In Brainwash Talks van Human buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer sterrenkundige Milo Grootjen. Een denkbeeldige ruimtereis.

Wanneer heb je voor het laatst een mooie sterrenhemel gezien? Dat is in Nederland heel erg moeilijk, want we hebben lichtvervuiling. Zeker in steden. Straatlantaarns, snelwegen, lichten van huizen. Dus het is vast ergens een keer op vakantie geweest. Of ergens waar het in ieder geval heel erg donker kan worden. Zonder stadslichten. Voor mij was dat op de Canarische Eilanden. Ik keek over zee en kon bijna tot aan de horizon de sterren zien. Het was heel erg helder. Ik zag verschillende kleuren sterren. En ik zag over de hele hemel heen een witte band lopen: de Melkweg.

Het was een soort zen-achtig moment. Ik begon mezelf allerlei existentiële vragen te stellen. En ik voelde me echt verbonden met het universum. Ik weet nog dat één van mijn reisgenoten naar me toekwam en zei: 'Mooi hè?' Ik zei: 'Ja, het is echt mooi helder buiten.' Hij: 'Heb je niet een tip voor een app hiervoor ofzo?' En weg was de verbondenheid.

Het voelde een beetje als mensen die in een kunstmuseum lopen en die de kunstwerken alleen maar door hun smartphone of tablet aan het bekijken zijn. Ik geef een cursus sterrenkunde en daar is de verbinding met het heelal heel belangrijk. Het is een eerste stap om inzicht te krijgen in het universum. Ik geef meestal de opdracht om naar buiten te gaan en gewoon te gaan kijken. Kijk waar de zon ondergaat. Kijk of je een keer de Grote Beer aan de hemel kunt vinden. Kijk waar de maan staat. Welke maanfase er op dat moment is. En wat dat betekent. Probeer te bedenken dat als de maan zo verlicht is, waar die staat ten opzichte van de aarde en de zon.

Gewoon even kijken. Ergens bij stilstaan. Dat geeft verbinding. En het besef van verbinding met de natuur is essentieel voor ons voorbestaan op deze planeet. Dat heb ik geleerd vanuit de ruimte. Hoe meer ik omhoog aan het kijken was, hoe meer ik naar beneden ging kijken. Het is een beetje als de astronauten van de maanlanding, 50 jaar geleden. Zij zeiden dat ze er heen gingen om de maan te ontdekken, maar uiteindelijk ontdekten ze de aarde.

Kijken naar de sterrenhemel is echt prachtig. The sky is the limit. Maar als we aan onze toekomst willen denken, kijken we niet omhoog, maar kijken we omlaag.

Ik neem, bijna dagelijks, mensen op een tour door het heelal in het planetarium van dierentuin Artis. Dat wil ik nu ook doen. We gaan meer dan honderdduizend lichtjaar reizen. Ik heb hier geen planetarium, dus gebruik je fantasie. We beginnen weer bij die mooie sterrenhemel. En we stijgen op van de aarde. Zie je jezelf al opstijgen? We gaan hoger en hoger en hoger. We zitten ongeveer op 400 kilometer afstand. En je kijkt achterom, richting die aarde. Je ziet de kromming van het aardoppervlak. Nog niet als een bolletje, want daarvoor zijn we nog te dichtbij. Je ziet daar omheen een mooi dun blauwe streepje lopen: onze atmosfeer die ons beschermt tegen de schadelijke straling uit het heelal.

Je kijkt verder en je ziet het nacht worden in Europa. Al de lichtvervuiling zie je ook heel erg duidelijk. Je kan de landgrenzen bijna zien. Je ziet de laars van Italië liggen. En je kijkt verder naar het continent en je ziet de hoofdsteden van Europa. Duidelijk als lichtbakens. Madrid, daarboven Parijs, Londen, Rome. En ook de Randstad is helemaal verlicht. We gaan verder. We leggen de grootste afstand af die de mens ooit heeft bereikt. 385.000 kilometer naar de maan. Ze deden daar 50 jaar geleden zo'n drie dagen over. Stel je voor: Je legt met een vliegtuig diezelfde afstand af: dan ben je daar zestien dagen mee bezig. Je kijkt naar het maanoppervlak en je ziet die prachtige kraters liggen. Je ziet witte en donkere vlekken en berggebieden op de maan.

Je kijkt nog even achterom en daar zie je de aarde aan de hemel staan. Vier keer zo groot als een volle maan. Nu gaan we verder van de zon af, nog steeds met het vliegtuig. We gaan naar de eerstvolgende planeet, verder het zonnestelsel uit. Je zit acht jaar in het vliegtuig en dan komt Mars een keer voorbij. Je kijkt uit je raampje en ziet en mooie, rode planeet. Maar we gaan door, af en toe zie je een rotsblok aan je voorbijkomen van de asteroïdengordel.

