In Brainwash Talks van Human delen invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en wetenschappers verrassende ideeën voor persoonlijke en maatschappelijke problemen. Deze keer psychoanalyticus Paul Verhaeghe over vervreemding van het eigen lichaam.


Wij leven in een paradijs. Het is goed dat we dat beseffen. We leven in een paradijs in de zin dat we nog nooit zo lang geleefd hebben. We hebben nog nooit zo'n lange periode gehad zonder oorlog. En we zijn nog nooit zo hoog opgeleid geweest als vandaag. Als je de onderzoeksgegevens van geluk bekijkt, dan blijkt telkens opnieuw dat de Nederlanders tot de gelukkigste mensen ter wereld behoren. De Belgen ook, maar net iets minder.

Aan de andere kant moeten we vaststellen dat depressie volgens de World Health Organization straks ziekte nummer-1 is. Ook in Nederland en in België. We hebben nog nooit zoveel mensen gehad die uitvallen met langdurige ziekte. En we moeten vastellen dat we straks op zoek moeten gaan naar een kind dat geen stoornis opgespeld gekregen heeft.

Als ons lichaam begint te protesteren, als ons lichaam de effecten van die vervreemding letterlijk begint te tonen en ziek wordt, dan is er iets dat niet klopt.

Hoe rijm je die twee zaken? Als we zo gelukkig zijn, waarom zijn we dan zo ongelukkig? Er klopt ergens iets niet. Er is een fundamentele discrepantie tussen die ene vaststelling, die juist is, en die andere vaststelling, die ook juist is. Om dat proberen te begrijpen zal ik drie zaken koppelen. Identiteit, vervreemding en pleonexia. Dat laatste klinkt een beetje vreemd, maar dat wordt straks duidelijk.

Als ik het heb over identiteit, start ik met het corrigeren van twee vooronderstellingen waar we allemaal bij vertrekken, ikzelf inbegrepen. Ten eerste het idee dat onze identiteit redelijk vroeg in de kindertijd, rond de leeftijd van 10, gevormd is. Dat-ie er simpelweg is. Je identiteit verandert nog wel een beetje, we worden intelligenter. We doen kennis op, ervaring. Maar in de kern blijven wij eigenlijk dezelfde.

Een vrouw voor een spiegel

De twee aannames die daaraan ten grondslag liggen, zijn dus dat identiteit onveranderlijk is, en diep van binnen zit. In werkelijkheid is exact het tegenovergestelde het geval. Identiteit is een constructie die van buitenaf aangereikt wordt en die heel ons leven lang verandert. Soms zeer ingrijpend kan veranderen. Ik kan dat wetenschappelijk gezien goed onderbouwen, maar ik ga een overtuigend voorbeeld geven, dat is makkelijker. Een voorbeeld dat overtuigend is omdat het alle kenmerken vertoont van een wetenschappelijk experiment. En bovendien is het een voorbeeld waar je zelf ook voorbeelden van kent: adoptie.

Een baby'tje dat geboren wordt in India en hier in Nederland geadopteerd wordt door Amsterdamse ouders die hier al zeven generaties lang wonen, wordt een Amsterdamse mevrouw met alles erop en eraan. Was datzelfde baby'tje geadopteerd door Amerikaanse ouders in de Midwest, dan was zij nu een Amerikaanse mevrouw die op de Republikeinen zou stemmen en voor Trump zou staan juichen. Een compleet ander iemand.

Hoe komt dat? Door de input van buitenaf. Onze identiteit wordt geconstrueerd door de interactie die we hebben met onze omgeving. En die omgeving houdt ons voor wat we kunnen worden en wat we moeten worden. Dat gebeurt via woorden en beelden: die nemen we over, slikken we in. En als we volwassen worden kunnen we zelf keuzes maken. Kunnen we dingen opnemen en andere dingen laten vallen. Maar hoe jonger we zijn, hoe minder keuze we hebben. Dat gaat eigenlijk onmiddellijk na de geboorte al van start. Onze ouders zullen ons vertellen wat we voelen, waarom we dat voelen, hoe we daarmee kunnen omgaan. Hoe we daarmee het beste niet omgaan. Ruimer: wie we zijn.

Al die zaken nemen we over, en daarmee wordt onze identiteit geleidelijk geconstrueerd. Het is natuurlijk ook duidelijk dat die boodschappen, die beelden en woorden die op ons afkomen, zich niet beperken tot de ouders en de onmiddellijke omgeving. Die invloedssfeer wordt alleen maar ruimer en ruimer.

We groeien op in een cultuur, een maatschappij en samenleving, die ons beelden en woorden aanbieden, die we vervolgens overnemen. Volwassenheid betekent onder andere dat wij ons bewust zijn van wat wij kunnen overnemen en van wat wij beter niet overnemen. Op dat vlak hebben wij de laatste vijftien tot twintig jaar een ingrijpende wijziging doorgemaakt. We zijn terechtgekomen in een beeldcultuur. Digitale beelden. Er zijn overal schermen en we kijken voortdurend naar beelden. Er is heel veel onderzoek dat nadrukkelijk aantoont hoezeer die beelden ons beïnvloeden.

