Hij stroopte de mouwen van zijn witte overhemd op, en liet het kampnummer zien dat op zijn arm getatoeëerd stond. Dat is een van de vroegste herinneringen die schrijver Robert Vuijsje aan zijn oudoom Nathan heeft. 'Oom Nathan', zoals Vuijsje hem noemt, was de enige uit zijn familie die levend uit Auschwitz terugkeerde, en er ging geen dag voorbij dat hij niet over de oorlog praatte. Met het verstrijken van de tijd raakt onze samenleving, 75 jaar na de bevrijding, steeds meer ooggetuigen zoals hij kwijt. We spreken Vuijsje over wat dit verlies betekent, en de hardnekkigheid van antisemitisme.


In zijn Vrijheidscollege zegt Robert Vuijsje over het zien van de getatoeëerde nummers op de arm van zijn oudoom: 'Zoiets had ik nog nooit gezien. Ik snapte niet helemaal wat het betekende, maar ik begreep wel meteen: dit staat voor iets groots.' Vuijsje groeide op temidden van verhalen over de Tweede Wereldoorlog, rechtstreeks uit de mond van mensen die het zelf hadden meegemaakt, die de sporen letterlijk nog op hun lichaam droegen. Daardoor voelde hij van kinds af aan een grote nabijheid van wat hij ziet als het onmiskenbare ijkpunt van goed en kwaad van de vorige eeuw.

In de meeste families zie je twee varianten: mensen die nooit over de oorlog praten door het trauma, of mensen die nergens anders over praten door het trauma.

Maar in de ogen van een beschermd opgevoed Nederlands kind in de 21e eeuw lijken de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog al gauw onbevattelijk en ver-van-het-bed. Als je nu opgroeit in dit welvarende land, lijkt het alsof oorlogen en gruwelijkheden zich alleen ver weg van ons afspelen. Aan de telefoon zegt Vuijsje (49): 'Als er al 75 jaar lang niks ernstigs gebeurd is, dan is het logisch dat mensen denken dat problemen zich niet in onze omgeving afspelen. We plaatsen het buiten onszelf. Alles wat met 1900 begint, voelt voor kinderen vandaag als een eeuwigheid geleden. Zoals voor mij alles in 1800 uit een ander tijdperk voelt. Toen ik opgroeide was het volkomen vanzelfsprekend dat iedereen een gevoel bij de oorlog had. Later realiseerde ik me dat dat kwam doordat er nog miljoenen Nederlanders rondliepen die het zelf hadden meegemaakt. Inmiddels zijn de meeste mensen overleden.' Nu zij zelf hun verhalen niet meer kunnen vertellen, is het aan de generatie na hen om het in leven te houden. Vuijsje nam het stokje over.

'Oom Nathan praatte over niks anders. Hij vertelde verhalen over hoe het in Nederland was in de oorlogsjaren, over zijn treinreis onderweg naar Auschwitz, en over hoe het in het kamp was. In Auschwitz had hij een geprivilegieerde positie, omdat hij trombone speelde in het orkest dat de Duitsers moest vermaken. Hij kreeg relatief veel eten zodat hij in leven kon blijven.' Dat heeft hem helpen overleven, maar het maakte de verschrikkingen er niet minder op. 'Hij zat nog steeds in een kamp, waar je om je heen mensen bij bosjes ziet doodgaan. En bij terugkomst in Nederland zag hij dat bijna iedereen die hij kende er niet meer was. In de bakkerszaak van zijn familie en de bijbehorende woning zaten nu andere mensen. Zijn bezit was verdwenen en hij moest opnieuw beginnen. Geen huis, geen geld, geen paspoort.'

Niet iedereen in de familie Vuijsje was zo spraakzaam over de oorlog. 'Mijn opa sprak er eigenlijk nooit over. Hij was zijn ouders, zijn lievelingsbroer, zijn zus en haar gezin, en bijna al zijn vrienden verloren, en dat had hem diep geraakt. Hij was weinig spraakzaam, zowel over de oorlog in het bijzonder, als in het algemeen.' Volgens Vuijsje zie je in de meeste families twee varianten: 'Mensen die nooit over de oorlog praten door het trauma, of mensen die nergens anders over praten door het trauma.'

Een weg in vernietigingskamp Auschwitz

Vuijsje's opa zat thuis in Amsterdam ondergedoken. Hij was met een niet-joodse vrouw getrouwd. 'Aan het begin van de oorlog besloten ze te scheiden, zodat mijn oma kon zeggen dat ze niet wist waar haar man was, als de Duitsers kwamen.' De oorlogsverhalen van de opa van Vuijsje waren van een heel andere orde dan die van zijn opa's broer, Nathan. Vuijsje: 'Iedere Nederlandse jood zal dit herkennen: in de familie is er een soort ranglijst van wie het het ergste had. Ischa Meijer noemt dat 'leedadel', wat een soort wedstrijdje is binnen de eigen groep. Oom Nathan had in Auschwitz gezeten, dus er is niets hoger dan dat. Mijn opa heeft in zijn eigen huis ondergedoken gezeten, en daarmee stond hij onderaan de ranglijst van het grote leed. Hij heeft in 'luxe' de oorlog meegemaakt.' Zijn opa had nog twee andere broers die de oorlog overleefden, die op het platteland ondergedoken waren. 'Zij stonden wat ontberingen betreft iets hoger op de lijst dan opa. Maar niets was te vergelijken met het lot van oom Nathan. Auschwitz torent boven alles uit.'

