Mijn eerste échte reis was naar Italië. Het was 2002. Ik had net mijn HAVO-diploma op zak en was klaar voor een avontuur. Samen met een middelbare schoolvriend maakte ik een plan om een maand door het land van pasta, espresso en Paolo Conte (die ik toen net had ontdekt) te zwerven. Met backpack op de rug, vier haren op mijn kin en een huidkleurig portemonneetasje onder mijn bezwete T-shirts, zakte ik van het rijke en moderne Noorden naar het broeierige, arme, maar o zo charmante Zuiden. La grande Belezza in volle glorie.

Tekst loopt door onder de video.

It's Wonderful – Paolo Conte

Aan dit alles kwam geen auto of vliegtuig te pas. Ons vervoermiddel was de trein. Voor een paar honderd euro kochten we een Interrail Pass, waarmee we onbeperkt een maand lang konden reizen door van tevoren uitgekozen delen van Europa. Alleen voor de hogesnelheidstrein moesten we extra geld bijleggen. Maar wij hadden geen haast. Ons doel was het land verkennen, niet om zo snel mogelijk van A naar B te komen.

'In tegenstelling tot een auto rijdt hij langs de achterkant van de wereld', schreef Dimitri Verhulst over de trein in zijn instant klassieker De helaasheid der dingen. En zo is het: met de trein glij je langs plekken die je in de moderne, door snelheid geregeerde wereld, maar amper ziet: de moestuintjes, het drogende wasgoed, de begraafplaatsen, de bergen en meren. Met de trein ga je dwars door het leven heen in plaats van erom (auto) of er ver overheen (vliegtuig). Noem mij ouderwets of sentimenteel, maar de trein is gewoon de ultieme manier van reizen. En tevens ook de meest comfortabele, gezelligste én schoonste.

Goed. Tot hier mijn ode aan de trein. Nu een biecht. Want hoe graag ik ook met de trein reis, begin september pak ik het vliegtuig naar Spanje. Twee keer knipperen met mijn ogen en ik ben in Alicante. Reizen mag je het niet noemen.

Laat duidelijk zijn: ik doe dit met een groeiend gevoel van ongemak. Want naast het feit dat ik vliegen veruit de meest lelijke (je ziet bijna niets van je omgeving) en oncomfortabele manier van reizen vindt (geen beenruimte, slaapgebrek, veel wachten), is het ook de meest destructieve vorm van reizen. Een retourtje Bali heeft evenveel klimaatimpact als vier jaar autorijden – en dan hebben we het nog niet eens gehad over de enorme hoeveelheden ultrafijnstof die vliegtuigen uitstoten. Ik kan dus leuk mijn best doen om het hele jaar zo duurzaam mogelijk te leven, een vluchtje van tweeëneenhalf uur doet dat grotendeels teniet. Met andere woorden: er is geen betere manier om de aarde op te warmen dan per vliegtuig.

Inmiddels vliegt de gemiddelde Nederlander per jaar ongeveer een keer naar Porto heen en weer. En ook buiten onze landgrenzen wordt alleen maar meer gevlogen. Vorig jaar vervoerden luchtvaartmaatschappijen een all time record van 4,1 miljard passagiers. In 2035 zal het aantal vliegtuigpassagiers volgens de prognoses zijn verdubbeld. Als er helemaal niets verandert zal de luchtvaart in 2070 evenveel uitstoten als de wereld volgens het Parijsakkoord in totaal zou mogen uitstoten. Dat is uiteraard volledig onhoudbaar. Als we zo doorgaan vliegen we met z'n allen 'voor een prikkie naar de Filistijnen', zoals journalist Jaap Tielbeke het begin dit jaar in De Groene Amsterdammer prikkelend constateerde.

Vliegen is de olifant in de kamer van ons klimaatbewustzijn. We weten dat het heel vervuilend is, maar we praten er liever niet over; te verknocht zijn we aan onze veel te goedkope, snelle en frequente tripjes over de globe. Ikzelf inclusief.

Toch lijkt iets te bewegen in onze collectieve psyche. 'Vliegen is het nieuwe roken' wordt er hier en daar geroepen. 'De luchtvaart is de nagel aan de doodskist van het klimaat', lezen we in de Volkskrant. En en passant komt er een pleidooi voorbij voor het herwaarderen van het Europese treinverkeer, zoals de heldere video van filmmaker Stephane Kaas hieronder, of dit ingezonden stuk van Bas van Weegberg, een jong gemeenteraadslid van Tilburg. Hij bepleit de oprichting van 'Europese Spoorwegen' om het reizen per trein in Europa sneller en goedkoper te maken. Zelfs KLM-topman Pieter Elbers laat van zich horen. Hij pleit, samen met NS-topman Roger van Boxtel, in het NRC voor betere en snellere spoorwegverbindingen binnen Europa.

