er wellicht iets anders aan de hand is. Dat je bereid bent om iemand neer te steken, uit te schakelen, voor status op straat en social media.

Zoiets ogenschijnlijk gewetenloos, hoe jong de daders soms ook zijn, roept weinig medeleven op. En qua compassie, ook bij mij als witte man uit de middenklasse, helpt het helaas niet dat disproportioneel veel van de verdachten – en óók hun slachtoffers – tegenwoordig Mohamed, Jayden, Orlando of Murat heten. Waarom? Omdat medeleven opbrengen voor 'de ander' nu eenmaal ingewikkelder is. En het gaat om 'de ander'. Althans vooral volgens de berichtgeving, waarin veel nadruk wordt gelegd op een andere etnische achtergrond, ondanks dat het vaak geboren en getogen Nederlanders zijn, en slechts hun ouders elders vandaan komen.

Dirk Jan de Jong in Brainwash Talks

En die afstand, die beleving van verharding en vervreemding, het gebrek aan compassie en identificatie, dat is mijn inziens een groot probleem. Als we de ernstige jeugdcriminaliteit bij deze kleine, maar belangrijke groep jonge daders willen aanpakken en het tij van verharding willen keren, zullen we op een of andere manier meer medeleven moeten opwekken. Niet alleen bij de professionals die zich binnen hun vakgebied om deze jeugd moeten bekommeren, zoals agenten, docenten en hulpverleners, maar vooral ook bij onszelf. De oplossing ligt namelijk in de ware betekenis van een inclusieve samenleving. Namelijk dat iedereen oprecht het gevoel ervaart gezien te worden, erbij te horen en ertoe te doen. Met name dat laatste is van belang: de overtuiging van betekenis te zijn voor een ander, belangrijk te zijn voor andere mensen en daarvoor erkenning te krijgen, gewaardeerd te worden. Zonder dat, wordt het niks, is mijn ervaring.

Om de noodzaak daarvan en ook deze jongens beter te begrijpen, neem ik je even mee naar de realiteit van zo'n hedendaagse straatjongere. We noemen hem even Appie, afgeleid van Albert of Abdel, dat mag je zelf bedenken. Net als Ciske vroeger kent Appie ook veel problemen. Appie heeft hoge schulden en ook zijn ouders hebben financiële problemen. Ze wonen relatief klein met veel kids. Appie heeft geen werk en nauwelijks opleiding. Thuis is er ook veel spanning en soms huiselijk geweld (nu wat erger door de coronatijd). Daarnaast kampt Appie met problemen met zijn geestelijke én lichamelijke gezondheid, ook samenhangend met trauma's, een verstandelijke beperking en zijn cannabisverslaving. In de buurt heeft Appie ook een problematisch sociaal netwerk van lotgenoten en negatieve rolmodellen die eigenlijk allemaal elkaars 'foute vrienden' zijn. En natuurlijk zijn er dan ook veel contacten met politie en justitie.

Op al deze belangrijke 'leefgebieden' heeft zo'n jongen als Appie dus ernstige en met elkaar samenhangende problemen. En zowel thuis, op school, als in de samenleving voelt hij zich vooral een outcast, een tweederangsburger, iemand die er eigenlijk niet toe doet, of erger nog – en net als Ciske – een soort ongewenst ongedierte: een rat.

Maar wat heeft Appie wél? En dan vooral op straat en op sociale media? Een groep lotgenoten die hem ziet staan. En een paar toonaangevende buurtgenoten, de grote jongens met status op straat, met clout, die hem ook groeten en soms voor hun karretje spannen. Al deze straatjongens kennen hem 'gewoon' als Appie van de buurt. Ze bejegenen hem als iemand die erbij hoort en geven hem zijn bijnaam: Schele Appie. Daar op straat is hij wél iemand die betekenis heeft en belangrijk gevonden wordt, ook al is het maar een beetje. En dat gevoel wordt verder versterkt op sociale media, waar aandacht is voor zijn gevaarlijke vriendengroep en zijn beruchte buurt. Wij waren op zijn leeftijd allemaal meer of minder gevoelig voor groepsdruk, dat hoort bij het opgroeiproces van een puber. Maar onze Appie is daarbij – in zijn beleving – écht alleen aangewezen op één groep straatjongens in zijn buurt voor de essentiële gevoelens van inclusie en belangrijk zijn voor een ander.

En daar in hun niche aan de rand van de samenleving creëren zij een eigen straatcultuur waarin gewelddadige criminaliteit min of meer routine is. Thug life. Money over bitches. Snitches get stitches. Fuck the popo. I want the world and everything in it. Waarden en normen gericht op roven en stelen, geweld en machismo, opzichtig pronken met dure spullen, je afzetten tegen maatschappij, en een geuzenidentiteit ontlenen aan je beruchte buurt. Vaak in concurrentie met andere buurtgroepen, met een andere postcode of metrozone. En in die concurrentiestrijd is de vriend van mijn 'vijand' ook gelijk mijn vijand, mijn 'opp' in hedendaagse straattaal.

