De beroemde Gaia theorie, vernoemd naar de Griekse oergodin Moeder Aarde, deed de wetenschap in 1969 op zijn grondvesten schudden. Milieuwetenschapper James Lovelock introduceerde deze theorie samen met de Amerikaanse microbioloog Lynn Margulis. Het idee is vrij simpel: de aarde is geen levenloze bol steen met daarop een losse verzameling ecosystemen, maar één groot zelfregulerend en evolutionair systeem. Een complex 'superorganisme', dat wordt gekenmerkt door een intrinsieke doelmatigheid: de regulatie van de temperatuur en de chemische samenstelling op aarde ten gunste van het algehele leven daarop.

Lange tijd werd dit idee met veel scepsis ontvangen. Te esoterisch. New-age bewegingen ging al snel met holistische theorie aan de haal, wat aanvankelijk niet bevorderlijk was voor de wetenschappelijke acceptatie. Voor Lovelock was de term 'Gaia' echter alleen bedoeld als (biologische) metafoor, om uitdrukking te geven aan 'the largest living thing in the solar system'. Om mensen te motiveren om zorgzaam te zijn voor de aarde, moeten ze deze eerst leren zien als iets dat 'leeft', dacht Lovelock.

Inmiddels is het tij gekeerd. Een groot deel van Lovelock's hypothese is geaccepteerd, zowel binnen de aardwetenschappen als in aanverwante wetenschappelijke disciplines. Het staat zelfs aan de wieg van een aparte discipline binnen de aardwetenschappen die ook wel 'Earth System Science' wordt genoemd, want dat klinkt veel wetenschappelijker.

De boodschap van deze onderzoekers aan de wereld is misschien wel belangrijker en ingrijpender dan Darwin's evolutietheorie. De hypothese stelt dat de mens, in pakweg twee eeuwen tijd, invloed heeft gekregen op de 'diepe' geschiedenis van de Aarde, doordat het haar koers eigenhandig heeft weten te veranderen. In de krant mag men dan nog over 'klimaatverandering' praten, waar deze wetenschappers het inmiddels over hebben is veel omvangrijker: een totale herstructurering van het aardse systeem. Op profetische toon schrijft Lovelock:

'Gaia is een evolutionair systeem waarin elke soort, inclusief de mens, die maar veranderingen blijft aanbrengen ten koste van zijn nageslacht, zal uitsterven… We zijn in zekere zin terecht gekomen in een oorlog met Gaia, een oorlog die wij niet kunnen winnen. We kunnen maar beter vrede sluiten, nu we nog sterk zijn en geen gebroken zooitje.'

Met introductie van 'Gaia', en het later meer gangbare en aanverwante begrip 'Antropoceen' – de geologische aanduiding voor het tijdperk waarin de mens (althans, het welvarende deel daarvan) een dominante geologische factor is geworden - ontstaat er voor veel prominente ecofilosofen, zoals Bruno Latour en Donna Haraway, een radicale breuk met wat wij voor lange tijd de 'moderniteit' hebben genoemd. Dat is het tijdperk waarin de mens zich losweekte van zijn primitieve 'natuurlijke' en premoderne voorouders, en de 'natuur' naar zijn hand probeerde te zetten. Vanaf nu zal de mens zich moeten realiseren dat hij als eerste soort is toegetreden tot de geschiedenis van de aarde als geheel. Een dubieuze eer. Dat wil zeggen: geen enkele ander diersoort, of ander levend organisme, is het gelukt om geologische geschiedenis te schrijven door de enorme impact die het heeft op het aardse biosfeer.

De tekst gaat verder onder de foto.

Op weg naar ecotopia?

In zijn recent verschenen boek Defiant Earth. The Fate of Humans in the Antropocene (2017) vraagt ethicus en klimaatexpert Clive Hamilton zich af wat het voor ons als mensheid betekent dat we het punt hebben bereikt waarop de menselijke geschiedenis versmelt met die van de planetaire geschiedenis. Hij stelt de hamvraag: hoe kunnen we onze enorme kracht als soort inzetten om planeet aarde, onze enige thuishaven, te beschermen in plaats van te vernietigen?

Om een aanzet voor een antwoord op deze existentiële vraag te formuleren (een oplossing heeft hij nog niet) onderzoekt Hamilton in zijn boek op grondige wijze de manier waarop er nu op deze vraag wordt gereageerd. Welke ontsnappingsroutes ziet de mens nu voor zich?

