In Brainwash Talks van Human delen invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en wetenschappers verrassende ideeën voor persoonlijke en maatschappelijke problemen. Deze keer cabaretier Carolien Borgers over rouw.


De meeste mensen die een Brainwash Talk geven, hebben het over een dode denker of schrijver die ze geinspireerd heeft. Dat is mij niet gelukt. De dode denkers waren op. Allemaal al een keer behandeld. Dus ik heb een levende gekozen. En ik snap dat je nu teleurgesteld bent. Moet er wel bijzeggen: ze is heel oud, echt randje dood zeg maar. Haar naam is Joan Didion en ze is een tijdje m'n beste vriendin geweest. Al kwam dat voor mij ook als een verrassing. Dat beste-vriendingedeelte.

Trainen voor het verdriet bleek niet te kunnen. Rouw is niet een emotie die je kan oprekken en waar je eelt op kan laten groeien.

Ik vond haar namelijk altijd een beetje irritant. Briljant, maar lichtelijk irritant. Joan Didion werd geboren in 1935 in Californië. Ze was een verlegen, schichtig meisje, beetje ongemakkelijk. Ze vond haar stem door te schrijven, verhuisde als 22-jarige naar New York, werkte zeven jaar voor Vogue, trouwde met John Dunne die voor TIME werkte, keerde terug naar Californië, adopteerde een dochter, en schreef schreef schreef schreef: essays, scenario's, romans.

Carolien Borgers in Brainwash Talks

Ze groeide uit tot dé stem van haar generatie, ze schreef over de hippies in San Francisco, The American Dream, ze kwam bij Charles Manson thuis, was bevriend met The Doors. Ze was zó cool. Zij en John hoorden bij de elite, ze gaven feestjes, werden overal uitgenodigd, Joan werd 'the ultimate literary celebrity' genoemd. Als ze op reis ging nam ze alleen sigaretten mee, voor op zo'n stokje weet je wel, een typmachine, panty's, bourbon en tampons. Ze reed in een Corvette.

Ze was zo gaaf, zo cool. En dan schreef ze ook nog eens briljant. Als je nu denkt; oh carolien is jaloers - dat klopt. Ja natuurlijk! Ze was bevriend met Jim Morrisson. Man, wat een leven. Maar dat is hetzelfde als zeggen dat iemand met een shiny happy people Instagramaccount echt gelukkig is, natuurlijk is de werkelijkheid genuanceerder dan dat.

Op haar 33ste wordt MS bij Joan Didion geconstateerd, ze heeft last van dagenlange migraine, haar dochter Quintana is alcoholist en ligt veelvuldig en langdurig in het ziekenhuis en ze twijfelt in de jaren 80 constant aan de waarde van haar journalistieke werk in een tijd waarin de wereld snel aan het veranderen is.

En dan slaat het noodlot toe. Op 30 december 2003, Joan en haar man John hebben de hele dag aan het ziekenhuisbed van hun dochter Quintana gezeten, valt John terwijl ze aan tafel zitten tijdens het avondeten opeens dood neer. Hij valt van z'n stoel, hartaanval, zo, boem, pats. Einde.

Ze kan niet schrijven, ze kan niks. De periode die op het moment dat hij dood neervalt volgt brengt ze min of meer verlamd door. Ze eet, slaapt, ontvangt mensen, praat, maar het gaat allemaal in een soort trance.

Na exact negen maanden en vijf dagen zet ze haar eerste woorden op papier.

Life changes fast.
Life changes in the instant.
You sit down to dinner and life as you know it ends.
The question of self-pity.

Vanaf die dag probeert ze schrijvend vorm te geven aan het grote verlies dat ze heeft geleden.

Life changes in the instant.
The ordinary instant.

Het boek heet The year of magical thinking, en het wordt een boek waarin ze, bijna als een onderzoeksjournalist, zonder pathetisch te worden, uitzoekt wat ze doormaakt: self-pity. Zelfmedelijden.

