Een interne memo van Google over gendergelijkheid lekte naar de Amerikaanse pers. Wat volgde is een zoveelste heksenjacht in de discussie over sekseongelijkheid in informatietechnologie.

De memo die tot de ophef leidde was een opsomming van kanttekeningen bij het Google diversiteitsbeleid. Dat zou volgens de anonieme auteur zijn gebaseerd op de veronderstelling dat seksisme een van de voornaamste redenen is dat er weinig vrouwen werkzaam zijn in de informatietechnologie.

Volgens de schrijver van de memo is het niet het gebrek aan een proactief diversiteitsbeleid om dit op te lossen dat ervoor zorgt dat vrouwen de IT links laten liggen, maar dit heeft misschien meer te maken met psychologische verschillen tussen mannen en vrouwen dan nu wordt aangenomen.

Dit ging Google te ver. De heks werd gevangen, en verbrand.

Voordat de lezer overgaat tot woedend houtjes gooien op de brandstapel van deze vuile seksist, verdienen de punten van de - niet langer anonieme - schrijver James Damore meer serieuze aandacht dan ze in de mediastorm hebben gekregen. James heeft namelijk gewoon gelijk.

Mensen versus dingen

Afgezien van fysieke kenmerken is het grootste verschil tussen mannen en vrouwen misschien wel de mate waarin mannen en vrouwen interesse tonen in mensen en dingen. Mannen hebben vaker interesse in dingen en vrouwen vaker in mensen. Het sekseverschil in de mensen-dingen dimensie is 'zeer groot', te weten d=1.18 volgens deze studie.

Hoe significant is dit getal dat het verschil tussen mannen en vrouwen moet representeren? Wetenschapsblogger Scott Alexander verwoordde het als volgt: 'ik heb meerdere jaren geloofd dat de d-statistiek een schaal was van 0 tot 1, omdat ik het nooit daarbuiten heb zien gaan.'

Vaardigheid versus interesse

In een nationale studie waaraan meer dan duizend middelbare scholieren deelnamen, vonden wetenschappers dat 70 procent meer meisjes dan jongens zowel sterke verbale als wiskundige vaardigheden heeft. De waarschijnlijkheid dat jongens wel sterke wiskundige vaardigheden hebben, maar geen sterke verbale vaardigheden was twee keer zo groot vergeleken met de meisjes.

Dit is belangrijk, omdat de studie ook vond dat de waarschijnlijkheid dat mensen, ongeacht sekse, met alleen sterke wiskundige vaardigheden in STEM werken, hoger is dan bij andere studenten. Daarbij bleek ook nog eens dat mensen, ongeacht geslacht, met zowel sterke verbale als wiskundige vaardigheden een lagere waarschijnlijkheid hebben in STEM te werken dan mensen met alleen wiskundige vaardigheden.

Hieruit kunnen we dus afleiden dat meisjes die goed zijn in zowel wiskunde als taal vaker kiezen voor een carrière die zwaarder leunt op hun verbale vaardigheden. En aangezien de groep meisjes die zowel verbaal als wiskundig goed is veel groter is dan die van jongens, verklaart dit waarom getalenteerde vrouwen minder vaak in STEM eindigen dan mannen.

Als we dit resultaat samenvoegen met de eerdere studie naar de verdeling mannen en vrouwen over de mensen-dingen dimensie, krijgen we een alternatieve hypothese voor waarom er relatief weinig vrouwen in STEM werken.

Verbale mensen, wiskundige dingen

In de verpleging, een beroep dat in de verbaal/mensen-schaal valt, werken slechts 10 procent mannen. Ook dierenartsen zijn overweldigend vaak vrouw. Hetzelfde patroon begint nu te ontstaan voor rechtenstudenten en artsen in opleiding. We zien dezelfde trend maar dan omgekeerd als we kijken naar de hoeveelheid vrouwen in beroepen die meer in de wiskundig/dingen-categorie vallen.

Toen in 1972 Title IX werd ingevoerd, een federale wet die discriminatie tegen vrouwen bij toelating tot opleidingen verbood, ging het percentage vrouwen dat werkte als dierenarts in Amerika van 11 procent naar een meerderheid vrouwelijke dierenartsen 50 jaar later.

