In Brainwash Talks van Human buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer verhalenverteller Sahand Sahebdivani over het belang van kleine verhalen.


Mijn vader had een wasserette aan de Kinkerstraat in Amsterdam. Voor mij was het een stukje hemel. Een plek waar ik graag kwam als ik vrij was van school. Het was een kleine zaak. Helemaal wit, met een enkele poster. Daarop een plaatje van een wasvrouw. Die hing er al toen mijn vader de plek overnam van de vorige eigenaar. Als ik daar binnenkwam zat mijn vader in de keuken. Dan was hij aan het lezen. Zodra hij doorhad dat ik er was, stopte hij zijn boek weg. Dan ging hij een eitje voor mij maken. Met Turkse worst, sucuk.

Wat wilde worden toen je klein was? Op welke leeftijd besloot je om dat juist niet te worden? Wanneer was je voor het laatst bang? Die kleine vragen daar zat het hem in.

Ik maakte mezelf nuttig. Ik vulde de bakjes met waspoeder. Ik hielp mijn vader lakens vouwen, een tweemanstaak. Niet dat hij echt mijn hulp nodig had, maar dan voelde ik me nuttig. Mijn vader liet me vaak gewoon naast hem zitten. Dan ging hij vertellen. Vertellen over vroeger, Iran, waar ik nog drie jaar van mijn leven heb gewoond. Hij vertelde over zijn moeder bijvoorbeeld. Een roversdochter. Ooit heeft ze opium over de bergen gesmokkeld. Hij vertelde over zijn oma, een dame die in djinns geloofde. Ze was ervan overtuigd dat ze met djinns had gesproken.

Mijn vader vertelde ook over zijn eigen jeugd. Zijn kindertijd. Een tijd waarin hij weinig geld had. Als hij met vrienden naar de film wilde, moesten ze al hun geld bij elkaar leggen, en dan konden ze één kaartje kopen. Eén persoon ging de bioscoop in. Die zag een prachtige film. Als hij klaar was stonden de vrienden te wachten. Achter de bioscoop kon je de hele film horen. De muren waren flinterdun. Degene die de film had gezien, wachtte tot de film opnieuw gedraaid werd en terwijl je de film hoorde, vertelde hij precies wat er gebeurd was. Hij vertelde bijvoorbeeld over John Wayne die acht slechteriken doodschoot. En dan zei een slimmerik: 'We hoorden maar zes kogels.' Dan zei mijn vader: 'Zo goed is John Wayne dus.'

Mijn vader vertelde ook over de buurt, over de Kinkerstraat. Toen hij de wasserette overnam woonden er veel Nederlandse families. Arbeidersfamilies, middenstand. Die middenstand trok daar weg, omdat ze het langzaam beter kregen. Kinderen gingen studeren en namen de zaak niet over. Er kwamen veel Turkse families wonen. Ook veel studenten kwamen er wonen, omdat de huizen er goedkoper waren. Ze knoopten niet per se een gesprek met mijn vader aan. Zoals de Nederlandse families daarvoor wel.

Het Nederlands van mijn vader is niet zo goed. Maar met een winkeleigenaar naast je heb je genoeg aan een enkel woord. Studenten zagen een man die Ali heette en in de keuken zat, met een boek. Ze gingen ervan uit dat het de Koran was. En dat je toch geen gesprek kon hebben. Ik heb van mijn eerste loon, toen ik negentien was, wat filmposters gekocht. Oude, klassieke filmposters. Ik wist dat mijn vader daarvan hield. Ik heb ze allemaal opgehangen in de wasserette van mijn vader.

Opeens was er allemaal kleur aan de muren. Toen gebeurde er iets bijzonders. De studenten die jaren de was deden in de zaak van mijn vader vroegen of hij die films kende. Dat vonden ze gek. Ze gingen ervan uit dat een man die Ali heet en de Koran leest nooit The Seven Samurai heeft gezien. Of The Good, the Bad and the Ugly. Of Citizen Kane. Mijn vader moest zich inhouden om niet te zeggen: 'Ik heb alles in de bioscoop gezien voor je was geboren, snotneus.' Maar hij knikte beleefd en er kwam een gesprek op gang. Ze kwamen er achter dat de man die daar zat niet de Koran las. Dat hij een voormalig communist was die Tsjechov of Dostojewski las.

Ik was toen negentien en zou biologie gaan studeren. Dat heb ik ook even gedaan, maar ik kon het niet loslaten. Wat ik in die wasserette heb meegemaakt, verhalen die ik hoorde. En hoe die verhalen mij verbonden met Iran, dat ik heb achtergelaten. Waar ik misschien nooit in mijn leven terugkom. Maar ook hoe die kleine verhalen, het kennen van dezelfde films, mijn vader opnieuw verbonden met zijn buurt, en de studenten. Wat dat betekende. De studie biologie liet ik voor wat het was. Ik heb een vertelcafeetje geopend in Amsterdam. Een plek waar tien, twintig man samenkwam en verhalen deelde.