Met een scalpel ontleedt ze zichzelf en haar emoties. Gedurende 360 bladzijden beschrijft Joan het proces van rouw, hoe ze teruggaat in de tijd, zoekt naar aanwijzingen voor John's dood, zoekt naar verklaringen. Ze probeert te begrijpen wat er gebeurt, en welke implicaties dat heeft, en ze neemt je als lezer mee op die reis, langs ontkenning, woede, chaos en onmacht.

Zo beschrijft ze aan het begin van het boek, dus negen maanden nadat John is overleden, dat ze zijn schoenen niet kan weggooien. Niet omdat ze er emotionele waarde aan hecht, maar omdat, als hij terugkomt, hij dan geen schoenen meer heeft.

Rouw is zoveel meer dan alleen verdriet. Mensen gaan dood, dat is inherent aan geboren worden. Ons hele leven zijn we bezig langzaam te sterven. De dood is alomvertegenwoordigd in ons leven, en toch is rouw een proces waar weinig over geschreven is, waar weinig over gesproken wordt, en wat je eigenlijk niet in het openbaar kunt belijden. Rouw, zou je kunnen zeggen, is een taboe.

Zowel Amerika als Nederland zijn samenlevingen die gebouwd zijn op christelijke waarden, en in zo'n samenleving waren de dood en het daaropvolgende proces van rouw ingekapseld in het idee dat je naar de hemel gaat. Of in ieder geval, als je een goed mens op aarde was geweest. Dit idee gaf rust aan de stervenden, en aan de rouwenden. Maar in een steeds seculierdere samenleving is daar geen vervanging voor gevonden, er is geen judomat om het verdriet op te vangen als iemand dood gaat.

Overigens was religie ook voor religeuzen geen stoplap voor verdriet. Het enige andere boek dat ik ken dat geschreven is naar aanleiding van rouw is van C.S. Lewis, Engelsman, christelijk en zwaargelovig, hij verloor zijn vrouw en hij was ontroostbaar. Blijkbaar helpt het idee van een hemel niet.

Drie jaar geleden overleed mijn vader. Hij was eerst ziek, toen genezen verklaard, en toen opeens heel snel heel erg ziek en stervende. Al m'n hele leven stelde ik me af en toe voor hoe het zou zijn als een van m'n ouders zou komen te overlijden. Ik dacht, als ik het vaak genoeg denk, en de daarbij behorende emoties ervaar, dan zal het, mocht het moment daar zijn, minder pijn doen. Ik trainde, zogezegd, voor het verdriet. Dit klinkt misschien als een open deur, maar het bleek niet te kunnen. Rouw is niet een emotie die je kan oprekken en waar je eelt op kan laten groeien. Je kan geen voorschot nemen op verdriet en het daarmee minder erg laten zijn als het je overkomt.

Verdriet

Ik was in de periode erna volledig ontoerekingsvatbaat, althans, dat kan ik nu zo constateren, op het moment zelf was ik in de veronderstelling dat het goed met me ging. Ik huilde veel, maar ik at goed, ik sliep redelijk, en ik kon me sociaal best staande houden, kortom, ik functioneerde naar mijn mening naar behoren. Ik kon alleen niet zingen. Het geluid van mijn eigen stem op muziek, of zelfs zonder muziek maar met een melodie, met lijnen, dat lukte niet.

Met terugwerkende kracht weet ik, dat het helemaal niet goed ging. Ik liep over straat, maar ik voelde niet waar m'n voeten waren, en ik voelde niet waar m'n hoofd was. Een vriend van mij, die onlangs zijn moeder verloor, omschrijft het, nu negen maanden geleden, alsof hij nog steeds met z'n hoofd in de mist loopt. Zoals je de wereld ziet als je blikveld vertroebeld is door tranen, zo zie je de wereld de hele tijd, zelfs als je niet huilt.

