In Brainwash Talks van Human delen invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en wetenschappers verrassende ideeën voor persoonlijke en maatschappelijke problemen. Deze keer filosoof Jannah Loontjens.

Je kunt mij met een enkele opmerking doen blozen, schuldig doen voelen, hoopvol, of gekwetst.

We zijn gewend om een onderscheid te maken tussen 'spreken' en 'doen'. Als iemand ergens over opschept, bijvoorbeeld door te zeggen dat hij of zij niet bang is om parachute te springen, of laat ik bij mezelf blijven – als ik zeg dat ik eindelijk eens mijn rijbewijs ga halen en rijlessen zal nemen, dan zijn we toch al gauw geneigd te denken: laat eerst maar eens zien dat je het werkelijk doet, in plaats van er alleen maar over te praten!

We kennen niet voor niets het gezegde: makkelijker gezegd dan gedaan.

En toch is al dat loze gepraat, dat nergens toe leidt, op zichzelf ook een vorm van 'doen'. Dit is een inzicht waarover ik begon na te denken na het lezen van teksten van de Amerikaanse filosoof Judith Butler. Zij werd in de jaren negentig bekend met haar boeken over gender en seksualiteit. In deze boeken kwam ook haar interesse in de werking van taal naar voren: bijvoorbeeld in de vraag wat het betekent om jezelf 'man' of 'vrouw' te noemen – zowel voor degene die zich in één van deze categorieën thuis voelt als voor degene die zich er niet in thuis voelt.

Ik houd mij dagelijks bezig met dat wonderlijke materiaal: taal − met de wijze waarop woorden gevoelens kunnen opwekken, hoe woorden je mee kunnen nemen in de hoofden van fictieve personen, of je mee kunnen voeren naar bedachte plaatsen. Ik ben namelijk schrijver, vandaar.

Ik wil het dus niet over gender hebben, het onderwerp waar Butler beroemd mee werd, maar over haar aandacht voor taal en vooral voor het onderscheid tussen doen en spreken. Waar wordt het verschil tussen spreken en doen nu eigenlijk door gekenmerkt? Goed, het ene maakt gebruik van taal het andere is een vorm van concreet handelen. Doorgaans wordt dan ook gezegd dat 'doen' een lichamelijk bezigheid is terwijl spreken een bezigheid van de geest is. Hiermee grijpt dit onderscheid terug op het traditionele lichaam-geest onderscheid.

Butler zegt evenwel dat spreken ook een lichamelijke bezigheid is. Je gebruikt je tong, lippen, je stembanden en luchtwegen en bovendien kun je je uitspraken door middel van lichaamstaal kracht bijzetten, of juist afzwakken, of tonen dat je eigenlijk een grap maakt. Eigenlijk, zegt Butler, kun je helemaal geen helder onderscheid maken tussen doen en spreken.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Meisje leest een boek bij zonsondergang (foto: Aziz Acharki).

Lange tijd hebben filosofen naar taal gekeken alsof we woorden enkel gebruiken om de wereld te beschrijven; als het ware van 'buitenaf' te bespreken. Maar de taalfilosoof John Austin merkte op dat er een verschil bestaat tussen beschrijvende taaluitingen én taaluitingen die als handelingen gezien kunnen worden. Een voorbeeld van zo'n taalhandeling is als een ambtenaar de woorden uitspreekt: 'Dan verklaar ik dat jullie nu in den echt met elkaar zijn verbonden.'

Op dat moment worden twee mensen gehuwd en is de uitspraak een 'taaldaad'. Dergelijke talige uitingen worden 'performatief' genoemd. Dat woord komt van het Engelse 'performative', wat afgeleid is van 'to perform': wat 'uitvoeren' betekent of 'verrichten' en 'doen'. Judith Butler zegt: eigenlijk zijn alle taaluitingen performatief: ze doen altijd iets: je verandert of creëert met elke uitspraak iets in de wereld. Oók als je beweert iets te doen wat je helemaal niet doet, heeft de uitspraak invloed op de werkelijkheid.

Een ander voorbeeld: ooit had ik een korte relatie met een man die bijzonder goed was in het verwoorden van zelfinzichten, inzichten in de mensheid in het algemeen en toekomstplannen. Het duurde enige tijd voor ik zag dat zijn gedrag niet bepaald met deze inzichten overeenkwam. Zo noemde hij zichzelf openhartig en betrouwbaar en stelde hij beslist gauw het geleende geld terug te betalen, of hij beloofde minder om aandacht te jengelen als ik zat te schrijven – maar van deze voornemens kwam nooit iets terecht.

