In Brainwash Talks van Human buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer internetpionier Marleen Stikker over het internet, dat stuk is.


Beroemd zijn ze inmiddels, de katten die bijna de hongerdood zijn gestorven door het internet. The internet killed my cat is een running gag geworden. Want die slimme voederbak die je via een app kunt besturen, die werkte even niet. Dierenvriendjes zagen dat hun kat niet te eten kon krijgen. Vier dagen lang probeerden ze het bedrijf te pakken te krijgen: twitteren, tweeten, e-mailen. En na vier dagen zei iemand: 'Oh, er zit misschien ergens een bug in het systeem. En toen duurde het nog twee dagen voordat het systeem weer online was. Dus die hele vriendelijke, fijne relatie die we met het internet hadden, met al die kattenplaatjes die we allemaal met elkaar delen, is een beetje grimmig aan het worden.

Als we afhankelijk worden van het internet, dan blijkt plotseling dat katten hun leven helemaal niet meer veilig zijn. Dat onheilspellende gevoel, dat het internet ons niet alleen maar meer een rooskleurige toekomst geeft, dat is eigenlijk iets van de afgelopen tijd.

Er is ongemak, onvrede. Het gevoel dat elke app die je op je telefoon hebt je aan het afluisteren is. Dat er in elk systeem dat je gebruikt achterdeuren zitten, en dat allerlei organisaties en bedrijven met wat voor bedoelingen dan ook bezig zijn om een profiel van jou op te bouwen. Zodat je het gevoel krijgt dat je niet meer soeverein bent, dat je niet meer handelt naar je eigen inzichten, maar dat iemand anders jou misschien aan het manipuleren is.

25 jaar geleden was ik betrokken bij de internetpioniers, die het internet destijds toegankelijk hebben gemaakt. We waren een grote groep kunstenaars, wetenschappers en hackers, die werkten vanuit het idee dat mensen toegang moeten krijgen tot technologie, zodat ze zichzelf kunnen organiseren en met elkaar kunnen communiceren. Het was een fantastische tijd, een soort green field van mogelijkheden. Alles kon, we konden uitdenken wat we wilden.

Het was de eerste keer dat we homepages gingen maken. Je zou kunnen zeggen dat het sociale media platform 25 jaar geleden al begon, met wat toen De Digitale Stad heette. Dat was echt een stad waarin iedereen kon bewegen. Er kwam een gemeentehuis met gemeente-informatie beschikbaar, er waren nieuwsgroepen en discussiegroepen: zoals we het internet nu kennen, maar dan in een micro-variant. Dat was een hele fijne tijd.

Maar het was niet alleen maar optimisme. Soms wordt mij gevraagd: Waren jullie te idealistisch? Hebben jullie de problemen dan niet aan zien komen? Ja, eigenlijk wel. In 1989 werd een manifest geschreven op de grote bijeenkomst The Galactic Hacker Party in Paradiso in Amsterdam. Daarin stond: pas op.

Technologie kan mensen nieuwe mogelijkheden bieden, maar in de handen van mensen met de verkeerde intenties ook tot gebrek aan mogelijkheden leiden. Je moet technologie niet zien als iets wat neutraal is, maar iets wat een verlengstuk van macht is. En als je aan de ene kant enthousiast bent om technologie en internet aan mensen te geven vanuit democratische principes, dan moet je je ook realiseren dat technologie in handen is van bedrijven en organisaties die iets anders op het oog hebben. En dat kan minder democratie betekenen.

In 1989 werd al gewaarschuwd voor die ontwikkeling. In 1994 kwam er een prachtig actieprogramma van de Nederlandse overheid: De Elektronische Snelweg. Dat ging over publieke waarden. We moeten het internet zien als plek van mogelijkheden, maar vooral ook als een nieuw publiek domein. En daar heeft de overheid verantwoordelijkheid voor: om te zorgen dat grondrechten gerespecteerd blijven en dat de balans tussen markt en samenleving in stand blijft.

We moeten zorgen dat het publieke domein goed ontwikkeld wordt en dat grondrechten centraal staan. Maar in de afgelopen 25 jaar is de opdracht om de balans te bewaren tussen markt en publiek domein veronachtzaamd. Dat valt samen met wat we überhaupt hebben gedacht: de markt kan alles oplossen. De zorg, het onderwijs, de energietransitie, openbaar vervoer. Bijna alles is marktgericht geraakt. En als we het nu over het internet hebben, dan hebben we het alleen maar gezien als een grote marktplaats. Waar alles een transactie is. En waar we zelfs, als het over onze data en onze identiteit gaat, zeggen: 'Nou, als je ervoor betaald wordt, dan is het toch prima?' Dan heb je betaald gekregen voor het feit dat anderen jouw informatie hebben gekregen.

Ik denk dat dat de verkeerde gedachte is. Ik denk dat we die publieke waarde weer terug moeten brengen. Het is nu 25 jaar later, en veel mensen denken dat we dit niet meer terug kunnen draaien, denken dat dit nu eenmaal de transactie is. Als jij internet wilt gebruiken, dan ben je ook je privacy kwijt, dan ben je je soevereiniteit kwijt. Dan moet je maar niet al die apps gebruiken.

Ik vind het een beetje jammer om te zeggen: 'Dan schaf ik m'n mobiele telefoon maar af.' Alsof ik me op een afgelegen plek terug moet trekken met een aluminiumhoedje op, en dan niet meer mee mag doen met de wereld.