Een gesprek

Ik moet even een misverstand uit de weg ruimen. Ik sta hier niet als een Iraanse missionaris van verhalen, om jullie Nederlanders te vertellen hoe belangrijk verhalen zijn. Jullie vertellen ook verhalen, heus. Ik hou erg van cabaret. Dat is een prachtige kunstvorm, waarin iemand op het podium staat. En aan de hand van zijn persoonlijke verhaal mensen laat lachen. En ontroering opwekt. Daar zit het goed mee.

Waar het mij om gaat is dat je van cabaret kan genieten in een groot theater, maar wat ik jammer vind is de anonimiteit van het publiek, dat ergens in het donker zit. Of erger nog, van achter een tv-scherm of een computer. Wat ik belangrijk vind is dat ik, tijdens de verhalen van mijn vader zo dicht bij hem zat, dat ik de zweetdruppels op zijn snor zag. Ik kon het waspoeder ruiken en de olie waarin hij het eitje bakte.

In mijn vertelcafé moest je dicht tegen elkaar zitten. Je zat in een cirkel. Er was geen podium voor de performer. Iedereen kon aan elkaar vertellen. Ik ben erachter gekomen dat daar grote behoefte aan is. Nederlanders die in een grote stad wonen en het jammer vinden, dat je hier soms in de anonimiteit verdwijnt. Maar ook buitenlandse studenten, expats, vluchtelingen, die in deze stad veiligheid vonden en een plek waar alles het doet. Behalve wanneer je met iemand die je nog niet kent een gesprek wilt. Dat blijkt soms een beetje moeilijk.

Mensen vonden dat in die cirkel waar ze met elkaar konden praten, anonimiteit en veiligheid en een plek om kleine verhalen met elkaar te delen. Van welke film hou je? Wat is de mooiste herinnering aan je moeder? Dat soort vragen. Het werd een groot succes. Een paar jaar later was het kleine vertelcafé een plek waar een paar honderd man per avond kwamen. Dan is het moeilijk om nog in een cirkel te zitten. En iedereen aan de beurt te laten komen.

Daar heeft een van onze presentatoren iets op gevonden. Op zo'n avond dat tweehonderd man aan het luisteren was, legde hij af en toe de verhalen stil en als mensen hem aankeken met de vraag: wat komt er nu, zei hij: 'Kijk eens naar rechts en links. Wie van de mensen naast je ken je het minst? Of helemaal niet? Er zit altijd iemand naast je met tweehonderd man in de zaal. Ga eens met die persoon in gesprek, voor een minuut.' De vraag is dan bijvoorbeeld: Wat wilde worden toen je klein was? Op welke leeftijd besloot je om dat juist niet te worden?

Sahand Sahebdivani in Brainwash Talks

Die kleine vragen daar zat het hem in. Dat bracht de magie. Nu zitten we in 2020, een heel gek jaar, waarin een plek zoals mijn vertelcafé, waar intimiteit belangrijk is, en ook andere intieme plekken op omvallen staan of helemaal de deuren hebben gesloten. Alle debatten waarover we het hebben, zijn verplaatst naar internet. Dat is heel erg, want algoritmes kiezen voor jou datgene dat het best bij je politieke kleur past. En dan nog heb je grote ruzies en begint het gescheld.

Hetzelfde internet waar artiesten die dicht bij hun publiek stonden nu al hun werk moeten streamen. Ik vind het verschrikkelijk. Ik doe het zelf ook, hoor. Ik ben ook vaak op internet. En doe ook vaak met debatten mee, want er zijn zaken waarover we het moeten hebben. Zijn we racistisch in dit land? De een vindt van niet, de ander wel. Zijn er tradities die we moeten vasthouden? De een vindt van niet de ander van wel. Zijn standbeelden gewoon mooi voor ons stadsbeeld of moeten ze de vuilnisbelt op?

Heb het maar over die grote zaken. Dat kan ik niet veranderen. Dat wil ik ook niet. Doe dat maar op internet. Kan ik niet veranderen. Wil ik niet. Maar wat ik wil bieden is het volgende. Wat nou, als we gewoon de liefde hervinden voor kleine verhalen? Als dat niet in m'n café kan, omdat ik niet weet wanneer we weer bij elkaar kunnen zitten, dan is dat ook niet erg, dan zoeken elkaar op. En als we elkaar opzoeken, zoeken we degene die we het minst kennen.

Gewoon in de straat, een buurman of buurvrouw, waarvan je vermoedt dat die helemaal aan de andere kant van het politieke spectrum stemt. Een persoon waarvan je weet, dat het bij zo'n moeilijk onderwerp binnen de kortste keer slaande ruzie is. Dat is niet erg. Met die persoon moet je het niet over die grote zaken hebben. Ik wil dat we gaan wandelen in het park en onder een luifel staan, of aan de kade, langs het water. En elkaar dan 'n simpele vraag stellen.

Ben je nog verliefd 's ochtends als je wakker wordt? Vertel eens. Zo'n vraag. Of: wanneer was je voor het laatst bang? Misschien op een hele verre plek, waar je niet thuis was. Hoe kwam je eroverheen? Ik kan garanderen, als we elkaar die vragen stellen en de verhalen die in ons zitten gewoon naar buiten laten komen, dat er dan een wonder gebeurt.