Tekst loopt door onder de video.

Stephane Kaas roept de Europese Unie op om in te zetten op hogesnelheidstreinen.

Dit zijn welkome geluiden, maar het is pas een begin. Voorlopig draait de uit zijn voegen gegroeide luchtvaart nog op subsidies en belastingvoordelen (zoals 0% belasting op kerosine en geen btw-heffing op vliegtickets), waardoor vliegen onevenredig goedkoop is en andere, veel milieuvriendelijkere vervoermiddelen, veel te duur. Toen ik uitzocht hoeveel het mij zou hebben gekost om per trein naar Spanje te gaan, kwam ik al snel tot de simpele conclusie: niet te doen. Tegen de 400 euro en minstens 18 uur reistijd.

Dit kan anders. China is daar het lichtend voorbeeld van. Het land zet groot in op de snelle trein. Nu al is vrijwel het gehele land goed bereikbaar met een snelle tot ultrasnelle trein, en zien steeds meer Chinezen de voordelen van de snelle trein ten opzichte van de binnenlandse vlucht. Om een idee te geven: van Peking naar Shanghai (1300 km!), een route die nu al 600 miljoen keer per jaar wordt afgelegd, doe je iets minder dan vijf uur en straks zelfs nog maar vier uur over.

China is ook in de rest van de wereld actief bezig met het aanleggen van het snelspoor. Van andere delen in Azië, Afrika tot Groot-Brittannië en zelfs Amerika. Californië is, in samenwerking met de Chinezen, bezig met het bouwen van een zogenaamde 'kogeltrein' die uiteindelijk helemaal van San Diego naar Sacramento en San Francisco zal rijden, pak 'm beet 1300 km met snelheden van 320 km/u.

Het punt is: de vliegindustrie zit tot over z'n oren vast in het fossiele tijdperk. Schonere brandstoftechnieken zullen het verschil niet maken en elektrisch vliegen is nog lang geen realiteit: volgens berekeningen van vliegindustrie-expert Paul Peeters pas in 2080(!). Treinen hebben daar veel minder last van. Die rijden (bijna) allemaal al op elektriciteit en in een later stadium waarschijnlijk op zonne-energie. Een toekomst waarin straks over land per trein wordt gereisd, en overzees per vliegtuig is dus helemaal geen gek idee.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Trein in Jette, België (foto: David Bruyndonckx).

Maar zo ver is het helaas nog niet. Om het tij te keren, zou 'eerlijk prijzen' en een (Europees) pro-treinbeleid dus een effectieve manier zijn om het consumenten makkelijker te maken de trein te pakken. Dat neemt echter niet weg dat er ook een verantwoordelijkheid ligt bij ons, de consument. We kunnen niet alleen maar naar de overheden wijzen, ook wijzelf zullen door ons gedrag onze stem moeten laten horen. 'Als we vanuit Nederland vakanties duurzaam willen krijgen moeten we Europa herontdekken. Het is niet nodig om naar Nieuw-Zeeland te vliegen om walvissen te zien terwijl dat in Noorwegen en Schotland ook kan. Waarom zou je dan twintig keer zo ver vliegen? De nadruk moet meer gelegd worden op de kwaliteit van de reis en meer tijd nemen voor de reis zelf en wat je doet in plaats van waar je dat doet', aldus Paul Peeters.

Tijd dus voor gedragsverandering. Wat dat betreft kunnen we grappig genoeg een voorbeeld nemen aan diezelfde overheid. Begin juli werd namelijk door het Vlaamse parlement, onder het mom van 'goed voorbeeld doet volgen', een resolutie aangekomen die het eigen personeel verbiedt om het vliegtuig te nemen voor dienstverplaatsingen van minder dan 500 km of voor bestemmingen die op zes uur tijd over land te bereiken zijn. Dit zogenaamde 'vliegdieet' is geïnspireerd op, jawel, een regeling die de Nederlandse Tweede kamer al langer heeft.

Als de overheid het kan, dan kunnen wij het ook. Tijd dus voor een nationaal vliegdieet. Hoe meer draagvlak voor goedkoper en sneller treinverkeer in heel Europa, hoe eerder het er ook komt. Want op de toekomst moet je niet wachten – die moet je naar voren halen. Het leven is een trein, dus stap aan boord.