Het is campagnetijd. Jan Roos wordt door Eva Jinek aangevallen op zijn vroegere onbeschofte acties als PowNed-verslaggever. Lodewijk Asscher moet bij RTL verantwoording afleggen voor het feit dat hij nog altijd laag staat in de peilingen. Henk Krol speelt jeu de boules in een verpleeghuis in Zaandam.

De meeste televisieberichtgeving over deze verkiezingscampagne heeft niets met politiek te maken. Dat mag weinig verbazing wekken, want soundbites met een maximaal toegestane lengte van dertig seconden lenen zich nu eenmaal niet voor veel inhoud. Toch heeft het lage niveau van de campagne op televisie niet alleen te maken met de beperkte tijd die politici krijgen, maar ook met een misverstand dat voortdurend in de journalistieke berichtgeving terugkeert: het idee dat het fenomeen 'verkiezingscampagne' op zichzelf nieuwswaardig is, los van de politieke inhoud.

Neem bijvoorbeeld de obsessie rondom peilingen. Juist door zoveel waarde aan peilingen te hechten, krijgen zij het karakter van een self-fulfilling prophecy, zoals scherp aan de kaak gesteld door Arjen Lubach. Een ander deel van het probleem is de misvatting dat de volksvertegenwoordigers er persoonlijk toe zouden doen. Is het huis van Jesse Klaver wel klimaatneutraal? Waarom gaat Marianne Thieme eigenlijk op zaterdag naar de kerk en wil Kees van der Staaij juist weer niet meedoen aan een debat op zondag?

Het enige Nederlandse televisieprogramma dat soms een inhoudelijk debat weet te faciliteren wordt, ironisch genoeg ver buiten prime time gehouden. Buitenhof, uitgezonden op de vroege zondagmiddag, laat regelmatig wetenschappers en experts uit verschillende werkvelden aanschuiven om met politici in discussie te gaan over de voorstellen op hun vakgebied. Daardoor worden de discussies soms behoorlijk technisch en heeft het programma een hoog gehalte aan bebrilde, grijze mannen. Het levert meestal nogal saaie televisie op. Een stuk minder vermakelijk dan Henk Krol die een potje jeu de boules verliest van een 86-jarige. En natuurlijk; ook aan een technocratische discussie, over de uitvoering en het precieze effect van bepaald beleid, gaan politieke keuzes vooraf. Het is dan ook niet zo dat dergelijke discussies een ultiem 'juist antwoord' op maatschappelijke vragen kunnen bieden.

Maar toch, hoe saai en stoffig ook, verdient de technocratische kant van politiek veel meer aandacht dan hij nu krijgt. De media hebben in verkiezingstijd de taak om de kiezer te informeren, zodat mensen weten waar ze voor kunnen kiezen. De manier om de kiezer een echte keuze te geven, is door de politici te dwingen hun beloften te voorzien van inhoudelijke en technische toelichting. Iedere politicus wil immers 'goed werk, goede zorg, goed onderwijs', zoals een campagneslogan van D66 luidt.

Als interviewers zelf niet in staat zijn om op inhoudelijk en technisch niveau over politieke plannen door te vragen, is het hun verantwoordelijkheid om externe deskundigen bij de redactie te betrekken. Want in de huidige berichtgeving tonen zowel lijsttrekkers als journalisten zich wel erg weinig gehinderd door enige kennis van zaken.