In Brainwash Talks van Human buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer schrijver en presentator Leon Verdonschot over idealen en de politieke partij.

Ik geef nooit geld een bedelaars. Ik geef wel geld aan mensen die een instrument staan te bespelen. Zelfs als het een instrument is waar ik niet van hou, bijvoorbeeld de panfluit, of nog erger: de didgeridoo. Ik geef ook geld aan mensen die bijvoorbeeld straatnieuws verkopen. Zelfs in een ander land, als het in een taal is geschreven die ik niet kan lezen. Het verschil tussen beiden is voor mij een principieel verschil, tussen een financiële wederdienst en genadebrood eten. Dat laatste wil ik niet.

Toch was ik laatst op het station in Sittard, waar er een man naar mij toe kwam die me vroeg of ik geld had. Voor eten. Het was niet het geijkte verhaal over een nachtopvang waar niks van klopt. Het was heel direct: 'Heeft u misschien geld zodat ik kan eten?' Ik keek naar hem en zag achter hem, bij het eerste hoekpand op het station in Sittard, een vrij goedkope afhaalpizzeria. Voor ik het wist, liep ik met hem naar binnen en zei: zeg maar welke je wilt. Hij bestelde een pizza en ik rekende de pizza af. Het was een pizza funghi, met champignons.

Toen ik had afgerekend, realiseerde ik me dat hij ook een pizza met vlees had kunnen bestellen. Ik eet geen vlees, ik betaal ook niet voor vlees, ook niet voor vlees voor anderen. Ook een principe. Een ander principe dan het principe waar ik me zojuist niet aan gehouden had: dat ik nooit geld geef aan bedelaars. Ik liep naar buiten en realiseerde me dat ik over deze morele keuze aan niemand verantwoording hoef af te dragen. En dat ik dat eigenlijk ook wel fijn vond.

Ik vond het vroeger heel belangrijk dat ik precies handelde naar mijn overtuigingen. Daar zijn woorden voor als je dat niet doet, ook eufemistische woorden. Het meest onvriendelijk is: hypocriet. Vroeger wilde ik nooit hypocriet zijn. Ik wilde het tegenovergestelde zijn: altijd consequent. Toen ik buiten stond bij de pizzeria, realiseerde ik me dat ik nu aan niemand verantwoording schuldig was. Dat voelde als een vrijheid. Het voelde ook een beetje als vrijblijvendheid.

Dat gold ook voor het feit dat ik me niet hoef af te vragen waarom ik deze man geld gaf. Die pizza kostte vijf euro. Ik had ook vijf andere daklozen blij kunnen maken met die euro waar ze om vroegen. Ik weet niet precies waarom ik deze man dan wel vijf euro gaf en de anderen allemaal niet. Ik weet niet wat deze man had, wat al die andere mensen kennelijk niet hadden. Misschien lag het niet aan hem, misschien lag het aan mezelf. Misschien lag het aan de dag en wilde ik die dag goed doen. Al valt daar ook iets op af te dingen. Misschien was het altruïstisch, had ik last van schuldgevoel en dacht dat ik dat af te kopen door voor hem een pizza te kopen. Of misschien dacht ik: ik geef straks een Brainwash Talk en dan kan ik mezelf presenteren als een goed mens. Dat kost me dan vijf euro investering in mijn goedheid, of zoals dat tegenwoordig heet: een Gutmensch of goed mens. Uiteindelijk wordt alles verdacht, zelfs deugen.

Ik ging nadenken over momenten in mijn leven waarop ik me wel moest verantwoorden. Heel vaak zelfs. En ook principieel over de morele keuzes die ik maakte. Dat was best lang geleden. Dat was in mijn puberteit, toen ik een jaar of 16 was. Toen woonde ik nog in Geleen in Zuid-Limburg. Toen heb ik met enkele mensen samen een afdeling opgericht van de radicaal linkse jongerenorganisatie Rebel. Rebel was een trotskistische jongerenorganisatie. De moederorganisatie van Rebel was opgericht nog door Leon Trotski zelf. Het heette de vierde Internationale.

Trotski is daarna op onfortuinlijke wijze om het leven gekomen, doordat hij een bijl in zijn schedel geplant kreeg, in opdracht van zijn voormalige kameraad Lenin. Dus daar liep het niet zo goed mee af. Maar wij hadden grootse plannen voor de wereld met Rebel. We wilden een socialistische revolutie. Iedere zondagmiddag kwamen we bij elkaar in een bovenzaaltje van een bruine kroeg in Geleen. Dat zaaltje was gratis. Dan bespraken we samen hoe de wereld eruit zou zien na de revolutie. Wij zaten boven en beneden aan de bar, in datzelfde café, zaten de arbeiders waar wij over zaten te vergaderen, aan het bier en te praten over voetbal. Terwijl wij de actuele situatie in Zuid-Afrika met elkaar doornamen.