Afgezien van de 'klimaatsceptici' en 'ontkenners' onder ons, identificeert Hamilton grofweg twee dominante denkrichtingen: het ecomodernisme en ecocentrisme. Beide erkennen de komst van het Antropoceen, maar verbinden daar een volledige andere conclusie aan. De eerste groep, de zogeheten ecomodernisten, ziet klimaatopwarming niet als een ramp, maar als een 'opportunity': een grandioze mogelijkheid om de menselijke vooruitgang en inventiviteit tot een nieuw niveau op te tillen. Geluk, onbegrensde materiële rijkdom: het ligt allemaal voor het oprapen. Voor deze opportunisten weet de markt (lees: het techno-kapitalisme) altijd wel een oplossing te vinden, de 'techno-fix' ligt om de hoek.

Volop experimenteren en ingrijpen in de natuur is het devies. Zelfs een 'ultra-wicked problem' als klimaatopwarming kan worden overwonnen. De American Dream is nog niet ten dode opgeschreven, een 'Good Antropocene' is mogelijk. Drastische maatregelen als 'geo-engineering' worden daarbij niet geschuwd. Dit is het grootschalig ingrijpen in de natuurlijke systemen, zoals de injectie van zwavel in de stratosfeer of de installatie van ruimteschilden, om zo zonlicht tegen te houden. Beter dat, dan het hele moderne-mens-leefsysteem te laten imploderen.

Het is een sluwe en slimme reframing van het existentiële probleem, en tegelijk ook levensgevaarlijk. Hoe aantrekkelijk een dergelijke opportunistische en optimistische houding ook is, ze betekent hoogstwaarschijnlijk ook meer chaos en ontwrichting. Voor Hamilton is gefaalde vooruitgang bestrijden met meer vooruitgang niet het juiste antwoord. Sterker nog: het getuigt van een (wetenschappelijke) misvatting over wat de komst van het Antropoceen ons in feite zegt.

Namelijk: de dynamiek van het aardse systeem is onder de invloed van de mens fundamenteel veranderd. Het 'immuunsysteem' is in gang gezet. Dat betekent opwarming van de aardse atmosfeer, verzuring van de oceanen, sterke afname van biodiversiteit, ontwrichting van de stikstofkringloop. Processen die niet meer zijn terug te draaien. De geest is uit de fles. Idioterie dus om te denken dat een dergelijk proces nog om is te buigen naar een ultra-technologische ecotopia. De mens kan nooit meester worden over de Aarde. Maar misschien kan hij wel vrede sluiten, zoals Lovelock schrijft?

De tekst gaat verder onder de foto.

Voorbij de mens

Groep twee, de ecocentristen, staan volledig aan het andere kant van het spectrum. In plaats van de mens tot ultieme God op planeet aarde te bombarderen, verlangen deze idealisten juist naar een wereld waar de mens niet de maat der dingen is. Dit zijn de posthumanisten, de nieuwe-materialisten, de ecofeministen: filosofen, kunstenaars en milieuactivisten die het Antropoceen zien als het ultieme bewijs van menselijke hoogmoed. 'Wij zijn wezens van de aarde, net als alle andere levensvormen, we moeten onze plek kennen', zeggen deze ecocentristen. Ze hekelen het antropocentrisme, het menscentrale denken, wat voor hen dé bron is van de misère waarin we terecht zijn gekomen.

Ik reken mijzelf tot die laatste categorie. Het inzicht dat de mens niet los kan worden gezien van de natuur, dat wij mensen onderdeel zijn van een gigantisch evolutionair netwerk van leven, materie en bewustzijn, daar geloof ik heilig in. Wij zijn ingebed in een breder ecosysteem, ons handelen, ons denken, het is maar een van de vele manieren van zijn. Ons bewustzijn is futiel ten opzichte van de gehele kosmos. Tevens zijn wij volledig afhankelijk van het leven om ons heen. Elke organisme, ook de mens, heeft andere organismen nodig om te overleven.

En toch, het moet gezegd worden, Hamilton brengt mij aan het twijfelen. Met al zijn wijsheid en kennis concludeert hij immers dat ook deze ecocentrische houding problematisch is. Hoewel hij overduidelijk sympathie heeft voor de manier waarop de ecocentristen ons terecht wijzen op de innige verwevenheid van mens en natuur, en overtuigend laten zien dat de harde moderne scheiding tussen subject en object kunstmatig is, meent ethicus Hamilton dat ook ecocentristen een heel belangrijk gegeven over het hoofd zien.

Want, zo stelt hij, juist het Antropoceen is het ultieme bewijs dat de mens wel in het centrum van het aardse bestaan staat. Geen enkele andere soort is immers in staat om de koers van de aarde eigenhandig te veranderen. Het is al te laat om niet meer antropocentrisch te zijn, dat hadden we veel eerder moeten bedenken. De nobele koning kan zich, vermomd en al, tussen zijn onderdanen begeven, maar koning blijft hij. De mens is, of hij dat nu wil of niet, het unieke dier. Hamilton: 'Humans are from nature and the freak of nature.'