We zien ditzelfde fenomeen in beroepsgroepen als rechten en geneeskunde.

We zouden hieruit kunnen afleiden dat als vrouwen niet worden verhinderd de opleiding te volgen die ze willen, ze dan verder prima in staat zijn om die kans te pakken en de arbeidsmarkt te bestormen, zonder allerlei diversiteitsprogramma's om de vrouwen een zetje in 'de goede richting' te geven.

De landen met de meeste verschillen in geslacht op basis van psychologische eigenschappen zijn Frankrijk, Nederland en Tsjechië, waar gendergelijkheid relatief groot is. De landen met de laagste geslachtsverschillen zijn Indonesië, Fiji en Congo.

Het zou dus kunnen dat de psychologische eigenschappen, dus de voorkeur voor dingen bij mannen, en mensen bij vrouwen, een rol spelen bij de beroepskeuze en daarmee een deelverklaring zijn voor gebrek aan diversiteit.

Als vrouwen vaker voor niet-STEM beroepen kiezen omdat ze dat gewoon fijner vinden en ze in landen leven waar ze alle keuzemogelijkheden hebben om hun eigen leven in te richten, dan zie ik niet waarom dat een probleem moet zijn. Mijn leven, mijn keuze.

Zonder allerlei conclusies te verbinden aan deze resultaten, is het veilig te zeggen dat er in ieder geval een reden is om verder onderzoek te doen naar het (psychologische) verschil in voorkeuren tussen mannen en vrouwen en de verdeling van mannen en vrouwen over de verschillende beroepsgroepen. Helaas mocht het voor James Damore niet baten, al krijgt zijn verhaal wellicht nog een staartje.

En nu?

Wat betekent dit voor de discussie over seksisme in STEM en in het bijzonder IT?

Vooral dat de discussie over verschillen in het aantal mannen en vrouwen binnen bepaalde beroepsgroepen genuanceerder moet worden gevoerd. Natuurlijk is het mogelijk dat seksisme bijdraagt aan het lagere percentage vrouwen in de IT. Het is alleen wat kortzichtig om daar alle aandacht op te vestigen zonder ook rekening te houden met andere mogelijkheden. Dit is waar de schoen wringt.

James Damore werd ontslagen nadat een aantal talking heads op Twitter en televisie aan de haal gingen met zijn kanttekeningen, die een basis hebben in wetenschappelijke feiten. De discussie over de inhoud werd nooit gevoerd. De memo was slechts een aanleiding voor mensen die zich graag opwinden om dat vooral te blijven doen, het liefst met een camera op zich gericht en zo feitenvrij mogelijk.

Zelfs het feit dat vrouwen in de IT vaker last hebben van seksuele intimidatie en ongewenste intimiteiten is nog geen bewijs dat seksuele intimidatie de oorzaak is van het gebrek aan diversiteit binnen de IT.

Het ligt meer voor de hand dat op plekken waar er veel meer mannen (potentiële daders) dan vrouwen (potentiële slachtoffers) zijn, dat iedere vrouw meer wordt lastiggevallen dan op een plek waar de verhoudingen tussen de seksen gelijker zijn.

De conclusie trekken, zoals in de media te pas en te onpas wordt gedaan, dat 'dit de reden is dat er weinig vrouwen in de IT werken' is zacht gezegd nogal voorbarig.

Het is tegenwoordig enorm eenvoudig om dissidente geluiden te verdraaien en te censureren. Het wrange is dat de memo vooral ging over het gebrek aan openheid voor alternatieve verklaringen van het gebrek aan diversiteit in de IT sector. De verkettering van James Damore is daarvan jammer genoeg het meest recente case in point geworden.

De meest gebruikte maatstaf om psychologische sekseverschillen te meten, is d-statistiek. Het geeft de effectgrootte weer, wat een mate van samenhang tussen twee groepen is. Een effectgrootte van d=0 geeft een klein verschil tussen mannen en vrouwen aan, een effectgrootte van d=0.8 een groot verschil.

STEM staat voor Science, Technology, Engineering and Mathematics.