De Duitse filosoof Kant heeft zich in zijn lange leven als vrijgezel laten bijstaan door een huisknecht. Die nam hij aan toen hij achterin de 30 jaar oud was en die is heel lang bij hem gebleven.

Zijn naam was Martin Lampe. Hij was geworven vanuit het Pruisische leger, want Kant stelde punctualiteit op prijs. En hij dacht: zo'n ex-soldaat zal daaraan voldoen. Lampe heeft hem niet teleurgesteld. Vijf uur, een klop op de deur: Zeit! Halverwege de middag opnieuw een klop op de deur: het middagmaal stond gereed. Martin Lampe was de man die de schoengespen poetste, de pruik poederde, de ganzenveren bijpuntte.

Helaas kwam het in 1802 - Kant was toen al 78 - tot een breuk tussen de twee mannen. Ze waren allebei op leeftijd, samen oud geworden, maar nu ging het mis. Er waren geruchten van diefstalletjes, drankmisbruik, en er zat er voor Kant niks anders op dan hem te ontslaan. Lampe uit zijn huis zetten, dat lukte. Lampe uit zijn geheugen zetten, dat lukte niet. Dat weten we door de vondst, na de dood van Kant, van een briefje in zijn studeerkamer. Daar stond één regel op, iets wat Kant zich blijkbaar had voorgehouden: Der Name Lampe muss nun völlig vergessen werden.

Talloze filosofen, dichters en schrijvers hebben geschreven over de machteloosheid tegenover je eigen geheugen. Maar om jezelf schriftelijk te herinneren aan wat je moet vergeten - dat is nog een machteloze stap verder. Het is natuurlijk ook waar. Opzettelijk vergeten, dat lukt eigenlijk niet. We hebben wel geheugentechnieken om dingen beter te onthouden, we hebben geheugentrucjes om beter te onthouden. Maar we hebben niet zoiets als een vergeettechniek. Er bestaat niet zoiets als een vergeetpil.

Dat laat zien dat er een asymmetrie is tussen herinneren en vergeten. Opzettelijk herinneren kun je in zekere mate ondersteunen; opzettelijk vergeten niet. Cees Nooteboom heeft daar de mooiste metafoor voor ontworpen: 'De herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil'. Er valt weinig te commanderen aan je geheugen.

Iedereen heeft wel eens zo'n avond dat alles perfect is. Het gesprek, de sfeer is intiem, de wijn is heerlijk. Zo'n avond die je als een gouden lijstje in je geheugen zou willen bijzetten. Maar al snel moet je tot de conclusie komen, na een paar weken: de kleuren zijn aangevreten, ze zijn flets geworden. Delen van de herinnering zijn verdwenen.

En het omgekeerde gebeurt natuurlijk ook. Je maakt dingen mee die je liever niet had meegemaakt. Je zegt dingen die je liever niet had willen zeggen. Ruzies, onenigheid. Je neemt jezelf voor daar niet teveel meer aan te denken. Ook dan gedraagt je geheugen zich als een hond. Op de meest ongelegen momenten komt het kwispelstaartend apporteren wat je juist had weggegooid om het kwijt te raken.

Die machteloosheid tegenover ons geheugen maakt iets duidelijk. Namelijk dat de interessantste vragen die je over geheugen kunt stellen, vaak niet over onthouden, leren en bewaren gaan, maar over vergeten.

Een voorbeeld. Waarom hebben we zo'n slecht geheugen voor dromen? Als je ook maar een tiende van wat je in een erotische droom beleeft in het echt zou meemaken, dan is dat een herinnering voor het leven. Maar als het in een droom gebeurt, is het binnen een paar dagen vergeten.

Of: waarom hebben wij zo'n slecht geheugen voor de geschiedenis van gezichten? Als je je probeert voor te stellen hoe je ouders of je kinderen er tien jaar geleden uitzagen, dan is de kans groot dat wat je je in werkelijkheid herinnert, een foto of een portret is. En dat kun je je geheugen kwalijk nemen, want waarom bewaart je geheugen niet gewoon zowel het gezicht als dat portret?

