In Brainwash Talks van Human buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer boswachter Arjan Postma over mieren. En wat je van die kleine wezens kunt leren.


Of het nu gaat over stikstof, iets op je werk, klimaatveranderig: de wereld is enorm aan het veranderen. En dat vinden wij allemaal eng, want wij kunnen niet zo goed tegen verandering, denken we. Als je die veranderingen om je heen ziet, dan voel je je wel eens heel klein als mens. Dan denk je: wat kan ik daar in mijn eentje nou aan doen? Van kleins af aan zijn wij gewend om naar boven te kijken. Als je als baby in de wieg ligt, kijk je naar je vader en naar je moeder. Dan ga je naar school, daar heb je de juf of meester. Op je werk een chef, baas of directie. En in een democratie komt de verandering toch zeker bij de regering vandaan? Sommige mensen kijken nog verder. Die zeggen dat er iemand boven de wolken zit die de verandering moet bewerkstelligen.

Een klein beetje anarchie, een klein beetje dwarsheid is precies wat je nodig hebt om gezond te blijven.

Maar kijk nou eens naar mieren. Die laten zie dat het heel anders in elkaar zit. Mieren zijn een beetje gekke wezens. Je kan ze op allerlei manieren op ons van toepassing brengen, want mieren hebben allerlei dingen die wij hebben, zoals veeteelt. Ze hebben oorlog. Ze hebben landbouw. Ze hebben allerlei manieren, ook om tot beslissingen te komen. Mieren leven in een wereld van geur. Overal waar ze lopen, lopen ze over een geurweggetje waar ze de boodschappen van andere mieren ruiken. De voelsprieten op hun kop zijn eigenlijk helemaal geen voelsprieten. Het zijn uitwendige neuzen waar ze alles mee ruiken. Als je zo'n geurpaadje hebt in je achtertuin en je trekt er met de vinger een streep overheen, dan breek je die geurweg doormidden en ontstaat er een geurravijn.

Mieren durven daar niet overheen te gaan en dus er ontstaat een opstopping. Mieren gaan duwen, andere mieren willen terug. Een verkeerschaos. De mieren staan te wachten op één type mier en daar is maar een procentje van in het nest. Soms zelfs nog minder. Ik noem die mieren gekke mieren, want die mier gaat juist waar hij geen mieren ruikt. Die gekke mier komt aangelopen en loopt over dat geurravijn heen. De weg is hersteld en iedereen kan weer aan het werk.

Arjan Postma in Brainwash Talks

De gekke mier is dus van levensbelang voor het volk. Zonder gekke mier gaat het volk dood, want de gekke mier is ook degene die over de keukentafel naar de suikerpot loopt. En als hij die heeft gevonden, kan de rest erachteraan. Een volk met alleen maar gekke mieren gaat nog eerder dood. Want iedereen vindt suikerpotten en niemand gaat ze ophalen. Een klein beetje anarchie, een klein beetje dwarsheid is precies wat je nodig hebt om gezond te blijven. Als je nu kijkt naar een nest grote rode bosmieren, zo'n stapel dennennaalden in het bos, daar zitten ongeveer een tot twee miljoen mieren in. De mieren zorgen dat alles fantastisch loopt in die miljoenenstad. De meeste dieren zijn werkmieren. Ik stel me zo voor dat ze een lijstje hebben. En op dat lijstje staat: ik moet aan het werk, ik moet naar de supermarkt en op zondag mag ik naar het voetballen.

Middenin het nest hebben ze een broednest, waarvan ze de temperatuur tot op een tiende graad nauwkeurig houden. Dan heb je de ideale temperatuur voor het broedsel, krijg je de meeste jongen en blijft het volk op sterkte. Maar na een tijdje verandert de wereld om dat volk heen. De bomen en de struiken groeien steeds hoger en zetten het volk volledig in de schaduw. Een beetje schaduw is niet erg, maar als je 100 procent in de schaduw staat, dan wordt dat een vochtige plek in het bos. Als dat nest ook vochtig wordt, is het steeds moeilijker om de temperatuur in dat broednest op peil te houden. De temperatuur zakt, het broedresultaat zakt en het hele volk begint te krimpen. Maar de mieren zijn tevreden, want ze hebben hun lijstje. Ze moeten aan het werk, ze moeten naar de supermarkt en op zondag mogen ze naar het voetballen. Al werkend gaat die miljoenenstad dus langzaan ten onder.