Die vijandigheid cultiveren en gezamenlijk een verhaal verzinnen waarin je kunt optreden als een held die strijdt voor de eer en de veiligheid van je vrienden, je enige matties; zo wordt de groepsdruk groot en de gedragsverwachtingen waaraan je moet voldoen zijn bepaald niet fris. Opkomen voor jezelf en je vrienden met geweld, zelfs wapens; niet snitchen; jezelf verrijken door anderen tot slachtoffer te maken; en altijd wraak nemen. No weakness, no mercy. Zo beland je in een bijna sektarische bubbel van straat en sociale media zoals waarin onze Appie opgroeit, en leert van betekenis te zijn door iemand neer te steken. Voor ons ogenschijnkijk om niets, maar voor hem om hele duidelijke redenen die te maken hebben met je rol en je status op straat, de enige plek waar Appie voelt dat hij iemand is, iets voorstelt.

Om een knul als Appie uit die fuik te krijgen, bieden professionals hulp en ondersteuning op al die punten waar hij problemen ervaart. Met evidence based programma's voor omgaan met trauma, en met bewezen effectieve interventies bij verslaving, op basis van wat werkt ten aanzien van schuldhulpverlening. Noem maar op. En toch zien we bij Appie's doelgroep van jonge veelplegers, heftige straatjongens, schrikbarende recidivecijfers – soms bijna net zo hoog als in de Verenigde Staten waar veel van onze programma's ontbreken. Om het beter te doen zoeken we naar nieuwe inzichten, onder meer ten aanzien van wie werkt. Wat voor soort mensen kunnen Appie en zijn vrienden beter bereiken, vinden aansluiting, hebben gezag, kunnen ook echt gedrag corrigeren vanuit hun connectie? Dat zijn onder meer ervaringsdeskundigen, positieve rolmodellen en credible messengers. We zijn druk bezig ze te vinden en in te zetten.

Er is nog een dieperliggende vraag die je jezelf kunt stellen: hoe krijgt onze Appie straks ook een gevoel van inclusie, van zingeving en vervulling? In een nieuwe sociale groep waar hij zich ook van betekenis voelt en die prettige gevoelens ervaart van acceptatie en vooral ook waardering en belangrijk zijn? Bedenk goed: alleen de stichtelijke boodschap 'gedraag je eerst maar eens een beetje en wees dankbaar dat je hier wordt getolereerd ondanks je verleden (en je afkomst)', dat gaat 'm absoluut niet worden, hoe zorgvuldig en slim verpakt ook. We zullen echt meer moeten bieden dan een eenvoudige baan met zo'n beperkte boodschap om te spreken van een positief en aantrekkelijk alternatief, een perspectief anders dan de straat.

De vraag waar we ons dan over buigen is: Hoe kunnen we Appie beter ronselen dan de straat? Onder meer met gevoelens van inclusie. Door van betekenis te zijn in een gemeenschap als een gewaardeerde jonge man, of zoals ze op straat zeggen: als soldaat. Een aantal initiatieven sluit aan bij deze gedachte, projecten als Jongeren die het Kunnen, Soldaten van Oranje en Time of Your Life. Maar ook buurtinitiatieven waarbij jongeren zich inzetten voor hun omgeving, zoals de alternatieve voedselbank van Karam in de Amsterdamse Kolenkit, of een project als Niet Hangen maar Helpen in de Haagse Transvaal in Den Haag. Bij al die projecten zie je hoe jongens als onze Appie zich in een andere context opeens kan ontpoppen als 'helper', en zich ook positief belangrijk kunnen maken voor een ander, en op basis daarvan een gevoel van echte inclusie beleven.

Naast dergelijke programma's, de inzet van rolmodellen en de vele professionals, is het ook zaak om te rade te gaan bij onszelf als het gaat om inclusie. Verdient iedereen een tweede kans? Als het antwoord 'ja' is, dan is een vervolgvraag aan onszelf: Hoe geef ík een jongere als Appie het gevoel dat hij wordt gezien en erbij hoort? Hoe draag ik bij aan zijn gevoel van belangrijk zijn voor een ander? En dan op een manier die niet averechts werkt, dus niet neerbuigend, denigrerend of betuttelend. We kunnen daar allemaal een bijdrage aan leveren. Het kan de kleine interactie zijn op straat of in de supermarkt, zelfs een oogopslag boven je mondkapje.

En soms vraagt dat wat moed, oefening en ook talent. Alle beetjes helpen om bij deze doelgroep het gevoel aan te wakkeren van inclusie en van betekenis zijn voor elkaar, in plaats van weer een bevestiging uitstralen van uitgesloten worden en van geen waarde zijn. Hoe kunnen jij en ik daaraan bijdragen in ons dagelijks handelen? In onze bejegening van elkaar en in het bijzonder deze jeugd?

Met die vraag zou ik je graag achterlaten. Ik hoor sommigen al denken: 'En die verschrikkelijke voorbeelden van het begin dan? Bij dit soort jongeren heeft het geen zin. En heb ik ook geen zin om ze respectvol te behandelen, zij zijn immers fout!' Ik begrijp die weerstand om het goede voorbeeld te geven, deze jonge mensen een tweede, derde of zelfs vierde kans te geven, en jezelf inclusiever op te stellen naar een groep die jou ook de rug toekeert. En dat brengt mij bij misschien wel de eerste vraag die we onszelf dan moeten stellen: als het gaat om de jeugd van tegenwoordig, wil ik dan vooral het gelijk aan mijn kant hebben, of wil ik liever bijdragen aan de oplossing van een belangrijk maatschappelijk probleem?