Voor veel mensen is empathie een wollig idee, zoiets als 'aardig zijn'. Maar het is een bekend en goed onderzocht psychologisch concept, en duidt het vermogen aan om je in een ander te verplaatsen en de wereld door zijn ogen te zien.


In elk psychologieboek vind je twee soorten empathie. De eerste heet affectieve empathie: empathie als gedeelde of teruggekaatste reactie. Als je verdriet ziet bij een kind, voel jij ook verdriet. Dat is affectieve empathie. Je deelt die emoties. Soms voel je bij het verdriet van een kind iets anders, zoals medelijden, zo van: dat arme kind. Dat is geen empathie. Dat noemt de psycholoog sympathie. Het is ook een emotionele reactie, maar niet gedeeld.

Sla je de bladzijde in dat psychologieboek om, dan kom je bij cognitieve empathie, oftwel empathie met perspectief. Dat is wanneer je je voorstelt hoe het is om iemand anders te zijn, met andere overtuigingen, ideeën en ervaringen. Bijvoorbeeld als je langs een dakloze loopt en niet alleen medelijden voelt en hem wat kleingeld toewerpt. Als je je probeert in te denken hoe het zou zijn om buiten te slapen als het winter is, of als mensen langs je lopen zonder je ooit aan te kijken. Empathie is dus het vermogen om je in een ander te verplaatsen en de wereld door zijn ogen te zien.

De leugen dat de mens van nature egoïstisch is, horen we al 400 jaar. In de politieke filosofie van de 17e eeuw lees je bij Thomas Hobbes dat we zonder een overheid die ons bestuurt onderling voortdurend oorlog zouden voeren. We zouden elkaar afmaken in de strijd om ons eigenbelang te beschermen. Die denkwijze leidde tot het idee dat mensen egoïstisch en individualistisch zijn. Toen kwamen de economen die ons rationeel en vol eigenbelang noemden. Toch heeft dat idee geen enkele wetenschappelijke basis en geeft het een misleidend beeld van hoe de mens in elkaar steekt.

De laatste twintig tot dertig jaar is er een enorme ommekeer in ons begrip van de menselijke natuur. Het klopt dat we voor een deel egoïstisch zijn. We zijn slangen, maar ook duifjes. Onze hersenen zijn ingesteld op empathie. We zijn gemaakt om elkaar te helpen en we behoren tot de meest altruïstische zoogdierensoort. We hebben een geavanceerd empathie-circuit in onze hersenen.

Mahatma Gandhi zei eens: als je twijfelt of het eigenbelang te zwaar
weegt, doe dan het volgende. Denk aan de armste persoon
die je hebt ontmoet en vraag je af of de stap die jij overweegt hem zou helpen. Dan merk je dat je twijfels wegvallen. Dus hij zei: verplaats je eens in een ander. In arme mensen, in dat geval.

We hebben een empathie-circuit in onze hersenen. Als dat beschadigd raakt door bijvoorbeeld een auto-ongeluk, kun je soms niet meer aan iemands gezicht zien of hij bang is. De groei van dat empathisch vermogen waar onze hersenen ons toe in staat stellen, zie ik van dichtbij in het grootbrengen van mijn tweeling, een jongen en een meisje.

Ze zijn nu bijna negen, maar toen ze bijna twee waren was hun empathie nog niet ontwikkeld. Dus toen ze anderhalf waren, zag je dat als mijn zoon huilde, zijn zusje hem ging troosten met haar liefste speelgoedhondje. Een lief gebaar, maar hij had er weinig aan. Een jaar later was hun empathie verder ontwikkeld. Als mijn zoon huilde, troostte zij hem met zijn liefste speelgoedkat. Dat is die verbeeldingssprong in de belevingswereld van die ander.

Dat is de basis van sociale relaties, van hoe we met elkaar omgaan. Dat gaat vanzelf, ik heb het ze niet geleerd. Het kwam vanzelf bij ze op. Empathie is in de natuur van mensen.

Dit is een fragment uit bovenstaand televisieinterview met filosoof Roman Krznaric. Over hoe een baby in de klas schoolkinderen leert zich in de schoenen van een ander te verplaatsen en de Hello Peace-telefoonlijn Israeli en Palestijnen dichterbij elkaar brengt. Kijken dus.