Als we dan klaar waren – een uur of drie, vier, soms zelfs vijf uur later – dan gingen we naar beneden en rekenden we allemaal apart van elkaar onze eigen cola af. Dan deden we ons linnen tasje om onze schouder en liepen naar buiten – de vulgaire, kapitalistische wereld in die Geleen heette – terwijl de arbeiders ons beschonken nakeken aan de bar. Dat was Rebel. We hadden twee hoofddoelen. Twee bedrijven waar we onze meeste pijlen op richten. Het ene bedrijf was Shell. Want Shell zat in Zuid-Afrika. Dat deugde niet. Het tweede bedrijf was McDonalds. Daar deugde helemaal niets aan. McDonalds was alles wat wij tegen het kapitalisme hadden, maar dan in het kwadraat. McDonalds stimuleerde vleesconsumptie, daar waren wij tegen. McDonalds had veel afval, dat scheidden ze niet. Daar waren wij ook tegen. Het personeel van McDonalds was rechteloos, daar waren wij ook tegen. McDonalds verleidde kinderen tot het kopen van allerlei producten. Daar waar wij ook tegen. Alles wat McDonalds deed, deden ze verkeerd.

We hadden zoveel argumenten tegen McDonalds dat als we een flyer maakten, het er bijna niet op paste. Ook omdat we altijd nog een tekening wilden maken van een demonische clown. En die flyer deelden we dan uit op zaterdagmiddag bij de McDrive in Geleen. We vertelden mensen waarom ze niet deugden als ze bij McDonalds aten. Eigenlijk deden we alles om dat bedrijf het leven zuur te maken. We raapten afval in de wijde omgeving bij elkaar om het dan voor het oog van de camera van een lokale omroep aan te bieden aan de bedrijfseigenaar. Als McDonalds een playbackshow organiseerde in het centrum van Geleen, trokken wij de stekker eruit.

Wij vonden dat wij het morele gelijk aan onze zijde hadden. Dat alles was toegestaan. Het was lullig voor de kinderen dat ze niet meer konden zingen, maar dan hadden ze maar niet moeten zingen voor een fout bedrijf. De lokale franchiser, die wij persoonlijk de schuld gaven van het verdwijnen van alle tropische regenwoud: ja, had hij maar niet voor een fout bedrijf moeten werken. En net als wij bij z'n moeder moeten blijven wonen.

Het gekke was dat wij doorkregen dat sommige argumenten gedateerd raakten of zelfs niet klopten. Dat verhaal over het tropisch regenwoud lag iets genuanceerder dan wij het voorstelden. McDonalds begon afval te scheiden, toch gingen wij verder met actievoeren. Het was leuk dat er nieuwe feiten waren, maar de feiten mochten onze mening niet in de weg staan. Dat hielden we enige tijd vol, toen kwam het fascinerende element dat er nieuwe leden bij Rebel kwamen. Die leden keek met een frisse blik naar onze acties en onze argumenten. Die gingen sommige dingen ook in twijfel trekken. Langzamerhand werden wij gedwongen om onze standpunten aan te passen.

Dat was het eerste. Het tweede was dat we samenwerkten met een politieke partij in Geleen. Dat was GroenLinks. Die hadden vijf zetels in de gemeenteraad. De politiek van GroenLinks speelde zich werkelijk af in het hier en nu. Niet in een soort utopische heilstaat in een verre toekomst waar wij van droomden. Dus het kwam steeds vaker voor dat als wij iets schreven in ons ledenblad wat mee ging naar alle leden van GroenLinks en naar de lokale pers, dat wij daar verantwoording over moesten afleggen. We leerden dat niet alleen acties consequenties hebben, maar ook woorden. We kregen alle ruimte om radicaal te zijn, want de stokoude leden van GroenLinks – allemaal dertigers en veertigers – snapten ook dat wij een radicalere versie van henzelf waren. Ze gaven ons die ruimte ook.