Dan komt de gekke mier. Want die gekke mier is altijd wat anders aan het doen. De gekke mier gaat een stukje wandelen, loopt een aantal meters weg van dat volk en staat opeens in de zon. 'Wauw! Hier moeten we naartoe.' Maar hoe moet die ene gekke mier de andere twee miljoen mieren er nu van overtuigen dat zijn idee het beste is? Hij heeft geen social media. Hij heeft geen verkiezingen en kan niet op een zeepkist gaan staan. Dus wat doet die mier? Hij gaat gewoon beginnen. Hij loopt terug naar het volk en grijpt de eerste de beste mier bij zijn lurven. Die tilt hij boven zijn hoofd en neemt hem al tegenstribbelend met zich mee. En zet hem neer op de plek in de zon. Dikke kans dat hij een werkmier te pakken heeft. En die werkmier trekt z'n lijst en zegt: 'Idioot, kijk nou! Ik moet aan het werk, ik moet naar de supermarkt en op zondag mag ik naar het voetballen.' En de mier rent terug en gaat weer aan het werk.

Rode mieren

Nu hebben mieren een groot uithoudingsvermogen. De gekke mier geeft niet op. Die gaat door. Hij gaat nog een mier halen. En nog een, en nog een. Hij zoekt eigenlijk een ander type mier. Want hij kan niet zo goed communiceren met de werkmieren. Na een tijdje heeft hij er een te pakken. Hij heeft een mier gevonden die zegt als hij haar neerzet: 'Verrek, wat een goed idee.' Een trendsettermier, zo noem ik zo'n mier. De trendsetter is heel belangrijk, want de trendsetter is degene die het idee werkelijkheid gaat maken.

Want die gekke mier begint wel aan zo'n idee, maar voor het werkelijkheid wordt, is hij alweer bezig met een ander gek idee. Maar de trendsetter gaat aan de gang en loopt terug naar het nest. Die gaat ook een mier halen. En zoals dat werk met trendsetters: die kennen elkaar. Die herkennen elkaar, want ze hebben altijd een ander petje op of een ander soort schoenen aan. Voor je het weet, grijpt ze de eerste de beste trendsetter neemt die mee. En die gaat ook een mier halen. En dan heb je twee mieren die mieren halen. En drie mieren die mieren halen. En tien en vijftig en honderd en duizend.

Het ziet er heel raar uit. De hele tijd worden mieren ontvoerd naar een plek om dan weer terug te rennen. En dat blijven ze maar doen. Wat er nou precies gebeurt? Ik weet het ook niet. Ik noem het mierendemocratie. Die is heel hands on. Na een tijdje staan al de mieren stil. Ik stel me voor dat alle werkmieren dan hun lijstje pakken en opschrijven dat ze het nest moeten verplaatsen. Dan lopen ze terug naar het nest, naar die grote hoop naalden. En naaldje voor naadje op pakken ze het op. Ze gaan niet een nieuw nest beginnen, maar verplaatsen het oude. Anderhalve dag later staat het tien meter verderop. En is het weer voor jaren veilig.

Dus of het nu gaat om een situatie op school, je werk, of over de toestand van de wereld: vergeet dan niet dat ideeën vaak van onderaf komen. Sommige ideeën stuiteren al tien of twintig jaar in de rondte voordat iemand ze oppakt. Voordat een trendsetter zegt: 'En nu gaan we het doen ook.' Dat is hoe het werkt. Verandering komt van beneden en stijgt naar boven. Bij bedrijven zie je het fout gaan. Dat er een nieuwe manager komt, die een afdeling opnieuw moet inrichten. Dan gaat hij of zij het personeel beoordelen. Jan, Piet en Klaas komen als eerste en gaan als laatste weg, die mogen blijven. En dan is er Harry, die achterin de gang zit. Niemand weet precies wat Harry doet. Hij is altijd druk bezig en hij heeft een grote bek tijdens overleggen. Dan is het heel makkelijk om te denken dat Harry een lastpost is en weg moet. Maar laat Harry nou net die gekke mier zijn, die de hele afdeling moet redden.

Het mooie is dat we allemaal niet maar een type zijn. Op het ene moment kun je een gekke mier zijn, een ander moment een trendsetter en soms kun je ervoor kiezen om een werkmier te zijn. In elk geval is dat gevoel van fatalisme, dat idee dat je maar een klein radartje bent in een machine, te verlammend. Als we wat willen veranderen, dan moeten we dat doen als een gekke mier. Niet bij de pakken neer gaan zitten. Niet naar boven kijken, maar een ander mier gaan halen. En als die dan ook een andere mier haalt, dan verander je de wereld. Dan kan het kleinste radertje de grootste machine een andere kant op laten draaien.