Stel je gaat naar de huisarts voor een jaarlijkse check-up. Je babbelt even kort en daarna meet hij je bloedruk, die is prima. Binnen vier minuten sta je weer buiten. Heeft de huisarts nu een goed beeld van je algehele gezondheid? Grote kans van niet. Want hoe zit het met je longen, je hart, je ogen en oren, je bloedwaarden en mentale gezondheid? Geen flauw idee.

Toch is dit wel de manier waarop wij in de moderne wereld, en dan heb ik het zo'n beetje over bijna elk land op deze aardbol, de algehele (financiële) gezondheid van een samenleving meten. We noemen het ook wel het bruto binnenlands product (bbp). Een mondiaal economisch meetsysteem waarvan de econoom die het ooit in de jaren dertig van de 20e eeuw bedacht, Simon Kuznets, al waarschuwde dat het een potentieel gevaarlijke oversimplificatie is waar gemakkelijk misbruik van gemaakt kan worden. Zo telt het bbp bommen en de bouw van gevangenissen als vooruitgang, want die leveren geld op. Ecologische schade rekent het überhaupt niet mee.

Dat was voor de elite van die tijd echter geen reden om het niet te omarmen als accountingsysteem voor de mondiale economie. Na de Tweede Wereldoorlog werd het bbp al snel formeel onderdeel van nationaal en internationaal economisch beleid. En inmiddels heeft het een soort sacrale status gekregen. Elk jaar krijgen we één cijfer gepresenteerd. Bijvoorbeeld: 'Bbp groeit met 0,7 procent in tweede kwartaal 2018.' En op basis daarvan baseren overheden en bedrijven hun beleid. Het kan groeien, gelijk blijven of krimpen, dat zijn de opties.

We krijgen wat we meten. De indicatoren die we kiezen bepalen welke zaken we collectief nastreven. In het geval van het bbp leidt dit vaak tot absurde logica. Want alles dat economische activiteit veroorzaakt, of het nou goed of slecht is, draagt bij aan het bbp. Dus als er bijvoorbeeld een grote olievlek is bij een boorplatform op zee, dan gaat het bbp omhoog vanwege alle economische activiteit die de 'schoonmaak' (echt schoon wordt het natuurlijk nooit meer) teweegbrengt. Hoe groter het lek, hoe beter voor het bbp. Met andere woorden: het bbp meet de snelheid waarmee een samenleving de natuur en menselijke activiteit transformeert in monetaire economie, zonder daarbij oog te hebben voor wat dit doet met de kwaliteit van leven in het algemeen.

En dat is niet alles. Activiteiten die meer druk uitoefenen op onze natuurlijke leefwereld dragen vaak meer bij aan het bbp dan activiteiten die dat minder doen. Dus als ik op mijn fiets naar werk ga draagt dit niets bij, terwijl als ik mijn auto pak en ga tanken – en dus geld uitgeef ­– wel. Of: als ik uit mijn eigen moestuin iets haal en dat opeet, heeft dit geen invloed op het bbp, maar een bezoekje aan de supermarkt wel.

Nu is de kracht van het bbp natuurlijk de eenvoud ervan; een internationale meetmethode die op gestructureerde wijze alle transacties en balansposten van een economie ordent en dan vervolgens per land één cijfer uitspuwt. De grote vraag is dan ook hoe daar een ander redelijk eenvoudig meetsysteem voor in de plaats kan komen dat wereldwijd wordt geaccepteerd (op dit momenten maken meer dan tweehonderd landen gebruik van het bbp als 'welvaartsmaatstaf').

Het is niet dat er geen alternatieven zijn. Al meerdere decennia wordt gesproken over alternatieven meetsystemen, zoals de genuine progress indicator (GPI) of gross national well-being (GNW). Ook zijn er (met name kleinere) landen die pionieren met bbp-alternatieven. In Bhutan heeft men bijvoorbeeld het bruto nationaal geluk, en recent kondigde Nieuw-Zeeland aan dat het niet economische groei, maar een betere kwaliteit van leven en algemeen welzijn voor de bevolking als nieuwe uitgangspunten voor de begroting gaat gebruiken. Ook in Nederland poogt het CBS sinds vorig jaar met de Monitor Brede Welvaart een 'breder kompas' te ontwikkelen.

We krijgen wat we meten. De indicatoren die we kiezen bepalen welke zaken we collectief nastreven. In het geval van het bbp leidt dit vaak tot absurde logica.

Zonder gerichte strategie kan er echter geen globale overstap worden gemaakt naar een gezonder welvaartsmeetsysteem, concludeert de Nederlandse milieu-econoom Rutger Hoekstra in een onlangs verschenen boek. In de wereld van bbp-alternatieven is er geen heldere overeenstemming tussen veelvuldig gebruikte termen, zoals 'welzijn', 'duurzame ontwikkeling' en 'kwaliteit van leven'. Wil het een mondiaal bruikbaar alternatief leveren, dan zal het volgens Hoekstra dus een heldere gemeenschappelijk taal moeten ontwikkelen met als doel 'het huidige welzijn ('hier en nu') en het welzijn van de toekomst ('later') te begrijpen, meten en er beleid voor te maken'.

Dat de tijd hier meer dan rijp voor is, moge duidelijk zijn. Doorgaan op de huidige weg zal ervoor zorgen dat de economische realiteit steeds verder gaat afstaan van onze sociale en ecologische realiteit. En de meeste mensen voelen ondertussen wel aan dat de mooie jaarlijkse groeicijfers van de economie, die tijdens Prinsjesdag worden gepresenteerd, nog maar weinig zeggen over hun maandelijks loonstrookje of ons maatschappelijk welzijn, en al helemaal niets over de staat van de leefomgeving.

Dus: als we een andere economie willen, een die ons niet massaal de burn-out injaagt en onze aarde plundert, zullen we moeten beginnen bij het installeren van een nieuw meetsysteem. Een die integraal kijkt en economisch verkeer in samenhang ziet met mens, dier en natuurwelzijn. Het alternatief is Control-Alt-Delete.