"Deze peilingen zijn oplichterij!", luidt de verontwaardigde mening van Democratisch politicus Walter Pierce. We schrijven 1939, het jaar waarin het woord pollster zijn opwachting maakt in de Engelse taal. Poll is veel ouder dan dat; het betekent hoofd. Koppen tellen – stemmen verzamelen – kon men al in de 17e eeuw, maar het zou een paar honderd jaar duren voordat de beroepsgroep opdaagt die daar een expert in is, of zichzelf in elk geval zo betitelt.

Al sinds het bestaan van de pollster wordt er geklaagd over het werk dat hij levert. Met reden, want vaak zitten de voorspellingen ernaast. Het is ook de vraag wat ze precies meten. Als mensen naar hun mening wordt gevraagd, zullen ze proberen een antwoord te geven – ook als ze helemaal geen mening hebben. En wie vult die vragenlijsten eigenlijk in; wie bereik je bijvoorbeeld met een internetpeiling, en wie blijft er onzichtbaar? Of, een wat bekender voorbeeld: wie zijn de mensen die met hun kijkgedrag de kijkcijfers bepalen? Wie is het publiek achter de publieke opinie?

Er is geen antwoord op die laatste vraag. 'Het publiek' bestaat niet: het is een fantoom, zoals Walter Lippmann ooit schreef. Precies dat maakt peilingen zo aantrekkelijk. Een beetje zoals het enthousiasme over het fotograferen van spoken, dat ook ooit hoogtij vierde: het vastleggen van iets ongrijpbaars.

Een publiek vormt zich alleen naar aanleiding van een specifiek probleem, betoogde de filosoof John Dewey. Een naamgenoot van hem was in 1948 de gedoodverfde winnaar van de Amerikaanse verkiezingen. Afgaande op de peilingen van Gallup – "We hebben nooit onfeilbaarheid geclaimd, maar komende dinsdag zal de hele wereld tot op de laatste procentpunt kunnen zien hoe goed we zijn" – had men de uitslag zelfs alvast gedrukt. Er bestaan foto's van de winnaar met die krantenkoppen in zijn hand: "Dewey defeats Truman".

meer weten?

Lees in The New Yorker wat de wending van peilingen naar datawetenschap betekent voor democratie.

In The Phantom Public (1925) kijkt Walter Lippman naar de rol die het publiek speelt in het nemen van overheidsbeslissingen. Publieke opinies komen op in tijden van crisis, en verdwijnen dan snel weer naar de achtergrond. Het publiek bestaat alleen als illusie, mythe en uiteindelijk als fantoom. Dat leidde bij Lippman tot een gebrek aan vertrouwen in democratie.