De woningmarkt in Nederland zit muurvast, zoveel is duidelijk. Maar hoe komt dat precies en wie is daar het meest de dupe van? In Brainwash Bits laat geograaf Wouter van Gent zien waarom de woningcrisis het gevolg is van doelbewust beleid dat ongelijk vergroot.

Klem in de woningmarkt

Toen de relatie van Michline Plukker (35) plots uitging, ondervond ze aan den lijve dat de woningmarkt vast is gelopen. Ze staat niet lang genoeg ingeschreven voor een sociale huurwoning in Rotterdam, voor huurwoning in de vrije sector komt ze niet in aanmerking en kopen is voor haar als zzp’er in de cultuursector al helemaal geen optie. 

"Ik hoop op iets vasts, maar dat hoop ik eigenlijk al vijf jaar," vertelt ze in het appartement waar ze nu noodgedwongen antikraak woont. Ze heeft het er gezellig gemaakt en schilderijtjes opgehangen, maar zich er echt hechten lukt niet. "Over drie maanden moet ik hier weer weg."

Bewust beleid

Geograaf Wouter van Gent vindt Michlines situatie kenmerkend voor de huidige staat van de woningmarkt, want zij is zeker niet de enige die moeite heeft om een woning te vinden. Er hoeft maar iets tegen te zitten – je relatie gaat uit, of je verliest je baan – of je staat op straat. Nu het ook voor de kinderen van de middenklasse steeds moeilijker wordt om een huis te bemachtigen, staat de wooncrisisis hoog op de maatschappelijke agenda. Toch ligt de oorzaak van dit probleem al veel eerder.

De wortels van deze crisis moeten we zoeken in 1989, volgens Van Gent. "Toen kwam de nota Volkshuisvesting in de jaren 90 uit, waarin een nieuw beleid werd voorgesteld. Voor die tijd was wonen een recht: de regering moest ervoor zorgen dat iedereen betaalbaar kon wonen." Sociale huur en huursubsidies waren daar belangrijke middelen voor. In 1989 wordt een heel ander beleid voorgesteld: de overheid zette sterk in op koopwoningen en woningcorporaties werden verzelfstandigd. 

Na 2001 werd dat beleid nog sterker aangezet. "Dan zegt het beleid: de beste burgers hebben een koopwoning, want zij zijn autonoom en verantwoordelijk. Ze hebben bezit, waarmee ze een appeltje voor de dorst hebben. Dat denken gaat steeds verder." Na de financiële crisis van 2008 is de toegang tot sociale huurwoningen steeds moeilijker gemaakt, terwijl particulier verhuren juist aantrekkelijker werd. Toenmalig minister Stef Blok ging internationale beurzen af om investeerders uit te nodigen te investeren in Nederlandse huurwoningen. De huren stegen en ook de prijzen van koopwoningen schoten omhoog. De wooncrisis was een feit.

Geen inter-, maar een intragenerationeel probleem

Het zijn vooral jongvolwassenen die de woningmarkt opkomen die moeite hebben om een huis te vinden. Oudere generaties, de babyboomers, zouden het makkelijker hebben om een woning te vinden. Volgens Van Gent is het deels waar dat er sprake is van een ongelijkheid tussen generaties, maar is het belangrijker om te kijken naar de ongelijkheid die zich binnen generaties afspeelt. Er is met andere woorden volgens hem niet zozeer sprake van een inter-, maar van een intragenerationele ongelijkheid. Want niet elke jongere heeft het moeilijk om een goede woning te vinden. "Of je wel of geen steun krijgt van ouders of familie bepaalt voor een groot deel of je in staat bent om een woning te vinden in aantrekkelijke gebieden zoals Amsterdam, Groningen of Maastricht." Dat zijn gebieden waar kansen liggen op werk en een goede opleiding. 

De mensen die het echt moeilijk hebben op de woningmarkt zijn dus vooral jonge mensen die niet op hun ouders kunnen leunen en die een lager inkomen of lager opleidingsniveau hebben. "Zij hebben misschien wel behoefte aan scholing en werk, maar wonen verder weg van waar de kansen liggen. De woningmarkt is zo een motor van ongelijkheid."

Anders kijken naar wonen

"We zijn geconditioneerd geraakt om woningen te zien als marktgoed," zegt Van Gent. Lang werd er gejubeld over de stijgende koopprijzen en zagen huiseigenaren zichzelf als kleine kapitalisten. Maar als we de wooncrisis willen oplossen, moeten we wonen heel anders gaan benaderen. "Dat is een kwestie van politieke wil. De wil om de grenzen aan te geven van in hoeverre wij woningen als marktproduct zien. Wat vinden we acceptabel? En wat niet?" Alleen dan kunnen we de motor van ongelijkheid stoppen en aantrekkelijke woningen weer bereikbaar maken voor iedereen.