Het buitenland betekent gevaar. Leiders als Trump, Poetin en Erdogan brengen onzekerheid. Ook migratie, de Brexit, Franse en Duitse verkiezingen, terrorisme en de financiën van Italië en Griekenland zijn reden tot zorg. Het risico is dat we naar binnen gaan kijken en ons afwenden van die kwade wereld.

Nu is er wel een kamp dat oproept tot internationaal engagement en globalisering. Dat gebeurt vaak uit ideologische overwegingen die niet heel overtuigend zijn en bovendien onjuist of slechts ten dele waar:

  1. Zonder de Europese Unie staat oorlog meteen weer voor de deur in Europa. Niet waar. Europese landen hebben complexe en diepe banden met elkaar.
  2. Globalisering heeft ons zoveel welvaart opgeleverd. Ten dele waar. 'Ons' is niet elke Nederlander: een groot deel van de bevolking heeft de afgelopen decennia niet veel van die welvaart gemerkt.
  3. Globalisering is onvermijdelijk. Onzin. Het is vaak genoeg voor lange(re) tijd teruggedraaid.

Toch moeten we ons wel degelijk op het buitenland richten. Simpelweg omdat we anders kwetsbaar zijn.

Een groot deel van de Nederlandse welvaart komt uit handel. Door onze hoge hypotheekschuld en ons spaargeld voor pensioenen zijn we extra afhankelijk van schommelingen in wereldwijde financiële markten. Op de connectedness-index van McKinsey, die de verbondenheid met het buitenland meet, staan we wereldwijd op de tweede plek. Verder zijn we voor onze veiligheid afhankelijk van sterke bondgenoten. Twee van onze klassieke bondgenoten, Amerika en Engeland, wenden zich nu af van het Europese vasteland.

We praten in Nederland veel te weinig over dit soort kwetsbaarheid.

Kunnen we er iets aan doen? Zeker. We moeten vanuit een positieve mentaliteit werken aan onze wendbaarheid. Dat betekent zorgen dat we altijd verschillende opties hebben en de veranderingen die ons zo beïnvloeden actief vormgeven. Dat vraagt een actieve diplomatie richting verschillende landen. We zijn een klein land met weinig harde middelen, maar dat kunnen we in ons voordeel omzetten. Net als Singapore kan Nederland zich profileren als een eerlijke neutrale partij die door niemand gewantrouwd wordt, en die alle partijen aan tafel kan krijgen.

Door de Brexit is de Europese balans tussen landen verstoord, maar dat biedt ook kansen. In plaats van te klagen dat Nederland altijd het beste jongetje van de klas is, kunnen we die reputatie inzetten om voor iedereen een betrouwbare onderhandelingspartner te zijn. Na de Big Four (Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje) is Nederland de grootste van Europa's kleine landen; te klein om een eigen agenda door te drukken, maar groot genoeg om gehoord te worden. Daarom kunnen we een brugfunctie vervullen.

We hebben weinig harde middelen, maar met softe en subtiele strategieën kunnen we ons land wel minder kwetsbaar maken. Zo kan een klein land toch een belangrijke rol spelen in een onzekere wereld.