Maar, nee, die foto schuift als een soort eclips, een maansverduistering, voor de herinnering zelf. Daar is overigens wel een goede reden voor. Want je geheugen werkt met updates. De mensen die je bijblijven: je dierbaren, je kinderen, je ouders - die blijf je ontmoeten. Telkens wis je de vorige edities van hun gezicht uit je herinnering en vervangt dat voor hoe ze er nu uitzien. Dat maakt die oude herinneringen steeds onbereikbaarder. En eigenlijk is dat maar goed ook.

Als je uitgaat, neem je misschien de fiets. Als je dan 's avonds weer naar huis gaat, is het niet de bedoeling dat je herinneringen aan alle keren dat je daar ergens de fiets had neergezet, nog even actief zijn in je geheugen. Dan zullen er nog heel lang verwarde mensen door de stad dwalen op alle plekken waar ooit die fiets had gestaan.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Douwe Draaisma op het Brainwash Festival (foto: Anna van Kooij).

Een vergeetvraag: hoe kan het dat je collega wel jouw idee heeft onthouden, maar vergeten is dat het jóuw idee was? Dat is een duidelijk voorbeeld van het geheugen waarbij één element heel goed werkt en een ander element niet. En door dat ongelijke tempo van vergeten is het ene er nog wel en is het andere er niet meer.

En dit zijn dan nog vragen die te maken hebben met wat je zou kunnen onderzoeken. In het laboratorium kun je onderzoek doen naar het onthouden van ideeën en het onthouden van de bron.

Maar er zijn ook lastige vragen die te maken hebben met je eigen omgang met je herinneringen. Stel, er bestond een vergeettechniek, of een vergeetpil, waarmee je gericht specifieke herinneringen zou kunnen wissen. Zou je daar dan gebruik van maken? Het is een moeilijke vraag. Ik zal er aan het eind van mijn verhaal op terugkomen.

Waar we het vandaag onder meer over moeten hebben, is dat het verschijnsel van herinneren niet alleen gaat over van alles vergeten, maar herinneringen ook in staat zijn om je verleden te veranderen.

Dat is een contra-intuïtief idee, want het lijkt alsof je verleden vastligt, en dat je toekomst openligt. Gedane zaken nemen geen keer, wat gebeurd is, is gebeurd. Je hebt het idee dat het verleden in je herinneringen vastligt. En toch is dat een misverstand.

Ik denk dat dit door niemand mooier onder woorden is gebracht dan door Marten Toonder, de tekenaar van Ollie B. Bommel. Op zijn 75e wordt hij door verschillende uitgevers benaderd met de vraag: Zou u niet uw autobiografie kunnen schrijven? Dan willen wij die graag uitgeven.

Marten Toonder worstelt met die vraag, want, zo schrijft hij aan Dick Matena, een collega-tekenaar: 'Een autobiografie is een buitengewoon lastig genre. Een autobiografie is niet een verzameling verhalen, feiten en belevenissen. Het is geen optelsom van herinneringen. Een autobiografie moet een lijn bevatten. Daar moet een rode draad inzitten, die moet samenhang hebben, orde.'

En wat Toonder vaststelde is dat je dan aan de chronologie eigenlijk geen houvast hebt. Want als je aan hoofdstuk 1 begint moet je al een idee hebben van wat er in hoofdstuk 3 en 8 komt. En met dat probleem worstelt hij en totdat dat is opgelost, durft hij er eigenlijk niet aan te beginnen. Dan schrijft hij in een brief aan Dick Matena deze prachtige zin: 'Want iets wat in de jeugd gebeurd is, is dikwijls het gevolg van een voorval op latere leeftijd.'

Je zal intuïtief een idee hebben van wat Toonder hier bedoelt. Namelijk dat de gebeurtenissen die je in je jeugd beleefd hebt, af kunnen hangen van een latere duiding, iets wat je later pas te weten komt. Wat je later pas hoort, later pas begrijpt, later pas kunt plaatsen. En dat latere inzicht kan ervoor zorgen dat in sommige gevallen een eerdere gebeurtenis in jouw geheugen van gedaante verandert.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Tekeningen van Marten Toonder (foto: ANP, Koen van Weel).