Uiteindelijk vond ik troost in herkenning. Eerst bij een vriendin die jaren geleden hetzelfde had meegemaakt, maar die had, ja, heel egoïstisch, maar ook nog een eigen leven en dingen te doen enzo. Dus daar kon ik niet 24 uur per dag 7 dagen per week op terugvallen.

Bij wie dat wel kon? Bij Joan Didion. Haar kon ik wanneer ik maar wilde bij me hebben. Door de woorden in The year of magical thinking hoorde ik haar stem en reisde ze, tien jaar na haar verdriet, door de woorden in haar boek, met mij mee op weg door mijn verdriet.

Ik las het boek overigens op een van de slechtste plekken op aarde om verdriet te hebben. Op Manhattan. Ik dacht na een week of drie, nou, het gaat wel weer, kom op Carolien, let bygones be bygones, het leven gaat door, niemand heeft iets aan je als je aan het grienen bent, huppa, de wijde wereld in, maak er iets van, het leven is een feestje, maar je moet wel zelf de slingers ophangen.

En dat is allemaal prima, in een huisje op de Veluwe, met een lieve Labrador om je heen en gras en bomen, maar New York, mwah, medium goed idee om de draad weer op te pakken.

Het is een stad waar eigenlijk geen ruimte is voor stilstand, voor reflectie of verdriet. Dus Joan en ik hebben die weken samen doorgebracht, vaak in de hoek van een café, met oortjes in en afgesloten van de stad die zo levendig is, dat de dood er als een sirene doorheen loeit.

Dit waren mijn vragen, haar vragen:
Hoe lang mag je rouwen? Staat daar een bepaalde tijd voor?
En hoeveel ruimte mag mijn verdriet innemen in het leven van de mensen om me heen?

In andere culturen wordt er anders mee omgegaan. Geen plakje cake na een ceremonie met André Hazes op de speakers in een koud crematorium. In Afrika bestaan er mensen die je in kan huren en die drie weken lang voor je deur zitten en huilen: ze huilen en zingen en schreeuwen. Klaagzangers. Ze zingen jouw verdriet eruit. Als je keel letterlijk op slot zit is er iemand die het voor je uitzingt of schreeuwt.

Ik wilde zo min mogelijk mensen tot last zijn met mijn verdriet. Ik wilde het liefst een band om m'n arm, als de aanvoerder van een voetbalteam, maar dan om aan te geven dat het even niet zo goed ging. Dat ik even kwetsbaar was, even een tijdje huilerig, dat als ik een broek ging passen en de mevrouw van de winkel vroeg hoe het ging dat ik dat zo'n lieve vraag vond, dat ik daar heel erg hard om moest huilen en dat die mevrouw er niks van begreep en dan maar water ging halen en dat ze uiteindelijk mij uit die broek heeft gehesen en dat ik zo ontroerd werd door dat gebaar dat ik nog harder moest huilen en dat ze dat ze uiteindelijk vroeg of ze iemand kon bellen want de winkel ging sluiten en...

Nou ja, het zou fijn zijn als ik een band had gedragen. Maar ja: taboe. Want als de dood iets is, dan is het de kwetsbaarheid van het leven. Het feit dat het eindig is. Als je niks doet, eindigt het. Het leven is continu een project dat zorg vereist om te kunnen blijven bestaan. En dat maakt het zo'n uniek project. Het leven hier is het leven hier. En als dat je overtuiging is, dan komt rouw met een onherroepelijk verdriet.

Het project van het leven van mijn vader is voorbij. Rouw is nooit meer iets kunnen bespreken, rouw is elke verjaardag het besef dat het een verjaardag is die hij niet meemaakt.

Of zoals Joan het zegt:

'We are imperfect mortal beings, aware of that mortality even as we push it away, failed by our very complication, so wired that when we mourn our losses we also mourn, for better or for worse, ourselves. As we were.
As we are no longer.
As we will one day not be at all.'

En het enige dat troost kan bieden, is het verdriet van anderen. De wetenschap dat we niet alleen zijn.