We suizen door. En we komen langs de gasreuzen en je ziet nog net een hele grote gasbol met daarom een mooie ring, Saturnus. En door. Verder en verder. Voorbij Pluto stoppen we even, op acht miljard kilometer afstand. En je kijkt weer even om. Zoekend naar de zon. Die zie je niet meer. Je ziet alleen maar een hele heldere ster aan de hemel staan, met een paar puntjes die er omheen bewegen. Een klein blauw puntje, daar staan wij met z'n allen op. We zijn bij Pluto aanbeland. Dat is nog niet het einde van het zonnestelsel. Om je een beeld te geven: na acht jaar reizen in een vliegtuig zaten we dus bij Mars. 662 jaar later zijn we dan bij Pluto. En als we het zonnestelsel willen verlaten – ik hoop echt dat je eerste klas hebt geboekt – is het twee miljoen jaar later.

En dan zijn we nog steeds pas net de deur uit. Want nog twee miljoen jaar verder met dat vliegtuig komen we pas de eerste ster tegen. De dichtstbijzijnde ster Alpha Centauri. Dus we moeten even met wat meer snelheid door dat heelal heen. We gaan met vele malen de lichtsnelheid. Als we dat doen, vliegen de sterren aan ons voorbij. En al die sterren, die je 's nachts aan de hemel ziet staan, dat zijn allemaal zonnen. Net zoals onze eigen zon een ster is. En die sterren hebben allemaal planeten. In meer dan 20 jaar zijn er nu meer dan vierduizend exoplaneten – planeten rondom andere sterren – ontdekt, en meer dan honderdvijftig aardachtige planeten.

Het is maar een kwestie van tijd voordat we echt een aarde 2.0 gaan vinden. En als die kandidaten bij ons in de buurt nog niet genoeg zijn, gaan we gewoon nog even verder, want we zitten nog steeds in de buurt. We gaan 100.000 lichtjaar verder. Dan zie je de Melkweg niet meer als een mooie band aan de hemel staan, maar als een sterrenstelsel. Een sterrenstelsel met daarin 200 miljard sterren waarvan de zon er eentje is. En in het midden zie je een soort felle halo van licht. Daar zitten veel sterren bij elkaar, maar daar komen wij niet vandaan. Wij komen uit de buitenwijk van dat sterrenstelsel.

En we kunnen nog verder doorgaan. Het houdt nooit op. Als we verder kijken zie je meer van dat soort sterrenstelsels. Miljarden van dat soort sterrenstelsels. Met daarin weer miljarden sterren met miljarden planeten. Het heelal is gigantisch. En onze aarde is daar maar een heel klein, minuscuul puntje in. Maar daar draait het wel allemaal voor ons om. Dus laten we maar weer teruggaan.

We vliegen weer de buitenwijk van ons eigen melkwegstelsel in. We komen weer in de buurt van de sterren die we 's avonds aan de hemel zien staan. Met daar misschien wel mogelijke tweede aardes. We slaan linksaf bij de Grote Beer, en dan komen we ons zonnestelsel weer tegen. Het derde rotsje van de zon moeten we hebben. Als ik dan in het planetarium navigeer, vlieg ik altijd richting de achterkant van de maan.

Ik wacht nog even met het in beeld brengen van de aarde. Als ik dat doe zie ik – net zoals de Apollo 8-astronauten in 1968 – de aarde boven dat maanoppervlak vandaan komen. En elke keer krijg ik dan weer kippenvel. Want het is echt een prachtige plek. Het heeft een atmosfeer en een magnetosfeer die ons beschermt tegen stralingen uit de ruimte. Het heeft een grote maan die de aardas stabiel houdt. Het is er niet te warm. Het is er ook niet te koud. Het heeft vloeibaar water. Het heeft zeeën en continenten. Het is thuis.

En dat thuis wordt voor ons steeds minder bewoonbaar. Je kent het allemaal wel: vervuiling. We hebben het over klimaatverandering. Honderdvijftig soorten die per dag uitsterven. Ecosystemen die aan het verdwijnen zijn. En je denkt: 'Ja, nu effe niet, hoor.' Maar toch knaagt er iets. We hebben niet voor niets woorden uitgevonden als: Vliegschaamte. Bezorgschaamte. Gazonschaamte. Kinderschaamte. We weten en voelen dat we een connectie hebben met de natuur. Dat wij invloed hebben op de natuur. En dat er problemen opgelost moeten worden. We hebben net ook gezien in die reis naar buiten dat er heel veel plekken zijn waar we ook zouden kunnen overleven in het heelal. Want: gigantisch.

Maar het is maar de vraag of we ooit uit ons eigen zonnestelsel gaan komen. Vergeet kolonies op Mars, kolonies op de maan. Dat is voor een aantal mensen die daar voor het eerst naartoe zullen gaan, een aantal pioniers. Maar niet voor de ruim zeven miljard mensen op deze aardbol. We hebben één thuisbasis. En daarmee zullen we het moeten doen. We kunnen geen kant op, er is geen nooduitgang. Kijken naar de sterrenhemel is echt prachtig. The sky is the limit. Maar als we aan onze toekomst willen denken, kijken we niet omhoog, maar kijken we omlaag.