Het was de zomer van body positivity: dankzij de cover van LINDA. besteedde zo'n beetje ieder blad wel aandacht aan mensen, met name vrouwen, die elkaar online aanmoedigen trots te zijn op hun lichaam. Direct werd daarbij duidelijk dat niet alles positief was. Linda de Mol zelf zou te zeer voldoen aan een schoonheidsideaal om een claim te mogen leggen op body positivity. Het is een voorbeeld van hoe feminisme op sociale media het domein van venijn kan worden.


Dat is geen wijvendingetje. Boosaardigheid op sociale netwerken is inmiddels goed gedocumenteerd, we weten hoe 4chan, Twitter en Reddit bevolkt worden door trollen, gekkies en andere mensen die hun toetsenbord gebruiken om elkaar en de rest te terroriseren. De mogelijkheid tot anonimiteit en het gevoel van ruggensteun van gelijkgestemden creëert giftige omgevingen. Toxic is de Engelse term, en die wordt ook volop ingezet om de ander onterecht te diskwalificeren.

In een al wat ouder artikel uit 2015 analyseert mediawetenschapper Roopika Risam het vertoog rond toxic femininity binnen de Vierde Feministische Golf. Volgens Risam steunt het idee van een vergiftigd online landschap op een mythisch verleden waarin alles nog prima was: ooit was er een gezellige online gemeenschap waar alle feministen lief en solidair waren. Die idylle zou dan bruut verstoord zijn door nieuwkomers die de lieve feministen op fouten en omissies wijzen, de zogeheten call-outcultuur. De nieuwkomers zouden zich schuldig maken aan vergif wanneer zij witte feministen op hun privilege wijzen.

Aanklagers van racisme en andere vormen van onderdrukking moeten de aandacht vooral vestigen op de systemen die uitsluiting voortbrengen en in standhouden.

Deze opvatting van wat telt als giftig speelt sterk in op het stereotype van de boze zwarte vrouw. Mensen als Sylvana Simons krijgen voortdurend te horen dat ze op de toon moeten letten (tone policing), dat racisme sneller verdwijnt als er aardig om wordt gevraagd. Door de opmerkingen van feministen van kleur 'toxic' te noemen, wuif je hun kritiek niet alleen weg, je sluit hen ook uit van wat mag tellen als feminisme. Risam schrijft:

'Ironisch genoeg zijn de percepties van "giftigheid" bijverschijnselen van dezelfde privileges die online feministen vaak benoemen. In dit geval gaat het om het privilege om het belang te negeren van een intersectionele analyse om onderdrukking volledig aan te kaarten' (np).

Dat is uiteraard niets nieuws. Ook in de Tweede Golf voelden vrouwen van kleur zich uitgesloten van de vrouwenbeweging en klaagden zij wit feminisme aan, ook toen reageerden witte feministen daar geïrriteerd op (zie het hoofdstuk daarover in mijn boek Dolle Mythes). Het is uiteraard ook niet zo dat er ooit een cyberspace was waar feministen hand in hand hun haat voor het patriarchaat bezongen.

In de Tweede Golf kwamen vrouwen samen in praatgroepen. Die bleken een goede voedingsbodem. Niet alleen ontstonden er zo netwerken die gemobiliseerd konden worden, in de gesprekken vond ook probleemanalyse en agendasetting plaats: waar schort het eigenlijk aan.

Sociale media kunnen ook op zo'n manier fungeren, maar hebben natuurlijk ook andere kenmerken. In een analyse van call-outcultuur in de schoonheidsindustrie wijst mediawetenschapper Caitlin Lawson op de financiële waarde van schandalen voor platforms als YouTube en Reddit. Hoe spraakmakender, hoe meer bezoekers. Het is in het voordeel van deze netwerken om het schandaal gaande te houden. Een influencer betrappen op racistische uitspraken in het verleden kan zo verworden tot 'met schadefreude beladen drama dat de bredere implicaties voor mensen van kleur in de schoonheidsindustrie op een zijspoor zet' (p. 8). Ruzie is gunstig voor allerlei partijen, maar niet voor de goede zaak.

Lawson waagt zich aan aanbevelingen. Ze stelt dat aanklagers van racisme en andere vormen van onderdrukking vooral de aandacht moeten vestigen op de systemen die uitsluiting voortbrengen en in standhouden. Dat zou, wat mij betreft, ook een analyse inhouden van precies die websites die gedijen op protest, activisme, ruzie, drama en kritiek. De cover van LINDA. was immers ook uitermate uitgekiend: het zal me niets verbazen als De Mol de ophef over haar buikspieren had voorzien. Ze heeft er in ieder geval veel bladen mee verkocht.

De Eerste Golf (zo 1850-1920) was de periode waarin vrouwen streden voor gelijke rechten zoals toegang tot het hoger onderwijs en kiesrecht. De Tweede Golf liep van eind jaren 60 tot eind jaren 80, in deze periode stond vooral bewustwording centraal. Volgens sommige feministen was er ook een Derde Golf in de jaren 90, waarin er meer aandacht gevraagd werd voor intersectionele en postkoloniale ongelijkheid. De Vierde Feministische Golf zou zich dan nu voltrekken, in het sociale mediatijdperk.