Hij zwaait af als Denker des Vaderlands, en gaat er met Extinctie niet met een knal, maar 'met een klaroenstoot' uit. In het boek onderzoekt filosoof René ten Bos een verontrustende ecologische ramp, uitsterving. Massaal leggen dieren het loodje en deze massa-extinctie wordt veroorzaakt door de mens. Niet iets om vrolijk van te worden. Des te meer reden voor een potje zwarte humor.

Hoe kijk je terug op je tijd als Denker des Vaderlands?
Schaterlachend: 'Ja, ik vond het wel leuk hoor! Het is een hele drukke periode geweest, met veel hectiek en heel, heel veel lezingen. Ik heb op bijna alles 'ja' gezegd. In twee jaar tijd heb ik meer dan 420 lezingen gegeven, en dat is nog buiten de colleges aan de universiteit om. Dat betekent dat ik totaal zo'n 32.000 mensen in dit land heb toegesproken. Je komt in dorpjes met namen als Vilsteren, Woudrichem en Wilp, waar altijd wel een kerk of dorpskroeg is die stampvol zit met mensen die aandachtig naar je luisteren. De behoefte aan filosofie is enorm groot in dit land. Dat is ontzettend mooi om te zien.'

Als je zo vaak gevraagd wordt, is het lastig je aan je regel te houden om je eigen mening niet te veel op de voorgrond te plaatsen?
'Nee hoor. Ik probeer overal een beetje verwarring te zaaien en tegen meningen in te denken. Dat moet een filosoof doen. Mensen vinden dat wel leuk. Vooral over thema's als optimisme en pessimisme heb ik de boel een beetje door de war geschud, zodat we daar ook eens anders naar kijken, in plaats van dat we dat alleen maar slecht of weemoedig vinden. En ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om wat contraire meningen over duurzaamheid naar voren te brengen. In mijn periode als Denker des Vaderlands zijn drie boeken verschenen, Dwalen in het Antropoceen, Het volk in de grot, en Extinctie.'

Je boek Extinctie is net uit, je afscheidsessay als Denker des Vaderlands.
'Ja, ik wilde er met een klaroenstoot uitgaan, zoals journalist Henk Steenhuis van Trouw dat formuleerde. Zo kon ik in stijl afscheid nemen van mijn tijd als Denker des Vaderlands, met het uitsterven van soorten, wat harder gaat dan ooit, en uiteindelijk ook ons eigen voortbestaan op het spel zet. Want ik vind het toch een mooi onderwerp!' Weer die aanstekelijke schaterlach.

En een onvoorstelbaar onderwerp. Want het einde van de mens en het einde van de wereld kunnen we ons simpelweg niet voorstellen.
'Ik knoop aan bij een stilistisch juweel van een essay van de Duitse filosoof Immanuel Kant, Het einde van alle dingen. Het einde van de dingen is niet iets waar de meeste mensen vrolijk van worden. Het is een lelijk onderwerp, omdat het ons in een kwaad daglicht plaatst vanwege onze medeplichtigheid eraan. Kant zegt dat we ons het einde van de dingen helemaal niet kunnen voorstellen, omdat dat niet in de menselijke ervaring gegeven is. Maar tegelijkertijd kunnen we ons ook niet voorstellen dat het eindeloos doorgaat. En omdat we ons de eeuwigheid niet kunnen voorstellen, proberen we ons het einde voor te stellen. Dat lukt ook niet. Dus we zijn altijd in de aap gelogeerd!'

Gaan we het onderwerp uit de weg omdat we het ons niet kunnen voorstellen?
'Mensen stoppen het weg. Het is ook zo dat extinctie iets speculatiefs heeft, omdat je het niet ziet gebeuren. Zelfs als het laatste exemplaar van een soort verdwijnt, moet je net weten dat dat het laatste exemplaar is. Een individu doet nooit aan uitsterven - die sterft gewoon. Alleen een soort sterft uit. Dus je moet net het overzicht hebben dat het stervende dier een uitstervende soort is. Dat hebben we niet. Slechts een klein deel van de soorten hebben we omschreven, de meeste soorten kennen we nog niet eens.'

Daar komt bij dat we ons het uitsterven van de tijger meer aantrekken dan van de mestkever.
'We maken ons veel drukker over het uitsterven van fotogenieke soorten. Parasieten zijn beesten waarvan we denken: die mogen best verdwijnen. De schroefwormvlieg en de malaria-mug noemen we plagen, en bestrijden we met technieken.'