Het is wat mij betreft nergens zo mooi gedemonstreerd als in het programma DNA Onbekend. Je kent het format: iemand is aan het twijfelen geraakt of de vader wel de biologische vader is, en vraagt het programma om uit te zoeken of het klopt dat er een andere vader in het spel is. En wat je dan vaak ziet, is interessant. Zodra het vermoeden ontstaat dat iemand eigenlijk een andere vader heeft, en soms ook al een kandidaat-vader in gedachten heeft (een oom, een buurman, de melkboer), ontdekken ze in hun jeugd ook steeds meer aanwijzingen dat het inderdaad het geval is dat zij door die ander zijn verwekt.

En als je dat vermoeden maar de tijd geeft, dan merk je dat binnen
een half jaar of een jaar dat vermoeden kan rijpen tot een soort van zekerheid. Dat komt omdat die oude gebeurtenissen als het ware opnieuw overdacht worden, maar nu met het vermoeden dat ze eigenlijk een andere vader hebben. Dat nieuwe vermoeden maakt opeens andere herinneringen zichtbaar in hun geheugen dan ze zich tot
dan toe van bewust waren.

Ik geef een voorbeeld van een herinnering die een andere gedaante krijgt. Een hele simpele herinnering, maar veel van het dagelijkse leven hangt af van simpele herinneringen. Een vrouw was ervan overtuigd geraakt dat zij was verwekt door een bloemenkoopman uit de buurt. Zij was geboren in de jaren 50, toen de bloemenkoopman de bloemen nog thuisbezorgde. Zij voelde zich in haar gezin altijd een buitenbeentje. Ze leek ook niet op haar broers en zussen, terwijl ze wel leek op de kinderen uit het gezin van de bloemenkoopman.

Op een avond raapt ze al haar moed bij elkaar en vertelt haar broer
dat zij denkt dat ze eigenlijk is verwekt door die bloemenkoopman. Dat betekent dus - en die broer trekt al snel die conclusie - dat moeder ontrouw is geweest, dat ze overspel heeft gepleegd. En hij wordt kwaad over deze verdachtmaking. Hij gaat boos naar huis, wil even niks met z'n zus te maken hebben, maar de volgende dag gaat de telefoon bij de zus.

Haar broer aan de lijn en die zegt: 'Het gekke is, dat verhaal van jou
begon in mijn geheugen te spoken, en toen herinnerde ik me opeens weer dat als die bloemenkoopman bloemen kwam brengen, wij als kinderen in de cabine van de vrachtwagen mochten spelen. Zo lang als we wilden.'

Zo wordt een herinnering door de nieuwe interpretatie, dat nieuwe vermoeden van wat er eigenlijk aan de hand was, ook een andere gebeurtenis. Het wordt niet meer de goedgunstigheid van de koopman, nee, het wordt nu zijn truc om mensen uit de weg te halen. Dat verschijnsel doet zich voortdurend voor in ons geheugen.

Er treden veranderingen in op, waardoor wij een ander verleden hebben
dan we dachten te bezitten. En aan de ene kant is dat misschien
een onrustbarend verschijnsel, aan de andere kant ook een geruststelling. Het idee dat je verleden nog kan veranderen. Dat het vloeibaar is, plastisch. Dat je verleden niet als een verzameling afschriften in de kast ligt. Het is iets wat nog levend in je geheugen aanwezig is.

Tot slot. Die vraag of je er gebruik van zou maken als er een geheugentechniek zou bestaan om te vergeten. Die vraag heb ik een keer aan psychiaters gesteld. Zij zeiden: 'Nee, dat zou ik niet doen.' Hun argument was dat ook nare herinneringen hebben bijgedragen aan je vorming, en die kunnen ook een signaalfunctie hebben. Ze houden je uit de moeilijkheden. Sommige dingen zul je niet nog een keer doen.

Als iemand dat antwoord geeft, dan moet je de vraag er achteraan stellen: Heb je vanuit het geheugen van iemand anders wel eens een herinnering aan jezelf willen wissen? Het duurt even voor de vraag doordringt, maar denk voor het gemak aan de meest gênante gebeurtenis uit je leven waar één getuige van was. Wat zou je graag uit dat geheugen de herinnering willen wissen. Zo bezien, zou een vergeetpil erg welkom zijn.