Vandaar het idee 'het internet is stuk', zou je kunnen zeggen. Maar we kunnen het ook repareren. Ik heb daar met veel mensen internationaal over gesproken. Kunnen we überhaupt de wereld nog repareren? Kunnen wij nog op deze planeet blijven leven? Dat zijn grote vraagstukken waar we voor staan. Maar je moet eraan beginnen. Je hebt optimisme en daadkracht nodig om dat te gaan doen. Maar het vraagt wel veel. Als we het willen repareren, dan heb ik vijf terreinen waarvan ik denk dat we ons moeten gaan mobiliseren.

Het eerste is letterlijk onze rechtsorde in stelling brengen. Beboeten, het opbreken van 'big tech'. En we hebben best een goeie start gemaakt. Binnen Europa hebben we de nieuwe privacywetgeving, en dat heeft veel effect. Er is een commissaris bezig met mededingingsbeleid. Er staan echt nog wel wat kanonnen klaar om het de grote tech-industrie lastiger te maken. Ook hier in Nederland: burgers die samen optrekken en naar de rechter gaan, om ervoor te zorgen dat een deel van de surveillance vanuit de rechtsorde onmogelijk wordt gemaakt. Het bespioneren, wat de overheid ook doet, wordt zo een halt toegeroepen. We hebben daar veel mogelijkheden vanuit onze rechtsorde.

Een tweede gebied, en dat is een fundamenteler vraagstuk, zijn economische modellen. De verdienmodellen die we op dit moment hanteren. We komen uit de fossiele industrie, die externaliteiten heeft, dus waarbij eigenlijk de hele planeet naar de knoppen gaat, maar de bedrijven desondanks hun winst hebben gekregen. Datzelfde speelt ook in het digitale domein. De externaliteiten dat zijn wij zelf, onze privacy, onze soevereiniteit. We moeten zorgen dat er nieuwe verdienmodellen ontstaan die meer op 'commons' gebaseerd zijn, waarbij je gezamenlijke bronnen beheert. In de context van open source en open data zie je hele interessante modellen. Die moeten verbreed en verspreid worden.

Een derde terrein, en dat is een vraagstuk dat vrij cruciaal is: Wie ontwerpt nou eigenlijk technologie? Wie zit er aan de knoppen? We moeten uit die defensieve houding, dat het eerst ontwikkeld wordt en we er daarna op reageren. Als we zeggen dat technologie een uitdrukking is van macht en niet neutraal is, dan moeten we daar dus zelf bij betrokken raken. Dan moet de samenleving aan tafel zitten. Dan moeten we het niet accepteren dat er grote programma's rondom artificiele intelligentie worden opgetuigd met bedrijfsleven en wetenschap. Want daar hoort de samenleving aan tafel te zitten als ontwerpende partij. Niet als reflectieve partij die soms roept dat het een beetje meer die kant op moet. We moeten die capaciteit en die kennis in onze samenleving krijgen. We moeten zelf ontwerpend worden. Technologie is een uitdrukking van onze cultuur.

En we moeten dat zien als iets waar iedereen inclusief bij betrokken is. En dan is de stap: Wat gaan we dan ontwerpen? We zullen dus enorm moeten gaan investeren in alternatieven. Want het is leuk om met een stappenteller rond te lopen. Als je er een poosje mee rondloopt is het vervelend. Maar je wilt niet dat mensen dat niet meer mogen gebruiken. Er is geen enkele reden waarom die data die jij verzamelt als je stappen loopt, te versturen naar een server in China of in Silicon Valley. Je kan alternatieven maken die zorgen dat deze data beschermd is. Inmiddels zijn er alternatieven voor browsers die niet tracken en tracen om jouw gedrag bijhouden. Er zijn alternatieven voor Messenger, zodat niet iedereen kan meekijken met je berichten.

Er zijn alternatieven voor e-mailprogramma's, zodat de inhoud van je e-mails niet door een partij buiten jou gelezen kan worden. Zo zijn er een heleboel alternatieven. Het belangrijke daarbij is dat we dat ook zelf gaan gebruiken. Dat je echt serieuze afwegingen maakt met welke technologieën en applicaties jij in zee gaat. Dat is lastig, want ze moeten deels nog ontwikkeld worden, maar als ze er zijn, gebruik ze dan.

Scholen: zorg dat je mensen niet al de cloud in stuurt, waarbij je zeker weet dat kinderen en jongeren hun data kwijt zijn. Pak de alternatieven die er zijn en die je kan gebruiken. Maar de belangrijkste vraag, en dat is onderliggend aan al deze oplossingen, is dat we een andere houding aan moeten nemen, een ander verhaal over technologie met elkaar moeten delen. Er wordt ons vaak verteld dat technologie iets is wat ons overkomt. Het gaat gebeuren. Dit is nou eenmaal zoals het hoort. Technologie hebben we ook nodig voor de vooruitgang. En als je ook maar enig kritisch perspectief hebt, ben je al snel uitgespeeld. Dan doe je niet meer mee, of ben je bang voor technologie, of niet innovatief genoeg. Ik denk dat die kritische kracht cruciaal is op dit moment. Kritisch in de zin van onderscheidend. Dus niet tegen of voor. Ik praat hier niet tegen technologie. Ik praat in de zin van onderscheidend: wat wil je er wel en wat wil je er niet van?

Dat andere narratief, dat het niet ons overkomt, maar dat uitgaat van het idee dat we technologie samen met elkaar ontwikkelen, dát is de basis om de komende 25 jaar dat internet te repareren. Want dat is niet zomaar gedaan. En: als je een kat hebt en op reis gaat, moet je misschien goeie relaties met je buren aangaan, in plaats van je te verlaten op het internet.