Taal is niet onschuldig. Het stuurt onze blik op de werkelijkheid. Woorden kunnen deuren openen en nieuwe handelingsmogelijkheden creëren, maar het tegenovergestelde is ook het geval: ze kunnen onze blik afhouden van de werkelijkheid. Of ons er zelfs van vervreemden.

Klimaattaal is hier, helaas, een goed voorbeeld van. Weinig maatschappelijke uitdagingen worden immers omringd door zulke afstandelijke, abstracte en inspiratieloze taal als klimaatverandering. Laten we beginnen bij het veelgebruikte woord 'milieu'. De associaties die dat oproept zijn vaak 'iets met groen' en 'dieren ofzo.' Het is een curieus en klinisch woord voor de basisvoorwaarde van ons leven (en dat van andere organismen): onze natuurlijke leefomgeving.

Waarom noemen we, als ik een voorzetje mag doen, het milieu niet ons 'biologische huis' en de lucht ons 'ademhalingsstelsel'? Dat zijn veel ruimtelijkere woorden die ons niet buiten maar in de natuur plaatsen, en die de problemen niet op afstand zetten maar op onze huid plakken. Wie zijn huis (lees: het milieu) afbreekt, of de lucht vervuilt, heeft immers geen gezonde voorwaarde voor het leven. Wij zijn het milieu, net als alle anderen dieren, planten, mos, en bacteriën.

En 'duurzaamheid' dan? 'Een ander woord voor duur?', hoorde ik laatst iemand zeggen. Het is veelzeggend. Het begrip duurzaamheid is een vergaarbak geworden voor een gigantisch scala aan onduidelijk gearticuleerde ecologische aspiraties. En na jaren te pas en te onpas gebruik, roept het woord 'duurzaamheid' tegenwoordig dan ook vaak eerder scepsis en cynisme op, dan inspiratie en de wil tot handelen.

Begin vorig jaar schrapte de Triodos Bank het woord al uit haar vocabulair. 'Het is een containerbegrip geworden, dat niemand meer iets zegt', aldus directeur Matthijs Bierman. Uit eigen onderzoek bleek dat veel consumenten niet goed weten wat duurzaamheid nu eigenlijk betekent. Het Engelse sustainability is volgens Bierman een betere term. Dat betekent volhoudbaar.

Woorden zijn voor ons als talige wezens van essentieel belang. De termen die we gebruiken om de wereld te beschrijven bepalen mede de manier waarop we ernaar kijken. En, niet onbelangrijk: those who name it, own it. Met andere woorden: wie de termen weet te claimen heeft meer kans om op succesvolle wijze mensen te mobiliseren, en zijn/haar overtuigingen te vertalen in daadwerkelijke actie of beleid.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Deelneemster aan een klimaatparade (foto: ANP/Bart Maat).

In 2002 noteerde Frank Luntz, politiek adviseur van de Republikeinen, in een memo aan zijn partij dat het verstandig was om de term 'global warming' niet meer te gebruiken. Hij moedigde aan een andere term die eveneens sinds de jaren 50 wordt gehanteerd te gebruiken: ''Climate change' is less frightening than 'global warming'… While global warming has catastrophic connotations attached to it, climate change suggests a more controllable and less emotional challenge.'

Tevens moedigde hij de Republikeinen aan om het publiek te doen laten geloven dat er geen wetenschappelijke consensus is over door de mens veroorzaakte klimaatopwarming (terwijl in feite 97% van de wetenschappers het hierover eens is). De nadruk leggen op het gebrek aan 'wetenschappelijke zekerheid' zou een 'small window of opportunity' zijn om het toen al min of meer sluitende wetenschappelijke debat (in het voordeel van consensus) te frustreren.

Inmiddels is het woord 'klimaatverandering' in Nederland, maar ook op veel plekken daarbuiten, het dominante frame geworden. Uiteraard is dat geen verkeerde term, want het beschrijft wel degelijk de realiteit, namelijk: een algehele verandering van het aardse klimaat. En dat is meer dan alleen opwarming. Ook alle neveneffecten daarvan, zoals veranderende weerpatronen, horen daarbij. Denk aan de toenemende droogte, overmatige regenval, hittegolven, hevige stormen, stijgend zeeniveau en smeltende ijskappen. Vanuit een wetenschappelijk perspectief is 'klimaatverandering' dus een volledigere beschrijving van wat er gaande is.

Maar een wetenschappelijk feit is nog geen sociaal (en politiek) gegeven. Luntz, de sluwe vos, had dit goed begrepen. Het woord 'klimaatverandering' is een zeer neutrale en afstandelijke beschrijving van een fysiek gegeven dat ons totale leven op het spel zet. Daar komt bij dat je met een frame als 'verandering' de deur wagenwijd openzet voor klimaatscepticisme, dat zegt dat het klimaat altijd verandert en er dus in feite weinig nieuws aan de horizon is. En zeg nu zelf: verandering hoort toch bij de moderne vloeibare wereld? Wij moderne mensen zijn toch vertrouwd geraakt met het idee van verandering? Kortom: business as usual!

Dit terwijl klimaatverandering juist veel aspecten van onze huidige laat-kapitalistische economie ter discussie stelt. Eindeloze economische groei? Grenzeloze mobiliteit? Lifestyle consumentisme? Is dat echt houdbaar? Schoon water en lucht, voedsel, ruimte om te leven; zijn we daar echt nog wel van verzekerd? Dit besef begint nu ook door te dringen tot de internationale politieke en economische elite. Het World Economic Forum (WEF) publiceerde recentelijk hun jaarlijkse Global Risk Report. Klimaatdisruptie staat nu met stip op nummer een: de geschatte wereldwijde kosten door ecologische rampen liepen in 2017 op tot 306 biljoen, twee keer zo veel als in 2016.

Levenskunst? Nee, zeg maar gerust 'overlevingskunst'. Klimaatverandering zet alles op het spel. Dit vraagt om weerbaarheid, adaptie, maar ook om een fundamenteel andere kijk op en houding naar de wereld. Wie niet planeet-logisch is, graaft uiteindelijk zijn eigen graf. Laten we dus van 'klimaatontwrichting' of 'klimaatcrisis' spreken in plaats van 'klimaatverandering'. Ons biologische huis kraakt aan alle kanten.