De natiestaat lijkt zijn beste tijd te hebben gehad. Ondanks haar prille leeftijd (de moderne natiestaat is grofweg tweehonderdvijftig jaar oud – een groentje vergeleken met theocratieën, monarchieën, keizerrijken en stadstaten) is ze in de ogen van velen een ouderwets, log en overbodig instituut.

Wie hoogopgeleid en welvarend is, kan dromen van een wereld waarin vrije markten en multinationals de taken van de staat overnemen. Bedrijven als Facebook en Google bieden werknemers immers social benefits waar de gemiddelde welvaartsstaat nog een puntje aan kan zuigen. Wie laagopgeleid en noodlijdend is, moet zieltogend toezien hoe de staat de beschermingsmechanismen voor haar eigen burgers blijft ontmantelen in naam van voortschrijdende globalisering. Voor hen is de staat het instituut dat doodleuk belastingen van haar burgers int, maar vervolgens niet thuis geeft als er problemen zijn: die moet men zelf maar oplossen middels 'zelfredzaamheid' en 'participatie.'

Op nationaal niveau heeft het enthousiasme voor de natiestaat dan ook een historisch dieptepunt bereikt. De jeugd komt niet opdagen om te stemmen, het vertrouwen in politici is praktisch verdwenen, en wie de politiek in wil kan zich maar beter profileren als een anti-politicus: als iemand die de staat en het politieke spel niet wil versterken, maar hervormen of afbreken. Op internationaal niveau staan de zaken er niet veel beter voor. We lezen dagelijks hoe natiestaten falen om gezamenlijk goede oplossingen te realiseren voor migratieproblemen, ecologische crises, de excessen van financiële markten en woekerende strijd in conflictgebieden.

Toonaangevende denkers als Amartya Sen, Peter Singer en Jürgen Habermas zijn dan ook bereid om de handdoek in de ring te gooien en te verklaren dat de wereld de staat voorbij is gegroeid. Deze grafredes voor de staat inspireren tot een zeldzame consensus tussen de linkse en rechtse polen van het politieke spectrum. Het is één van de punten waarop een marxist als Leon Trotski en een neoliberaal als Friedrich Hayek het roerend met elkaar eens zijn. Anarchisten, communisten, neoliberalen en religieus fundamentalisten zijn verenigd in de opvatting dat de staat een corrupt, achterhaald, inefficiënt en ineffectief instituut is dat opgeheven moet worden of tweede viool moet gaan spelen als dienaar van een ander ordeningsprincipe.

Tekst loopt door onder de foto.

Vlaggen van verschillende natiestaten bij Brexit-top (ANP, Jonas Roosens).

Is de huidige 'populistische golf' echter geen teken van massaal hernieuwd enthousiasme voor de staat? Absoluut niet. De populisten willen de staat juist uitleveren aan één specifieke groep. Het is een kerntaak van de staat om te functioneren als een arena waarin burgers (via vertegenwoordigers) onverenigbare belangen tegen elkaar afwegen om zo tot een compromis te komen. De leiders van populistische partijen beloven juist om dit proces stop te zetten. Zij hekelen de staat qua politieke arena als een 'nepparlement,' als een 'moeras' dat voor eens en altijd gedregd moet worden.

Het politieke spel dat de staat faciliteert is per definitie ambigu, traag en inefficiënt – een staat moet immers dag in dag uit beleid uitstippelen dat talloze mensen (en andere entiteiten) met radicaal verschillende belangen op de één of andere manier bij elkaar houdt. Het hedendaagse populisme streeft er juist naar om die cruciale functie af te schaffen en te vervangen door één transparante, heldere koers. Populisten willen daarom noch de staat, noch de politiek versterken. Ze willen slechts dat hun eigen kliek voor eens en altijd wint.

Deze meerkoppige storm van kritiek op de natiestaat is niet ongegrond. Het is inderdaad een achterhaald instituut in zoverre het de vermeerdering van de glorie van het eigen volk als hoogste taak ziet. We leven in een wereld vol biologische, geologische en klimatologische processen die lak hebben aan landsgrenzen en nationale identiteiten; een wereld vol migratiestromen, multinationals, financiële markten en digitale werelden waar de natiestaat niet succesvol mee om kan gaan. Wie zich in die wereld opsluit in de illusies van soevereiniteit en autarkie kiest voor de waanzin. Trek wat dat betreft maar een les uit Game of Thrones: zolang de koninkrijken onderling landjepik spelen, is er geen schijn van kans om de White Walkers het hoofd te bieden (ongeacht waar je die een metafoor voor vindt).

De globaliserende staat komt er niet veel beter vanaf. De miljoenen stemmen die luidkeels roepen dat hun overheden falen om burgers te beschermen tegen de excessen van globalisering, hebben gelijk. Zij hebben in relatief korte tijd allerlei sociaal-economische zekerheden zien verdampen in naam van de vrije hand die de markten zogenaamd moeten hebben. De globaliserende staat degradeert zich tot handlanger van een vrijhandelsfetisjisme dat slechts een zeer kleine groep gelukkigen tot voordeel strekt. De prijs die daarvoor betaald wordt, is dat de rest van ons gedwongen wordt om te accepteren dat zorg en onderwijs steeds verder uitgekleed worden, dat pensioenen verdampen, dat baanzekerheid een lachwekkende fantasie is geworden, en dat sociale vangnetten stukje bij beetje verder verdwijnen.

