Terwijl Nederlandse toeristen op Bali op het strand liggen, vieren Indonesiërs op 17 augustus de onafhankelijkheid. Historica Anne-Lot Hoek deed onderzoek naar de onafhankelijkheidsoorlog (de Revolutie) op Bali en het jarenlange verzet tegen de koloniale overheersing dat eraan voorafging. Want dat verhaal was nog lang niet compleet. "Het is zo belangrijk om met gewone mensen te praten die het zelf hebben meegemaakt. Dat is de geschiedenis van onderop."

Het begon allemaal toen historica Anne-Lot Hoek in 2013 een fotoalbum in handen kreeg van de Nederlandse veteraan en oud-verzetsman Charles Cornelis Destrée. Het stond vol met gruwelijke foto’s van militaire acties op Bali. Wat er precies gebeurd was, wist hij niet. Zijn grootste wens was dat Hoek het uit zou zoeken. Dat heeft ze gedaan: zeven jaar lang sprak ze met oude mensen die de koloniale tijd nog meemaakten of zelf hadden gezien hoe tussen 1945 en 1949, na de Tweede Wereldoorlog, een bloedige strijd werd gevoerd om de onafhankelijkheid. Als militair, dienstplichtige, ambtenaar, kunstenaar, onafhankelijkheidsstrijder, of als kind. De zoon van een nationalistische leraar, bijvoorbeeld, die als jongetje zijn vader verloor, drie maanden nadat die een jaar lang door Nederlanders gemarteld was. Een verhaal dat diepe indruk maakte op Hoek. "We zijn ons maar weinig bewust van de enorme nasleep die de oorlog en het kolonialisme hebben gehad voor de bevolking daar."

Al die getuigenissen combineerde Hoek met uitgebreid onderzoek in (privé)archieven tot één verhaal, De strijd om Bali. Imperialisme, verzet en onafhankelijkheid, 1846-1950, dat weinig over laat van het beeld van Bali als paradijselijk en vredig eiland. Van meet af aan leverde de bevolking strijd tegen het Nederlandse imperialisme. Ook tijdens de onafhankelijkheidsoorlog die op Bali stevig woedde.

In Nederland herdenken we op 15 augustus het einde van de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands-Indië , waarbij we stilstaan bij alle slachtoffers van de Japanse bezetting, die eindigde op 15 augustus 1945. Twee dagen later, op 17 augustus, werd de Republiek Indonesië uitgeroepen. Nederland accepteerde dat niet en er brak een onafhankelijkheidsoorlog uit (in Indonesië de Revolutie genoemd), die duurde totdat Nederland eind 1949 de souvereiniteit overdroeg. 17 augustus is een belangrijke nationale feestdag in Indonesië.

"We zijn ons maar weinig bewust van de enorme nasleep die de oorlog en het kolonialisme hebben gehad voor de bevolking in Indonesië."

Anne-Lot Hoek
Prachtige tempels, eeuwenoude tradities, witte stranden en mooie vrouwen in sarongs. Dat beeld van Bali als paradijselijk eiland werd door de Nederlandse koloniale macht zorgvuldig opgebouwd en in stand gehouden, onder meer via toerisme, schrijf je.

“Ja, al snel nadat Bali werd veroverd [halverwege de negentiende eeuw, red.], is het toerisme opgezet. Ondertussen werd de Balinees afgeschilderd als vredig en loyaal. Het werd op dat moment niet zo gezien in Nederland, maar dat was een politieke manoeuvre om de Balinese bevolking onder controle te houden. Balinezen werden gezien als mensen die het leuk vonden om te figuurzagen, te schilderen en primitieve dingen te doen. Dat ze ook politieke aspiraties hadden en onderdeel wilden uitmaken van de moderne wereld werd volledig onderdrukt. In mijn boek leg ik dat uit aan de hand van het bezoek van de gouverneur-generaal Van Starkenborgh Stachouwer, die [in 1937, red.] vanuit Java Bali bezocht. Hij krijgt een prachtig plaatje gepresenteerd van een primitieve, loyale bevolking. Maar als je naar Balinese bronnen kijkt, zie je dat er een heel andere realiteit achter schuilging, van armoede, uitbuiting en racisme. De Indonesiër werd als zeer minderwaardig gezien en zo behandeld. En dat is lang onvoldoende in de Nederlandse geschiedenisboeken terechtgekomen.”