Een goede vriend zei: 'Kijk niet naar wat hij zegt, maar naar wat hij doet.' Op zich een goed advies, maar wat hierbij over het hoofd wordt gezien is dat ook zijn loze woorden een vorm van 'doen' zijn. Hoewel zijn beloftes weinig te maken hadden met wat hij concreet deed, beïnvloedden die uitspraken tóch ook de werkelijkheid. Eerst stelden zijn vrolijke beloftes me gerust, ze schiepen verwachtingen, en uiteindelijk vormden ze een reden tot ergernis. Woorden genereren constant gevoelens, verwachtingen en beelden.

Als je bijvoorbeeld iemand als een bijzonder intelligente vrouw beschrijft, heeft dit invloed op hoe zij wordt gezien. Sterker nog, überhaupt iemand als man of vrouw beschrijven is performatief, en bevestigt een verschil tussen individuen. En als ik beken dat ik nog altijd geen rijbewijs heb, creëert dit ook een bepaald beeld van mij, van een misschien wat bangig aangelegde, voorzichtige vrouw. Of als ik mezelf 'schrijver' noem, creëer ik een ander beeld van mezelf dan wanneer ik mezelf als 'moeder' beschrijf. Taal grijpt op die wijze voortdurend in de wereld in.

Ja, je kunt mij met een enkele opmerking doen blozen, schuldig doen voelen, hoopvol of gekwetst.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Jannah Loontjens in Brainwash Talks (foto: Anna van Kooij).

Wat betekent het eigenlijk om door taal gekwetst te worden? En wanneer is zo'n taaldaad ook strafbaar? Dreigen om iemand pijn te doen, of iemand te benadelen, of een hele groep te benadelen, is weliswaar niet hetzelfde als het uitvoeren van het dreigement, maar het is ook een vergissing is om te denken dat dreigen alleen binnen taal plaatsvindt en 'de handeling waarmee gedreigd wordt juist volledig buiten taal.'

Oók als er geen gevolg wordt gegeven aan de dreiging, is die dreiging een vorm van doen, bijvoorbeeld van bang maken. Wanneer talig kwetsen evenwel strafbaar wordt en als geweld kan worden geïnterpreteerd blijft een lastige vraag. Dat het zo moeilijk is om dit vast te stellen, komt doordat de mate waarin woorden 'pijn' doen ook altijd afhangt van wie de woorden op welk moment interpreteert. Je kunt hier allerlei voorbeelden bij bedenken, waarin de een zich gekwetst voelt en de ander het wegwuift, bijvoorbeeld huiselijke ruzies, of in de politiek, of cyberpesten….

Toch heeft het geen zin om bepaalde opmerkingen strafbaar te stellen of op andere wijze taal te censureren, aangezien betekenissen nooit vast liggen en per situatie anders bedoeld en begrepen kunnen worden.

Toen ik dit verhaal, dat ik jullie nu vertel, was aan het voorbereiden, las ik over het besluit dat enige tijd geleden in Zweden werd genomen, dat vastlegt dat voordat er tot vrijen wordt overgegaan de partners elkaar duidelijk om toestemming moeten vragen. Spreken wordt hier als belangrijker gezien dan puur lichamelijke communicatie. Als je in gedachten weet dat je eigenlijk geen zin hebt om te vrijen, moet je dat in taal verwoorden, kennelijk is je lichaamstaal, of bijvoorbeeld het afweren van aanrakingen hiervoor niet genoeg. Maar, belangrijker nog: als je wél zin hebt om te vrijen, moet dit ook uitgesproken worden en moet je de ander vragen of hij of zij ook zin heeft.

Er is door velen verontwaardigd op dit besluit gereageerd: zo'n nuchtere vraag zou de romantiek en het spel van verleiding en seksuele spanning doorbreken of zelfs blokkeren. Maar je zou er ook anders naar kunnen kijken. Dit kan ook een mooi voorbeeld zijn van hoe taal een lichamelijk effect kan hebben. Ik kan me goed voorstellen dat als ik me tot iemand aangetrokken voel en diegene zegt met mij te willen vrijen, dat op zo'n moment alleen al die woorden opwindend kunnen zijn.

Nóg voor ik daadwerkelijk ben aangeraakt, kunnen alleen al die woorden fysiek effect hebben. Ook dit toont weer dat spreken op zichzelf al een vorm van 'doen' is. Als schrijver ben ik me voortdurend bewust van de mogelijkheden en de macht van taal. Taal kan werelden oproepen, taal kan kwetsen, maar ook verleiden.