We voeren campagne om de neushoorn en de panda te redden, maar eigenlijk is het onderliggende probleem veel groter?
'Als het gaat om ecologie, moet je kijken naar keystone species, die een unieke sleutelrol spelen in hun omgeving. Een Siberische tijger heeft niet zo'n grote rol te spelen in de biotoop, omdat hij vrijwel uitgestorven is. Met veel moeite worden ze nog een beetje in leven gehouden, en de meeste bevinden zich inmiddels in dierentuinen. Ze zijn misschien charismatisch, maar vormen geen cruciale schakel in de voedselketen. Het leven van microben is misschien wel veel belangrijker en nuttiger. Toeristische nuttigheid is dus iets anders dan ecologische nuttigheid.'

Meer liefde voor de parasiet, dus?
'Sterker nog, we zijn zelf parasieten. Volgens de Franse filosoof Michel Serres parasiteren we op elkaar en leven we temidden van andere parasieten. Een parasiet neemt alleen, en geeft niets terug. In de natuur zijn relaties nooit volledig wederkerig en hebben dus altijd een element van parasitisme in zich. Serres zegt dat we ervan houden kalf, lam en antilope te eten, maar ook letterlijk onder hun huid kruipen als we ons in leder kleden en ons met veren tooien. We gebruiken het dier van kop tot staart. Dat doen we ook met planten. We eten rijst, koren en appels en weven zijde, katoen en linnen. Parasitair leven is een vorm van symbiotisch leven wat nogal eenzijdig gekleurd is. De een eet alles op van de ander. Als iemand iets neemt, verwacht je reciprociteit, anders is 'ie ondankbaar. De parasiet is een interessante figuur, maar wordt vaak met de nek aangekeken.'

Hoe verandert het beeld van de parasiet onze kijk op onze plek in de natuur?
'Serres verzet zich tegen de gedachte dat het leven alleen maar de tendens heeft tot evenwicht. Dat is een romantisch beeld dat we hebben van de natuur, als harmonieuze eenheid. Maar de een neemt meer dan hij teruggeeft, en de ander geeft meer dan hij neemt. Zijn beeld van de natuur als iets wat breuken heeft, scheuren kent, zet hij in de plaats voor de natuur als één groot evenwicht. We hebben te maken met het hyperparasitaire leven, wat leven is dat zich op ander leven ontwikkelt. In zekere zin doet de mens dat ook. Zoals de bijbelse Jonah in de buik zit van de walvis en parasiteert om te overleven, zo zitten wij in de buik van moeder aarde.'

Het grote verlies aan biodiversiteit is een direct gevolg van de parasitaire mens?
'Extinctie op zich is een natuurlijk fenomeen. Dit noemen we 'achtergrondextinctie' en vond ook plaats voordat de mens er was. Voor organismen in de zee geldt als normale achtergrondextinctie dat er 0,1 tot 1,0 soort per miljoen soorten per jaar verdwijnt. Voor zoogdieren is die achtergrondextinctie 0,2 tot 0,5 soort per miljoen soorten per jaar. Maar nu gaat het honderd tot duizend keer zo hard. En daar zijn wij als homo sapiens de belangrijkste oorzaak van. Wij zijn destructieve wezens, die te veel ruimte innemen.'

Je schrijft: 'Extinctie is er. We zitten er middenin, ook al realiseren we ons dat lang niet altijd.' Het is een gedachte die je rillingen geeft.
'In het systeem waar wij onderdeel van uitmaken, gaat alles een relatie met elkaar aan en is alles met elkaar verbonden. Wij zijn nog steeds erg afhankelijk van het organische leven op deze planeet. Als daar gaten in worden geslagen, met het immense verlies aan biodiversiteit als gevolg, moet dat vroeg of laat impact hebben op ons eigen bestaan. Die gaten zitten niet alleen bij zoogdieren en amfibieën, die massaal het loodje leggen, maar ook op microbieel en plantaardig niveau. Wij zijn opgenomen in de keten van het leven. Zo gaat extinctie ons ook bedreigen.'

Een gezonde dosis pessimisme is dus op z'n plaats?
'Ik ben over sommige dingen echt wel optimistisch, maar niet over extinctie. Het is gewoon geen vrolijk onderwerp. Maar, het rare aan pessismisme is dat het een soort van humor in zich heeft. Grote auteurs als Blaise Pascal, Søren Kierkegaard en Arthur Schopenhauer maken prachtige teksten waar je op de een of andere manier om moet lachen. Pessimisme is in de filosofie heel dubbel, en er zit veel galgenhumor in. Ik moet toch wel erg glimlachen als Emil Cioran schrijft: 'Het leven is een tragische opstand in de kern van het anorganische.'' Ten Bos lacht. 'Dat vind ik erg leuk bedacht.'