Waarom spelen ze? Wat drijft ze? Is het geld? Roem? Iets anders? Voor de gezelligheid doen de stervoetballers van het EK het in ieder geval niet. Wat overblijft, is een dirty little secret: álles in het leven draait om winnen.


Wie ooit de jeugd bij een plaatselijke sportclub heeft gecoacht, weet dat je een ding nooit tegen de jongens en meisjes mag zeggen, en dat is: wat je ook op het veld doet, zorg ervoor dat je als winnaar ervan af stapt. Neem vervolgens Frank de Boer, bondscoach van Oranje. Ik denk dat zo'n praatje vooraf in de kleedkamer heel goed mogelijk is, sterker, het zou mij verbazen als hij iets in die trant niet tegen Georginio Wijnaldum en de rest van de ploeg zou zeggen.

Jarenlang was ik coach van een rugbyteam in mijn woonplaats Alkmaar. Met groot succes: de jongens en een paar meisjes zijn in hun laatste junior-jaren twee keer achtereenvolgens landskampioen geworden. Dat gebeurde in een wat lagere klasse, maar goed. Het mocht de pret niet drukken, zeg je dan. Alleen, dat doet het wel, en dat is precies het punt: winnen in de hoogste categorie, daar gaat het om.

Willen winnen leert je dat je door hard werken véél kunt bereiken. Geloof in jezelf, in wie je bent en in wat in je allemaal kan. Zeg gerust, the sky is the limit.

Maar dat zeggen we niet tegen jonge amateursporters. We zeggen: doe je best en geniet vooral van de wedstrijd. Zoiets zou De Boer dus nooit zeggen. De vraag luidt vervolgens: kan Oranje leren van de mentaliteit van amateursporters, of juist andersom?

Wat drijft de topsporter? In een mooi stuk in De Groene Amsterdammer schrijft Simon Kuper: 'De basisillusie van de topsport is dat de wedstrijd belangrijker is dan leven en dood. Een overwinning in de knock-outfase van een groot toernooi zorgt voor een kick die in het gewone leven niet bestaat. Hetzelfde geldt, pervers genoeg, voor verliezen. Je zit met al je ploeggenoten in de kleedkamer, je bent te moe om een fles water aan je mond te zetten, mentaal gebroken, en die gedeelde intense emotie zul je na je voetbalcarrière nooit meer meemaken.'

Dat laatste lijkt mij problematisch. De emotie van verliezen is intens, zeker, maar ze is vooral intens negatief. Het is niet iets wat je in je leven wil. Kijk maar naar de verliezers van een WK-finale. Toen de rugbyers van Engeland op het WK in Japan van twee jaar geleden verloren van Zuid-Afrika, rukten ze een voor een de zilveren medaille nog tijdens de ceremonie van hun nek — live op televisie ten overstaan van een miljoenenpubliek. De volgende dag was de rapen gaar. 'Slechte verliezers!' kopten de kranten.

Een 'kick die in het gewone leven niet bestaat'. Dat is het winnen. En het punt is: ook wij 'gewone stervelingen' zoeken in ons eigen bestaan naar juist die kick, en zeker niet de 'kick van het verliezen'. Iedere dag opnieuw willen we winnen.

Denzel Dumfries viert de 3-2 tegen Oekraïne

Het gekke is, dat ontdekte ik als trainer van jonge mensen, dat het idee dat je kampioen kunt worden, niet automatisch in het hoofd van iedereen zit. Sterker, de meeste jongens en meisjes voor wie ik stond, stelden het helemaal niet op prijs te moeten 'gaan voor de winst'.

Dit doet mij denken aan een film die ik onlangs per toeval zag: Crawl (2019) van Alexandre Aja. Korte beschrijving: een vader en zijn dochter vechten in hun woonplaats in Florida tegen een leger krokodillen die loslopen nadat een orkaan en ernstige overstromingen het stadje hebben getroffen.

Maar er is véél meer aan deze fantastische film. Die begint met scènes waarin de dochter, Haley, een mooie jonge vrouw van een jaar of twintig, deelneemt aan een zwemwedstrijd. Terwijl we zien hoe ze zich inspant en uiteindelijk wint, vertelt haar voice-over over haar vader Dave die aan lager wal is geraakt nadat hij scheidde van haar moeder. Ook zijn er flashbacks waarin Haley als jong meisje eveneens deelneemt aan zwemwedstrijden, met haar vader die haar als coach vanaf de kant aanmoedigt. En we leren dat hij een specifieke manier van aanmoedigen gebruikt, zoals blijkt wanneer Haley, een jaar of tien, een wedstrijd verliest.

Dave: 'Laat ze niet zien dat je huilt, Haley. De volgende keer pak je ze wel, oké? Want wat ben je ook alweer? Wat bén je?'
Haley: 'Het toproofdier.'
Dave: 'Yes, dat ben je. Apex predator. All day!'

Het verhaal beweegt dan snel verder in het heden: terwijl de storm in hevigheid toeneemt, is Haley bezorgd over haar vader. Die heeft al een tijd lang niets van zich laten horen. Ze stapt in haar auto en rijdt naar zijn huis. Onderweg treft ze wegafzettingen aan: verdergaan mag niet van de politie, omdat de storm te zwaar is en overstromingen zullen plaatsvinden.

Haley negeert de waarschuwing en scheurt verder, tot bij het huis. Dat treft ze verlaten aan. Na wat geluiden te hebben gehoord, treft ze hem aan in de kruipruimte. Bewusteloos en met een diepe, open wond aan zijn schouder. In paniek probeert Haley hem naar boven te slepen. Maar dan: de eerste aanval van de enorme krokodil die zich ook in de kruipruimte bevindt.

De enige manier hoe Haley en haar vader dit gaan overleven, is als Haley vanuit de kruipruimte kan ontsnappen en naar de overkant kan zwemmen. Daar staat een bootje met buitenboordmotor. Alleen, Haley gelooft niet dat ze snel genoeg kan zwemmen om dat bootje te bereiken. Haar vader wel. Net zoals vroeger, toen hij haar coach was, moedigt hij haar aan.

Haley duikt het water in. Terwijl de krokodillen achter haar aanzitten, zwemt ze als speer naar de overkant, klimt het bootje in, start de motor en vaart snel terug om haar vader te redden. De camera registreert haar euforische gezichtsuitdrukking terwijl ze schreeuwt: 'Apex predator! All day!'

Toproofdier. Predator aan de top van de voedselpiramide. Is dat dan wat wij zijn? Ligt hierin onze ware drijfveer, ook die van de voetballers van Oranje die gáán voor glorie in het EK voetbal?

Zoveel verhalen — zelden heb ik ze mooier meegemaakt dan Crawl — leren ons dat winnen alles is. Hier kun je natuurlijk veel tegenover stellen. Dat niet iedereen kan winnen, dat meedoen dientengevolge belangrijker is dan de eerste plaats halen. Ja, ook dit klopt. Iedereen verdient immers een eerlijke kans op een gelukkig leven, ook al ben je geen geboren kampioen.

Maar toch: de les dat je kost wat kost het onderste uit de kan haalt, je een ongeluk leert voor dat eindexamen, dat werkstuk, of je doel bereikt in je werk — die is niet te versmaden. Zo'n instelling leert je in werkelijkheid, meer dan het blinde 'winnen, winnen, winnen', dat je door hard werken véél kunt bereiken. Maar de werkelijke les: geloof in jezelf, in wie je bent en in wat in je allemaal kan. Zeg gerust, the sky is the limit. Dat lijkt mij nou de grootste kick voor de topsporter. En voor de gewone mens.