De acceptatie van homo's in Nederland is een complex en tweeledig verhaal. Aan de ene kant heeft Nederland zeker zijn successen, en het is goed om dat ook te zien. De juridische strijd voor homo-acceptatie is heel succesvol gevoerd.

Homo's mogen meedenken over beleid, meebeslissen, en sinds 2001 ook trouwen. Ze zijn heel snel in het poldermodel opgenomen. Nederland is in relatief korte tijd van conservatief naar progressief omgebogen.

Tegelijk is er de voortdurende ervaring met uitsluiting. Dan heb ik het over het sociologische welbevinden van LHBTQIA's, om de meest complete aanduiding te gebruiken. Lesbiennes, homo's, biseksuelen, transgenders, queers, interseksuelen en aseksuelen.

Met name transgenders zijn erg kwetsbaar in Nederland, die hebben veel te maken met uitsluiting, geweld en ontslag. Dat is behoorlijk ernstig. Bij homo's en lesbiennes zie je een hoger percentage (pogingen tot) zelfdoding en verslavingen.

Er is dus, ondanks de juridische strijd, iets dat er nog ligt. De uitsluiting is niet verdwenen, maar van gedaante verwisseld. We vinden het prima in Nederland dat je homo bent, maar je moet het niet teveel laten zien. Met name in de adolescentie, in de overgang van kind naar volwassene, blijft homoseksualiteit een buitenbeentje.

In die fase wordt het zijn van een echte man (de problematiek speelt vooral bij mannen, maar ook wel bij vrouwen), erg belangrijk gevonden. Homoseksualiteit staat daar haaks op, is dan de opvatting.

In Nederland zie je enerzijds de tolerantie en tegelijk een hang naar hokjes, naar wat we normaal vinden wat betreft het gedrag van mannen en vrouwen. In zekere zin zijn homo's uitdagers van die klassieke hokjes. Ze spelen met vrouwelijkheid.

Dat wordt als licht ongemakkelijk ervaren, zo geven ook mannen aan die homo's mishandelen. Waarom moeten ze die vrouwelijkheid tonen, waarom die boten met de gaypride? Er is ook de angst om als man door een man versierd te worden, blijkt uit mijn onderzoek.

Zo staat me nog het eerste interview bij, met een Turks-Nederlandse jongen, die een homo bedreigd had met een mes. Tegen de politie had hij dat ontkend, en hij had het mes weggegooid voordat hij opgepakt werd. Toen hij binnenkwam voor het interview, benadrukte hij dat hij het heel vervelend vond onderdeel te zijn van dit onderzoek.

Hij wilde nadrukkelijk opgeschreven hebben dat hij niets tegen homo's had. Hij had een Nederlands vriendinnetje en haar moeder had veel vrienden die homo zijn. Daar kon hij het prima mee vinden. Maar deze specifieke homo, die hij met het mes bedreigd had, maakte iets in hem los, omdat 'hij zo vies naar me keek'.

Een ander voorbeeld is een groep militairen, die op een homo-ontmoetingsplek homo's hadden mishandeld. Een van hen liep blijvend hoofdletsel op. Ik sprak met de oud-militair (hij werd uit het leger gezet), die dat op zijn geweten had. Hij had veel spijt, en begreep eigenlijk niet waarom het gebeurd was.

Tekst loopt door onder de foto.

Foto: Tallie Robinson

Hij was juist het leger in gegaan om typisch Nederlandse waarden als homo-acceptatie te verdedigen tegen moslims en was uitgezonden naar Afghanistan. Hij had een documentaire gezien over homo-ontmoetingsplekken, vond seks tussen mannen vies, maar was tegelijk benieuwd. Wilde het wel eens zien. Samen met zijn maten was hij naar een ontmoetingsplek gegaan om lol te trappen, om een beetje te treiteren. Dat escaleerde.

Deze incidenten laten zien dat opvattingen over homo-acceptatie context-afhankelijk zijn. Als ik les geef op de universiteit, zie ik bij veel buitenlandse studenten een beetje een cynische houding. Ze komen hier naartoe met het idee dat Nederland uitermate tolerant is tegenover homo's. Als dat tegen blijkt te vallen, worden ze cynisch, alsof die tolerantie een trucje van Nederlanders is om gelovigen buiten te sluiten. Dat is slechts een deel van de waarheid.

Ik denk vooral dat veel mensen die gelijkwaardigheid wel degelijk omarmen, maar het in de praktijk lastig vinden. Ik zou niet willen zeggen dat Nederland in feite intolerant is, maar er is wel een probleem. Vooral als we vasthouden aan dat idee van tolerantie.

De discussie over homo-acceptatie wordt gevoerd in termen van een voor- en achterhoede. Die laatste groep wordt gedefinieerd in termen van religie en etniciteit. Ik denk zeker dat bijvoorbeeld Marokkanen of moslims (maar ook christenen) aandachtsgroepen zijn, maar dat is niet het hele verhaal. Als we blijven benoemen dat zij een probleem hebben, en wij niet, is er geen taal meer waarmee we over ons eigen probleem kunnen praten.

Ik denk dat het heel belangrijk is om de plegers van anti-homogeweld hard te straffen. Dat is ook voor de slachtoffers goed, voor de verwerking van het trauma. Er moet dus ingezet worden op een hoge pakkans van daders, door politie en justitie.

Daar wordt het probleem nog niet altijd even serieus genomen. Daarnaast zijn jongeren belangrijk. Om hun opvattingen over mannelijkheid en seksualiteit te veranderen, moet je op scholen inzetten.

Niet door een gesprek te voeren over het belang van gelijkwaardigheid en gelijke rechten - die zullen immers door iedereen onderschreven worden - maar door op die onderliggende - negatieve - emotie in te zetten. Confronteer jongeren met de ervaringen van jonge homo's zelf, en zorg ervoor dat de discussie verbreed wordt. Uiteindelijk zal het dan niet gaan over de acceptatie van alleen homo's, maar over de acceptatie van alle mensen die anders zijn.

Voor Als ze maar van me afblijven: een onderzoek naar antihomoseksueel geweld in Amsterdam (2009) interviewde Laurens Buijs plegers van anti-homogeweld.