Ik weet nog goed wat de eerste reactie was toen ik 'uit de kast kwam'. Ik was een jaar of 21, zat met een vriendin van de studentenvereniging op het terras van de Bagels & Beans, en vertelde haar dat ik niet alleen op jongens viel, maar ook op meisjes. Even was ze stil. Toen zei ze: 'O, chill man. Dus jij kunt gewoon letterlijk met iedereen naar bed.'


En in theorie had ze misschien ook wel gelijk. Maar dat geldt niet alleen voor mij. Jullie kunnen allemaal letterlijk met iedereen naar bed. Jij ook. Je hebt er alleen geen zin in. En dat is heel logisch.

Als je, zoals die vriendin destijds, jezelf hetero noemt, betekent dat ook niet dat je met alle mannen ter wereld seks wil hebben. Maar zodra mensen beginnen na te denken over biseksualiteit, daalt er een dichte mist over hen heen, de verwarrende mist van de onzekerheid, die ze ineens aan het denken zet: maar hoe moet ik jou dan plaatsen?

Even was ze stil. Toen zei ze: 'O, chill man. Dus jij kunt gewoon letterlijk met iedereen naar bed.'

Ineens ligt alles open. Die onzekerheid kan ondraaglijk zijn – niet alleen voor buitenstaanders, maar ook voor de biseksueel zelf. Daarover schrijft Michael Amherst treffend schrijft in zijn memoir/pamflet/studie Go The Way Your Blood Beats:

'Humans are no good with uncertainty. There was a time when I was so exhausted by uncertainty I considered coming out as gay, simply for the relief of certitude. That it would have been untrue seemed a small price to pay to have the matter resolved.'

In die poging om biseksuelen te plaatsen, worden veel hardnekkige mythes in stand gehouden. Sociaalwetenschapper Linda Duits heeft er voor Brainwash al eerder over geschreven. Dat je alleen biseksueel bent als je voor precies 50 procent op mannen en 50 procent op vrouwen valt. Dat het een fase is waar je doorheen moet om bij je ware aard uit te komen; als man om homo te worden, als vrouw om hetero te worden, want blijkbaar gaan we er onbewust allemaal vanuit dat iemand uiteindelijk het liefst op mannen valt. Dat het een excuus is van mensen die niet voor hun Echte Geaardheid uit durven te komen, of een modeverschijnsel van vrouwen die het wel cool vinden om na een drankje ook eens met een andere vrouw te tongen. Dat biseksuelen, omdat ze 'letterlijk met iedereen naar bed kunnen', niet in staat zijn tot monogamie. Je houdt van penissen én vulva's, is het idee, dus met een van de twee zul je nooit tevreden zijn.

Nou is het sowieso een beetje ouderwets om over biseksueel te spreken – dat doen vooral dertigplussers, zoals ik. Sinds een jaar of tien is 'panseksueel' populair: de oriëntatie waarin je op meer dan twee genders valt. Heel lang wilde ik mezelf niet zo noemen, misschien omdat het me te veel deed denken aan die eerste coming out, omdat ik er de herinnering in hoorde dat ik letterlijk met iedereen naar bed wil. Dat het me allemaal niet uitmaakt. Pan betekent immers 'alles'. O, mijn seksualiteit? Ik val op alles.

Het voelde heftig, en bovendien gaf het een smerige nasmaak aan de term biseksueel: die werd plotseling vernauwd tot 'aangetrokken zijn tot mannen en vrouwen' (een nogal transfobe houding) tegenover het oorspronkelijke 'aangetrokken zijn tot mensen van het eigen (homo) en een ander (hetero) gender – waar een ander gender dus ook bijvoorbeeld non-binair kan zijn.

Het irritantste van LHBTQ zijn is dat je je steeds moet verhouden tot allerlei stereotypen. Ik heb helemaal geen zin om de mythe te verspreiden dat biseksuelen notoir promiscue zijn, maar ik ben dus wel een biseksueel die geen interesse heeft in monogame relaties. Ik weet zeker dat ik op meerdere genders val, maar door mijn relatie met een man moet ik vaak eerst bewijzen of ik wel queer genoeg ben, door bijvoorbeeld op te sommen hoeveel relaties ik met vrouwen heb gehad, hoe lang die duurden, en waarom het is uitgegaan.

En ik zou willen dat ik over dit soort dingen steeds opnieuw m'n schouders kon ophalen, maar op een gegeven moment ga je het internaliseren. Dan ga je zelf ook geloven dat dat verwarrende niet-kiezen van jou problematisch is. En ik begrijp het ook; ik weet dat veel gays vervelende ervaringen hebben met hetero's die in de kast blijven zitten, die wel in zijn voor een flirt, maar niks meer – en toch blijf ik me verbijsteren over hoe snel mensen klaar staan om een ander te classificeren aan de hand van hun gender. 'Het werkt niet met een man erbij', schreef iemand me laatst op een dating app, nadat ze had gevraagd wat mijn partner dan was. 'Dat weet ik uit ervaring.'

'Je zou toch willen roepen tegen zo iemand', zegt een van m'n beste vrienden: 'Liefde is fucking traumatisch, het is eng en kwetsbaar. Iemand die monogaam is en enkel op vrouwen valt kan ook je hart breken en je favoriete koffiekopje laten vallen. Doe chill en drink een drankje ofzo.' En ik zou dat ook willen roepen. Maar ik vrees dat ik het (nog) niet in me heb.

Misschien wordt het toch tijd om mijn label aan te passen, dacht ik, naar een woord dat aangeeft dat ik simpelweg niet zo'n interesse heb in die rare hokjes die zogenaamd iets zouden zeggen over wie je bent, die je persoonlijkheid, aantrekkelijkheid, of mogelijkheid om een goede relatie op te bouwen zouden bepalen of zelfs maar beïnvloeden. Panseksueel, misschien. Of ik beperk me voortaan tot het woord dat ik al jaren noem, naast biseksueel; een woord dat alles in het midden laat en de onduidelijkheid omarmt. Een identiteit die vooral zegt dat ze alles op losse schroeven zet: queer.

Het probleem met elke term is dat je 'm moet toelichten, dat er vragen komen van mensen die willen weten hoe je bij dat label bent uitgekomen, waarom je nu juist dat woord hebt gekozen. Het liefst zou ik zeggen: ik ben Sofia in Hot Milk (mijn favoriete zomerboek van Deborah Levy); ik houd van zwemmen, en ik houd van haar en hem en hen. Misschien is dat wel de zichtbaarheid die we nodig hebben, wij mensen die niet op één gender vallen: een zichtbaarheid die vanzelfsprekend is in z'n onzekerheid, die wankelt, en die tegelijkertijd onontkoombaar echt is.