Toch moeten we het kind niet met het badwater weggooien. De huidige oriëntaties van de staat zijn onvoldoende reden om de staat an sich te bestempelen als een overbodig instituut dat we af moeten schaffen of sterk moeten beteugelen. De staat is namelijk het enige instituut dat we hebben om een absoluut cruciale taak uit te voeren: die van de – excuses voor het jargon – 'herwaardering van alle waarden.' Dat zit als volgt.

Het is extreem onwaarschijnlijk dat de wereld succesvol bestuurd kan worden door in iedere denkbare situatie terug te vallen op één set beperkte en vaststaande regels, normen en waarden. Het maakt daarbij niet uit aan wat voor regels, normen en waarden je denkt. Je mag er naar eigen voorkeur bijvoorbeeld de principes van de vrije markt, de culturele identiteit van een volk, de heilige voorschriften van een religie, of zelfs – doe eens gek – de aforismen van Barney's Bro Code uit How I Met Your Mother voor invullen.

Waarom kan dat niet? Omdat altijd kunnen terugvallen op één onveranderlijke set waarden slechts mogelijk is als alles dat in de wereld gebeurt van nature is afgestemd op die waarden. Het zou een wereld moeten zijn waarin geen enkele gebeurtenis vereist dat we fundamenteel herzien vanuit welk perspectief we nadenken over problemen en hun oplossingen. Het zou een magische wereld zijn waarin een handjevol leidende principes gegarandeerd succesvolle oplossingen zouden bieden voor iedere denkbare situatie.

In zo'n wereld leven we natuurlijk niet. We leven juist in een wereld waarin er met enige regelmaat nieuwe problemen, entiteiten en gebeurtenissen ontstaan die we slechts het hoofd kunnen bieden door onze waarden radicaal te veranderen. In zijn bekende studie Collapse toont geograaf Jared Diamond dan ook aan dat één van de voornaamste oorzaken van de ondergang van samenlevingen uit de menselijke geschiedenis de onwil is om fundamentele waarden te herzien.

Het maakt deel uit van een tragisch patroon waarin nieuwe ontwikkelingen maken dat jonge generaties zich letterlijk in een nieuwe wereld bevinden, terwijl oudere generaties (die de macht hebben) die nieuwe wereld te lijf gaan met hopeloos verouderde opvattingen – en vervolgens falen.

Tekst loopt door onder de video.

Ted Talk door Jared Diamond over waarom samenlevingen ineenstorten.

Dit is waarom we de staat nodig hebben. In tegenstelling tot kerken, bedrijven en talloze andere instituten biedt de staat namelijk een platform waarin niet alleen ter discussie kan staan hoe we problemen te lijf gaan, maar ook vanuit welk perspectief we dat doen. Alleen de staat is (ondanks haar initiële ontwerp als natiestaat) in principe niet gebonden aan de waarden van waaruit we denken en handelen: ze biedt juist de arena waarin ook onze waarden zelf ter discussie staan. Alleen de staat biedt een arena waarin economische, materialistische, culturele, geologische, biologische, pedagogische en religieuze waarden op gelijke voet tegen elkaar gewogen kunnen worden – en waarin op basis van nieuwe problemen volledig nieuwe waarden geïntroduceerd kunnen worden. Alleen de staat kan ecologische problemen proberen te zien voor wat ze zijn, zonder ze uit te leveren aan een vrijemarktdenken dat rampspoed slechts kan zien zoals het alles in de wereld al ziet: een kans om winst te maken.

Zoals de Franse filosoof Bruno Latour in 2007 in een lezing voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid stelde: de staat is tegenwoordig zelfs noodzakelijker dan ze ooit tevoren geweest is! Nog nooit hebben we immers met zo veel factoren rekening moeten houden om ons welzijn (en zelfs ons voortbestaan) veilig te stellen. Het zijn niet langer slechts handel, oorlog, industrie, klassenverschillen en verstedelijking waar de staat mee om moet gaan.

Er moet nu voor het eerst in de geschiedenis ook beleid gemaakt worden ten aanzien van de volledige omgeving, inclusief de kwaliteit van de lucht, het verloop van rivieren, de visstand, het verdwijnen van de bijen en de biodiversiteit. Wie al deze problemen (en al hun onderlinge connecties) denkt op te kunnen lossen door de hele rambam onder één ijzeren wet te scharen, is rijp voor het gesticht. Onze enige hoop is gelegen in de ambigue, inefficiënte, kromme, experimentele en herwaarderende wijze waarop de staat al deze zaken zo goed en kwaad als het gaat probeert te verknopen, om het algemeen belang ten eerste te identificeren en vervolgens te dienen.

De natiestaat is dood. De globaliserende staat ook. Lang leve de herwaarderende staat!

Denk aan 4 maanden betaald zwangerschapsverlof voor zowel moeders als vaders bij Facebook, of 10 jaar lang uitbetaling van de helft van het salaris aan de partner na overlijden van een medewerker bij Google.

Ruben Jacobs schreef eerder voor Brainwash dat de White Walkers een metafoor zijn voor klimaatverandering.