Bovendien toont dat onderzoek ook aan dat we die beelden overnemen zonder het te beseffen. Dus de bewustwording ontbreekt daarbij. En daarmee kom ik bij mijn tweede begrip: vervreemding. Dat is een begrip dat we allemaal wel kennen vanuit een politieke invalshoek. Dan denken we aan de totalitaire regimes van Stalinistisch Rusland, de DDR en Korea. Totalitaire regimes die een systeem georganiseerd hadden waardoor de mensen die eronder gebukt gingen hun denken volledig moesten modelleren naar datgene dat voorgehouden werd. Niet alleen hun denken, maar zelfs ook hun uiterlijk. Als we die landen bekijken, zien de mensen er allemaal hetzelfde uit.

Daar zien we hoe die constructieprocessen – identificatie en mirroring in psychologische termen – vervreemding worden. Uiteindelijk is vervreemding hetzelfde proces als identificatie, met één belangrijk verschil: de beelden en woorden die voorgehouden en opgelegd worden gaan eigenlijk in tegen het wezen van die mensen. Wat dat wezen is, is moeilijk te definiëren. Maar laten we zeggen dat de kern zeker het lichaam is, het lijf.

Als je beelden en woorden moet overnemen die ingaan tegen het wezenlijke van je lichaam, dan is de uitkomst daarvan vrij duidelijk. Dan word je ziek. Vervreemding zorgt voor stoornissen: psychologische stoornissen, psychiatrische problemen en simpelweg organische ziektes.

Paul Verhaeghe in Brainwash Talks

Die term, vervreemding, en de mechanismen daarvan, werden heel mooi beschreven door George Orwell in zijn roman 1984. Hij laat zien hoe het manipuleren van de taal het denken stuurt, bijvoorbeeld door het wegnemen van bepaalde woorden, het nieuw introduceren van bepaalde woorden, of het opleggen van bepaalde woorden. En hij had ook al door dat een beeldcultuur daar een heel sterke rol in speelt.

Als ik die twee dingen nu samenbreng, dan is mijn stelling de volgende: wij zijn allemaal, zonder dat we het beseffen, vervreemd. Beetje bij beetje, dag na dag, maand na maand, jaar na jaar. Door de beelden die op ons afkomen, en die wij opnemen zonder dat wij het beseffen. Deze beelden sturen ons in een bepaalde richting, en bepalen onze identiteit. Onze identiteit in de betekenis van denkpatronen, en ook in de betekenis van ons lichaam. Hoe we eruitzien en hoe wij met ons lichaam omgaan.

En daarmee kom ik bij het derde begrip: pleonexia. Pleonexia is het volgende: de onweerstaanbare aandrang die in ons zit om altijd meer te willen hebben. Meer bezit, maar ook meer roem en eer. En ook meer veiligheid. Aristoteles zegt dat dit een zeer gevaarlijk kenmerk is. De samenleving bij monde van de overheid en bij monde van ons, burgers, moet erop gericht zijn om de pleonexia in te perken. Want als dat niet gebeurt en zeker als mensen in een onderlinge concurrentie gaan treden, dan wordt het zeer gevaarlijk.

Hij beschrijft hoe dat spiraalsgewijs effecten heeft. Het begint met onrust, een maatschappij vol onrust. De volgende stap is: conflicten die overal ontstaan. En de volgende stap is oorlog. Dus, zegt Aristoteles: één van de zaken waar we beslist aandachtig voor moeten zijn, is dat kenmerk van de pleonexia. We moeten dat zoveel mogelijk proberen in te perken en zoveel mogelijk proberen bewust te maken, zodat we daar op een verstandige manier mee omgaan.

Als we nu naar ons tijdperk en onze maatschappij kijken, zien we dat wij exact het tegenovergestelde doen. Wat vertelt de vervreemding die we ervaren ons? Wat zijn de beelden die ons voorgehouden worden? Het zijn beelden die ons zeggen dat wij steeds meer moeten hebben. En steeds meer moeten zijn. Binnen de economie spreken we over groei. Dat is de fetisj van deze markteconomie: alles moet groeien. Ik snap dat niet goed. Je kunt toch niet blijven groeien? En die groei beperkt zich al lang niet meer tot de effectieve productie van dingen. Nee, het gaat ook over ons. Wij moeten excelleren. Wij moeten beantwoorden aan een ideaal.

Dat ideaal is een soort verschuivend doelwit. We raken er nooit bij, maar we moeten het wel blijven proberen. Daarvoor moeten wij ons ontzettend hard gaan inspannen en bovendien de voortdurende concurrentie met anderen aangaan. Sociale media zijn daar natuurlijk helaas een instrument bij, waardoor we de concurrentie niet alleen met anderen, maar ook met onszelf aangaan.

Zoals ik zei leven we in een paradijs. Eén van de kenmerken van het paradijs waarin wij nu leven, is dat wij nog nooit zo vrij geweest zijn. In Nederland en België zijn wij vrijer dan elders. Maar er is wel een belangrijke voorwaarde aan gekoppeld. Vrijheid betekent dat je kunt kiezen. Maar om te kunnen kiezen moeten we ons bewust zijn van een aantal dingen. Van de vervreemding zijn we ons nou net niet bewust.

Ik eindig met een pleidooi voor bewustwording. Wij hebben daar een zeer goede aanwijzing voor: ons lichaam. Als ons lichaam begint te protesteren, als ons lichaam de effecten van die vervreemding letterlijk begint te tonen, dan is er iets dat niet klopt. Via deze bewustwording kunnen we dan gebruik maken van de vrijheid die ons paradijs ons biedt. En andere keuzes gaan maken.