Als kind, en als tiener, maakte ik plannen, terwijl ik daar zat in de coulissen, de lijven op het podium observerend. Later, dacht ik, dan ga ik zelf scheppen. Schrijven. Ik wil een lijf als het mijne en de verhalen die het te vertellen heeft op het podium zien staan. Kunst, dat is me verteld, wil toch het volledige spectrum van de menselijke beleving en expressie verkennen? Nu lijkt het armoe troef. Alsof er alleen composities voor klarinet geschreven worden. Als je lichaam waarlijk 'je instrument' is, zoals mij in de toneellessen zo vaak verteld werd, waar is de rest van het orkest dan? Waar bleven de pauken en de harpen en de marimba's, waar bleven al die andere lichamen en de verhalen die ze op een podium te vertellen hebben?
Van m'n grootmoeder kreeg ik als kind een doosje om de make-up artikelen die ik niet had in op te bergen. Chinoiserie van de goedkoopste soort was het, maar ik vond het helemaal prachtig. Je moet je een soort van boot voorstellen, glimmend zwart, en met orientaals aandoende motieven beschilderd. Je kon hem openklappen, de binnenkant was van velours in een delicate roderoze kleur, met allerlei verborgen schuifjes om je geheimen in te bewaren. Niet geheel in lijn met de rest van het pseudo-Aziatische ontwerp, schalde uit de boot een metalige Au clair de la lune. Een beetje te traag, schokkerig ook. Net als de ballerina die te midden van het velours aan het dansen ging. Dat ben ik, dacht ik. Want ik had ook blond haar, en ik hield ook van dansen, en: het danseresje had een afgebroken rechterarm. Niet dat ik dat toen door had, dat die arm was gewoon afgebroken, nee ik dacht dat ze haar korte armpje vol trots hemelwaarts strekte terwijl ze om haar eigen as spon. Pas later realiseerde ik me dat ik zo dol was op dat sierbootje, omdat het de enige keer in mijn jeugd was dat ik mezelf in iets van kunst weerspiegeld zag.
Als kind, en als tiener, maakte ik dus plannen, terwijl ik daar zat in de coulissen, de lijven op het podium observerend. Ik wil een lijf als het mijne niet alleen op het podium zien, ik wil dat het daar ongekneed staat. Niet in dienst van de fantasieën van een bekende maker. Niet louter als spiegel voor een publiek dat zelf geen handicaps heeft, maar als een verhaal op zich. Het is onprettig om onzichtbaar te zijn, het is even onprettig om steeds weer gereduceerd te worden tot één element van wie je bent. Een gelaagd verhaal dus dat niet beknot, dat wegblijft van de grijsgedraaide tropen. Want het is niet zo dat handicaps volstrekt onzichtbaar zijn in het literair of theatercanon.
Van Oedipus Rex en Shakespeares Richard III tot desnoods The Phantom of the Opera. Bepaalde gebreken vinden we net bij de vleet. Die verhalen leunen op handicaps als ware ze een kruk of een prothese. Handicaps hebben namelijk een enorme voorstellingskracht. Oftewel als een (makkelijke) metafoor: zijn we niet allemaal blind voor onze eigen gebreken? Zijn we niet allemaal een eenzame freak in het diepst van onze gedachten? Oftewel als snelschrift om je personage te kenmerken: deze misbegrepen slechterik heeft een half verbrand gezicht.