Anne-Lot Hoek is historica en journalist. Haar boek De strijd om Bali. Imperialisme, verzet en onafhankelijkheid, 1846-1950, werd lovend ontvangen en kreeg onder meer een eervolle vermelding van de jury van de J.M. Brusseprijs, is genomineerd voor de Libris Geschiedenis Prijs en wordt vertaald in het Indonesisch. Vandaag verschijnt de eerste aflevering van de podcast Oorlog in het paradijs: De strijd om Bali een vierdelige special van Alle geschiedenis ooit over de hoofdrolspelers in de koloniale strijd van de Puputan Margarana in 1946 tussen het Nederlandse leger en Balinese onafhankelijkheidsstrijders.

Het is ook een mythe dat de onafhankelijkheidsoorlog op Bali rustig zou zijn verlopen. Je ontdekte dat er een systeem van gevangenkampen, tangsi’s, bestond, waarin nationalisten door Nederland werden gemarteld en gedood. Gevangenen moesten bijvoorbeeld op een stroomkabel bijten tot de tanden uit hun mond schoten. Waarom wisten we daar niks over?

"Het is op de eerste plaats tekenend voor de manier waarop de koloniale propaganda van destijds, waarin dit geweld is weggemoffeld, ook in de geschiedschrijving heeft doorgewerkt. Woordgebruik als ‘politionele acties’ doen niet bepaald denken aan de praktijk van gevangenkampen. Ook lag de nadruk steeds op Java, en niet op wat er in Oost-Indonesië gebeurde, daarin heb ik geprobeerd verandering te brengen.

Maar dit lag ook op Bali zelf niet aan de oppervlakte, want Balinezen praten niet graag over geweld en ik ben verhalen over gevangenkampen ook niet tegengekomen bij Balinese historici. Pas laat in mijn onderzoek viel het me op dat iedereen, als ik naar geweld vroeg, sprak over tangsi’s. Toen ben ik er specifiek naar gaan zoeken. Een voorbeeld is het verhaal van mevrouw Van der Zee, een Nederlands-Indische dame. Zij vertelde me een heel indrukwekkend verhaal: als jong meisje had zij in een militair kamp gezeten en gezien hoe haar vader thuiskwam met gedode Balinezen of Japanners – ze wist als kind natuurlijk niet wie dat waren – en hen uit zijn truck gooide. Ook had ze martelingen gezien. Ze was er de rest van haar leven door getraumatiseerd. Waar het was op Bali, dat wist ze niet, maar ik heb de militaire papieren van haar vader opgevraagd. Toen ik zag waar hij gestationeerd was, ben ik daar met onderzoeksters Ni Ketut Sudiani en Ni Made Frischa Aswarini heen gegaan en hebben we het kamp uiteindelijk gevonden, het was nog helemaal in de oude stijl. Een jaar later vonden we iemand die er als jongetje vlakbij woonde en de geschiedenis vanaf de andere kant heeft bekeken, van buiten het kamp. Hij zag de trucks langskomen en vroeg zich af wat erin zat. Later zag hij er gehavende mensen uit komen.

Uit mijn onderzoek bleek dat het geweld vooral geconcentreerd was in die tangsi’s, waardoor het werd afgeschermd – ondertussen leek het in de steden betrekkelijk rustig. Het was voor de bevolking niet altijd duidelijk wat er in die kampen gebeurde, maar ik heb veel mensen gesproken die toen kind waren en nieuwsgierig door het hek hebben gekeken. Dat vond ik heel intrigerend, zeker aangezien meerdere historici tegen mij hadden gezegd: je hoeft niet naar Bali te gaan, want al die mensen zijn allang dood.”

Hoe komt het dat er zo weinig oral history is gedaan, onderzoek naar verhalen van gewone mensen?

 “Veel leidende koloniale historici hebben, hoewel ze inmiddels wel zijn gedraaid, lange tijd weinig interesse getoond in oral history, waardoor de nadruk van het perspectief in de geschiedschrijving teveel op de machthebbenden is gelegd. Voor mij sprak daar een desinteresse uit voor de beleving van gewone mensen, en voor geschiedenis van onderop. En daarbij speelt het positivistische academische idee dat er een sterk onderscheid is tussen enerzijds harde feiten en anderzijds subjectieve stemmen.”