De verhalen van 'oom Nathan' maakten diepe indruk, en aan tafel had hij duidelijk het meeste recht van spreken. Maar ondanks de verschrikkingen waren zijn verhalen geen klaagzang of waarschuwing met het vingertje. 'Als er zoiets in je leven plaatsvindt, praat je daar de rest van je leven over. En oom Nathan had een soort triomfantelijk gevoel. Hij leek te zeggen: 'Ik leef nog wel, en Hitler niet. Ik heb gewonnen.' Hij vierde dat hij er nog was', zegt Vuijsje.

Toen hij klein was, waren het voor Vuijsje spannende verhalen, maar terugblikkend blijken ze vormend geweest voor zijn leven en werk. 'Het is een van de redenen geweest dat ik geïnteresseerd ben geraakt in het samenleven van verschillende bevolkingsgroepen, en hoe dat precies werkt. Deze extreme geschiedenis, waar er in Nederland één bevolkingsgroep apart werd gesteld van de rest, en er een complete infrastructuur werd opgetuigd om deze groep vrijwel uit te roeien: wat betekent dat? Waarom zijn mensen zo met afkomst bezig en waarom verbinden we daar goed of kwaad aan?'

Antisemitisme is verre van geschiedenis, merkt Vuijsje op. 'In bijna alle landen ter wereld en vrijwel alle historische periodes is er een duister beeld te vinden van de jood. In Nederland is het antisemitisme anders dan het reguliere racisme: het type racisme waardoor je geen stage krijgt, of vaker door de politie wordt aangehouden. Het is niet dezelfde uitsluiting als die je bij andere minderheden ziet, want als jood ga je vaak voor wit door. Maar het vooroordeel dat joden macht en geld hebben is nog altijd springlevend, net als het idee dat er geheime netwerken zijn waarin joden een rol spelen. Bij corona zie je complottheorieën opduiken dat dit door joden veroorzaakt is. En dat terwijl er geen twijfel is over waar het virus vandaan komt, en er in China weinig joden wonen.'

Zelfs mensen die Vuijsje goed kennen blijken niet immuun voor de sluipende kracht van antisemitische vooroordelen. 'Van mijn beste vrienden, die ik al sinds de middelbare school ken, hoor ik dat ik 'handig' zou zijn met geld, of er veel van zou hebben. Kennelijk zit er ook iets in hun hoofd, een soort programmering van het verband tussen joden en geld.' Ook mensen die zich bezighouden met de blinde vlek die Nederlanders hebben voor hun racisme, gaven in gesprekken met Vuijsje blijk van vooroordelen waar ze anders zo alert op zijn: ''Als jood kom je toch uit een rijke familie en kan er achter de schermen toch wat voor je worden geregeld?', hoorde ik dan. Minderheden nemen de problematiek van andere minderheden niet altijd even serieus. Mensen zoals ik worden vaak niet eens erkend als minderheid, terwijl er geen enkele andere bevolkingsgroep in Nederland is geweest die de afgelopen honderd jaar apart is gezet en bijna volledig is uitgemoord. Proefondervindelijk is duidelijk geworden dat ik bij een minderheid hoor. Dan, lachend: 'Waren de vooroordelen maar waar, wás ik maar rijk en machtig. Het zou mijn leven als schrijver een stuk makkelijker maken!'

Voor Vuijsje is de Tweede Wereldoorlog hét voorbeeld waar hij zich toe verhoudt, omdat het over zijn eigen familie en mensen gaat. Maar hij ziet het verschijnsel van uitsluiting ook in onze tijd. 'Het voornaamste probleem van onvrijheid dat we in Nederland hebben, is dat mensen elkaar blijven beoordelen en veroordelen op basis van afkomst, en daar allerlei conclusies aan verbinden. Als je een Marokkaans klinkende naam hebt, is Nederland voor jou een ander land dan wanneer je achternaam Jansen is. Je ervaart niet dezelfde vrijheid.' Op basis van oppervlakkige kenmerken, zoals huidskleur, maken we rangindelingen. 'We zeggen: 'Ik ben beter dan jij. Jij bent dommer, luier, en minder waard.' Daarom is het zo belangrijk om te blijven herdenken. Wij zijn niet gevrijwaard van dit soort gebeurtenissen.'