Een nieuw Antropocentrisme

Het is een intrigerende gedachte. Hamilton stelt dat we juist nog niet antropocentrisch genoeg zijn. Hij pleit zelfs voor een nieuw Antropocentrisme, waarmee hij het oude, arrogante en normatief geladen antropocentrisme ('de mens is de heerser over de natuur') wil vervangen door een diepere, verantwoordelijkere en meer bescheiden versie daarvan ('de mens is hoofdrolspeler op planeet aarde, nu moet hij alleen zijn rol nog waarmaken').

In zekere zin tracht hij hiermee een tussenpositie in te nemen tussen de twee kampen. Aan de ene kant erkent hij de complexe inbedding van de mens in de natuur, waar ecocentristen zo op hameren, aan de andere kant ziet hij met lede ogen aan dat de mens een unieke positie heeft bemachtigd. De ecomodernisten hebben gelijk als ze zeggen dat de mens vormgever is van de planeet, maar slaan de plank volledig mis door te denken dat ze controle hebben over dat proces. Zowel de kracht van de mens als de kracht van de aarde is toegenomen. We zijn volgens Hamilton in de 'mens-aardegeschiedenis' beland en dat betekent geen 'overheersing' of 'bijsturing' van de mens, maar een complex interactief spel tussen twee 'supermachten'.

Geen gemakkelijke conclusie, maar wel een die volgens Hamilton de mens ook een mogelijkheid biedt. Niet de mogelijkheid om ten koste van de biosfeer alsnog zijn droom van ultieme vrijheid na te jagen, maar om in het reine te komen met wat hij in wezen is geworden: dé koersbepalende soort op aarde. Dit vraagt om een diep besef van verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid voor onze relatie met de planeet. Hamilton: 'De vraag is niet of de mens in het centrum staat van de wereld, maar wat voor mens in het centrum staat van de wereld'.

De tekst gaat verder onder de foto.

Planetaire bewustwording

Als de mens niet meer in harmonie met de natuur kan leven, maar er ook niet over kan heersen, wat rest hem dan? Voor Hamilton kan dat maar één ding zijn: werkelijk een aardbewoner worden, en de opgave onder ogen zien dat zijn woonplaats geen land, dorp of continent is, maar de aarde als zodanig. De mens moet planetair leren leven. Hij is daarbij niet de maat der dingen, maar wél maatgevend: het aardse leven draait niet om hem, maar hij is er wel verantwoordelijk voor. Zo zorgt hij ervoor dat hij de planeet niet nog verder tegen zich in het harnas jaagt. Misschien kunnen we spreken van een soort 'mens-aardecentrisme', waarbij niet meer de mens, maar de relatie tussen mens en aarde centraal komt te staan.

Anti-humanistisch, maar wel antropocentrisch. Zo zou je Hamilton's ogenschijnlijk paradoxale standpunt kunnen verwoorden. Het is geen makkelijke positie. Hamilton vraagt veel van de moderne mens. Tegelijkertijd kan een dergelijke houding de deur openen naar planetaire bewustwording die ook voor mensen als zingevend kader kan fungeren.

Hamilton's overpeinzingen roepen ook vragen op. Wat betekent 'verantwoordelijkheid' nemen precies in het licht van het Antropoceen? Wie is er überhaupt verantwoordelijk voor deze ecologische puinhoop (recent onderzoek toont aan dat negentig grote bedrijven verantwoordelijk zijn voor tweederde van de wereldwijde CO2- en methaanuitstoot)? Hoe zorgt de mens ervoor dat hij zijn kracht niet blijft misbruiken? En is de verwende (Westerse) mens wel bereid om zijn levenstandaard op te geven?

'How to finish a book like this? I don't know; it's too hard, too uncertain, too new', schrijft Hamilton aan het eind van zijn boek. Wat hem wel helder voor ogen staat is dat de mens moeten leren leven zonder een utopie. Waar in de 20e eeuw meerdere politieke ideologieën 'utopieën op aarde' beloofden, en daarbij de planeet tot neutraal decor voor het menselijk schouwspel maakten, daar stapt de aarde in het Antropoceen als hoofdrolspeler het podium op. Game over, utopia! Vanaf nu zal het leven in toenemende mate in het teken staan van 'leren-leven-met-en-op' planeet aarde. En uiteindelijk ook 'overleven'.

Dat hoeft niet meteen deprimerend te zijn. Het biedt ook een ultieme kans tot planetaire volwassenwording en betekenisgeving. Wie bereid is zijn idee van de wereld op de schop te gooien, krijgt daar misschien wel meer voor terug dan hij ooit had verwacht.