Hoe ga je zelf om met die subjectieve verhalen en waarnemingen? De een kan zich misschien 50 doden herinneren, terwijl de ander er 200 zag.

“Het hele punt is dat het koloniale archief ook subjectief is, je kunt je afvragen of wat erin staat waar is. Zonder dat archief had ik dit boek nooit kunnen schrijven, maar je moet andere bronnen ertegenaan houden om kritisch te kunnen reflecteren op wat er is gebeurd. Daarom heb ik in mijn onderzoek die verschillende bronnen met elkaar in verbinding gebracht: oral history én archief, Balinese én Nederlandse bronnen, een methode die nog niet veel is toegepast.”

Een herdenking bij het monument voor de slachtoffers van de Puputan Margarana (1946) en voor andere gevallen strijders in onafhankelijkheidsoorlog. De Puputan Margarana was een beslissend gevecht tussen het Nederlandse KNIL en Balinese vrijheidsstrijders onder leiding van luitenant I Gusti Ngurah Rai.

Het is dus heel belangrijk om ook Indonesische perspectieven op deze geschiedenis mee te nemen. Toch hoor je vaak dat Indonesiërs er zelf niet zo mee bezig zouden zijn, en dat ze het alleen maar leuk vinden als er Nederlanders langskomen. Hoe heb je dat op Bali ervaren?

“Dat sentiment heb ik op Bali ook gezien. Een Nederlands stel dat foto’s stond te maken van een monument ter herdenking aan de Revolutie op Bali, had geen idee waar ze eigenlijk naar keken. Ze wisten niet dat de onafhankelijkheidsoorlog ook op Bali had gewoed. ‘Daar zijn die Balinezen helemaal niet mee bezig,’ zei de vrouw, ‘die willen naar de toekomst kijken.’ Dat vond ik heel tekenend, dat zit diep in ons gedachtengoed verankerd.

Het is voor mij als buitenstaander natuurlijk moeilijk om te bepalen hoe de Balinezen er zelf echt naar kijken. Daarom is het goed dat ik het onderzoek heb gedaan met twee Indonesische onderzoeksassistenten. Zij kennen de culturele codes en verschillende dialecten, waardoor je goede gesprekken krijgt. Verhalen over kolonialisme en de oorlog liggen niet aan de oppervlakte en je moet doorvragen, dat is waar. Maar ik weet zeker dat als je als toerist heel geïnteresseerd bent en doorvraagt, je een gesprek krijgt.”

Er is al veel veranderd sinds je in 2012 aan dit onderzoek begon. Er is een groot onderzoek geweest naar de onafhankelijkheidsoorlog door het NIOD en andere instituten, er zijn tentoonstellingen gehouden en boeken gepubliceerd. Hoe staan we er nu voor, en hoe kunnen we recht doen aan deze geschiedenis?

“Dat is een moeilijke vraag. Het is inderdaad zo dat de sfeer helemaal is omgeslagen. Toen ik begon was er stilte en een muur van weerstand, nu kun je geen krant meer openslaan of het gaat over het koloniale verleden. Ik vind dat een goede ontwikkeling en ook een enorm pluspunt dat we inmiddels verder kijken dan alleen het geweld in Indonesië tussen 1945-1949 en dat er meer aandacht is gekomen voor het bredere, koloniale verhaal, zoals voor de slavernij in Azië. Voor de toekomst van het wetenschappelijk onderzoek vind ik het heel belangrijk dat er meer wordt samengewerkt met Indonesische onderzoekers, die ook toegang moeten krijgen tot de archieven hier.

Op politiek niveau valt er nog veel te winnen. Rutte heeft na de presentatie van de resultaten van het NIOD-onderzoek excuses gemaakt. Maar, dat blijkt ook uit mijn onderzoek, de Revolutie valt moeilijk te begrijpen als je die niet vanuit de koloniale voorgeschiedenis analyseert. Dus als je excuses wilt aanbieden en daarmee verzoening beoogt, dan moet je je niet beperken tot militair geweld maar het koloniale project in zijn geheel veroordelen. Daar heb ik geen excuses voor gehoord. Ook bleven oorlogsmisdaden onbenoemd. Tot slot hoop ik van harte dat meer Nederlandse regeringsvertegenwoordigers herdenkingen gaan bezoeken, zoals die op Bali.”