Ik moest eraan terugdenken toen ik deze zomer geleden beelden zag van het congres van de jongeren van Forum voor Democratie in Amsterdam. Het waren allemaal jongeren die er ouwelijk uitzagen. Die allemaal strak in het pak zaten en hele conservatieve standpunten hadden. Het waren geen corpsballen, daar waren ze nog te jong voor. Ze hadden standpunten die zo conservatief waren dat ik het moeilijk vond om ze te verenigen met hun leeftijd. Ze verlangden terug naar een verleden. Maar zelf hadden ze weinig verleden, wel nog veel toekomst. Ik vond het fascinerend. Er werd veel op afgegeven. Sommige mensen waren boos over al die gezwollen vaderlandsliefde van ze. En die rigide standpunten. Ik vind het eigenlijk wel mooi. Het waren een paar honderd jongeren die ervoor kozen om op hun vrije zaterdagmiddag te praten over hoe hun ideale wereld eruitziet. Alle vooroordelen en oordelen over millennials werden ontkracht door het feit dat ze de moeite hadden genomen om daar uren van hun tijd in te steken.

Ik zag een voorzitter, die hield een speech tegen Netflix en tegen porno. Daar was hij allebei tegen. Ik keek naar hem en dacht: toen ik zo oud was als jij was er nog geen Netflix. Er was wel porno. Als ik destijds had gedemonstreerd tegen porno had ik waarschijnlijk het begrip hypocrisie een nieuwe dimensie gegeven. Toch vond ik het fascinerend. Ik keek naar hem en dacht: natuurlijk zijn het rigide en radicale standpunten. Maar als ik terug zou lezen wat ik destijds allemaal schreef toen ik bij Rebel zat over onze onvoorwaardelijke steun aan gewapende bevrijdingsbewegingen in de derde wereld, was mijn enige excuus eigenlijk mijn leeftijd. Dus ik vind het ook wel logisch dat als linkse jongeren een soort radicalere, onredelijke versie zijn van hun oudere geloofsgenoten, dat dan ook geldt dat voor rechtse jongeren.

Ik vond het vroeger heel belangrijk dat ik precies handelde naar mijn overtuigingen. Vroeger wilde ik nooit hypocriet zijn. Ik wilde het tegenovergestelde zijn: altijd consequent.

Tweeënhalf procent van de Nederlandse bevolking is lid van een politieke partij. Dat is weinig. Het gekke is dat het aantal de afgelopen jaren enorm gegroeid is. Dat komt vooral door Forum voor Democratie. Daar zijn veel mensen lid van geworden, onder meer deze jongeren dus. Op het democratisch gehalte van de partij valt wel het een en ander af te dingen. Maar toch vind ik het een goede ontwikkeling. Dat de jongeren en nieuwe politieke actievelingen niet kozen voor een beweging, zoals Rita Verdonk dat destijds wilde. Of voor een soort eenmansvehikel, zoals Geert Wilders dat heeft. Maar echt een politieke partij. Ik geloof in democratie. Geloof in democratie betekent, wat mij betreft, ook geloof in politieke partijen. In traditionele politieke partijen. Politieke partijen waar je een acceptgiro krijgt of waar je met iDEAL kunt betalen. Waar je contributie betaalt en waar je wordt uitgenodigd voor een ledenvergadering.

Er valt van alles op af te dingen. Zo'n ledenvergadering onder TL-licht en onder systeemplafonds met zo'n witte kan veel te oude koffie op tafel. Maar toch. Er zitten mensen die op een dinsdagavond bij elkaar komen en leren dat ze elkaar moeten overtuigen van standpunten. En dat 'dat vind ik nou eenmaal' of 'omdat ik dat voel' misschien voldoende is om jezelf te overtuigen, maar niet al die mensen om je heen. En die mensen kiezen dan uit hun midden gemeenteraadsleden. Die op hun vrije avonden voor een paar honderd euro vergoeding zich iedere week door allerlei procedures en bestemmingsplannen heen ploeteren. Die dan elke maand bij de gemeenteraadsvergadering zien dat de publieke tribune leeg is. En dat de perstribune leeg is.

Dat ze dus buiten het zicht van de hele buitenwereld hun belangrijke werk doen: onze lokale democratie in stand houden. En dan toch op ieder verjaardagsfeestje te horen krijgen dat alle politici zakkenvullers zijn. En uiteindelijk wordt een deel van die mensen bestuurders, ze worden wethouders of burgemeesters. Die leren in de praktijk dat in Nederland anno 2019 het verschil tussen assertief en schelden en bedreigen best een dun lijntje is. Ik vind het heel nuttig. Die mensen komen bij elkaar in hun politieke partij.

In de stuctuur van een traditionale politieke partij is ingebaken dat je leert dat er niet zoiets bestaat als je eigen, absolute, grote gelijk. Als je het met die andere leden samen moet doen, kun je soms hun bloed wel drinken. Je leert dat 'compromis' niet altijd een vies woord is. Dat geduld soms een vereiste is. Dus het is niet sexy, het is zeker niet hip. Maar toch meen ik het: lang leve de traditionele politieke partij.